Page 5 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 5
invloed op het karakter en de ontwikkeling van het volk was. Zoo
gaf keizer C h u n g (2300 v. Chr.) aan zijn dienaar Q u e i, die een beroemd
musicus was, de volgende opdracht : „Leer de kinderen der grooten,
opdat zij door uw zorgen rechtvaardig, mild en verstandig worden en,
sterk zonder hardheid, zonder hoogmoed en aanmatiging, hun stand
ophouden. Deze leer moet gij in gedichten uitdrukken, opdat men ze
naar passende melodieën kan zingen en met het spel der instrumenten
begeleiden. De muziek moet den zin der woorden volgen ; laat haar
eenvoudig en natuurlijk zijn ; want een ijdele, leege en weekelijke muziek
is verwerpelijk. Muziek is de uitdrukking van het gevoel. Is nu de ziel
van den componist deugdzaam, dan zal ook zijn muziek vol uitdrukking
zijn en de zielen der menschen met de geesten des hemels in verbin -
ding brengen. ”
Van den hiergenoemden Quei wordt nog verteld, dat toen Confucius
eens een muziekstuk van hem hoorde (dus ongeveer 1800 jaar nadat
het gecomponeerd werd!), hij daardoor zóó getroffen was, dat hij drie
maanden lang aan niets anders kon denken.
De Chineezen hebben de vaste overtuiging, dat hun muziek de vol -
maaktste der wereld is, en vinden de Europeesche muziek barbaarsch
en afschuwelijk.
Een proeve van Chineesche muziek heeft ons de Engelsche reiziger
John Barrow gegeven. Het is een melodie, geheelinden ouden toonaard
(zonder de tonen B en E) geschreven. K a r l M a r i a v o n W e b e r
heeft haar aangewend in de ouverture voor zijn, op een Chineesch
onderwerp gecomponeerde, opera Tuvandot :
e te
3
Barrow heeft ook een Chineesch roeierslied opgeschreven, waarin
stuurman en matrozen elkaar afwisselen :