Een zandvlakte aan de rand van het bos. Het einde van de dag. Meneer voelt zich erg teleurgesteld. Zo overtuigd als hij was dat hij een nieuw hunnebed zou gaan vinden! Hij gaat zitten op een heuveltje waar hij uitzicht heeft over het uitgestrekte zand met hier en daar een eenzame boom. En in de lucht, geluidloos, een rondcirkelende buizerd op zoek naar een prooi. Het is nu precies de plek die zijn gevoel weergeeft. De avondschemering is druk bezig alles donker te kleuren; de sterren zijn reeds begonnen te schitteren, een halfrond maantje is zichtbaar boven de bomen van het bos aan de overkant.
Hij kent zijn tegenslagen, heeft ze geincasseerd maar wist altijd zijn waardigheid te bewaren. Nooit een onvertogen woord tegen niemand, nooit een wraakneming op het leed hem aangedaan, nooit echt hatelijk. Hoe gemeen hij ook op zijn neus ging, zijn hoofd stootte, de deuren gesloten vond, nooit hield hij op met het vertrouwen op betere tijden. Altijd bereid om te vergeven, vergeten en opnieuw met een schone lei te beginnen. Maar ook hij heeft een grens. Daar overheen en het is tijd voor een eenzame overpeinsing ergens stil en in afgezondering van de anderen. Ergens open en wijds. Voor een gesprekje met jezelf, voor een antwoord van binnen.
“Wees niet bevreesd”, meent hij te horen. “”U hoeft niet te praten. Wij kunnen gedachten lezen.” Onnodig zo te beginnen, want het enige wat bij Meneer Slim nu nog over zijn lippen kan krijgen is het zuchten, kreunen en snotteren van iemand die hevig verdrietig is.
“Beantwoordt de volgende vraag: Wie heeft u gemaakt?” Hij wil daar nu eigenlijk niet aan denken maar ongewild komt toch zijn moeder in beeld. Hoog op een wolkje met een stralenkrans omgeven kijkt ze op hem neer en schijnt te zeggen: “Maak je maar niet druk, ik hou nog net zoveel van je. Een volgende beter, zullen we maar zeggen”. Maar het is niet genoeg! Als het zijn tijd is voor het tingelinge aan de hemelpoort, dan moet het gaan van he, kijk daar!, het is de grote Meneer Slim! Met de hele bevolking van het hiernamaals uitgelopen om hem juichend te verwelkomen. Dat lijkt nu verder dan ooit. Nee, niet de hemelpoort – die mag wat hem betreft hier en nu, ter plekke, voor hem opdoemen. Doe maar gauw open, laat me binnen en ik zing mijn Huifkar-lied wel uit met harpbegeleiding. Basta! Nee, niet de hemelpoort is toekomstmuziek.
Wel het welkom daar. Het zou hem zelfs verbazen als de cherubijn aan de poort van zijn komst op de hoogte zou zijn. En wie bent u dan wel? Meneer Slim? Nooit van gehoord…
Inmiddels heeft de avondschemering afgedaan en de nacht heerst. De hemel is nu een zwart gewelf met ontelbaar veel lichtpuntjes. En zoals dat dan altijd gaat: het Heelal fascineert en neemt je in haar ban. Is ze uitdijend of inkrimpend, eindig of voor eeuwig? Niet dat de altijd goocheme Meneer Slim daar nu al zijn gedachten over wil laten gaan. Hij heeft andere, meer aardse zaken aan zijn hoofd. Maar het speelt wel. De manipulatie van zijn overpeinzingen, vanuit het ruimteschip gedaan – vraag niet hoe! accepteer het ongelovelijke! – werkt volgens plan. De data die de buitenaardse wezens willen verzamelen stroomt binnen. Nog even en ze kunnen weer naar huis.
Wie is de mens Meneer Slim? Een zwaarmoedig voorovergebogen, zonderlinge nietsnut aan de rand van een donker bos. Een zwerver met een verlopen anjer in het borstzakje die zich laat beetnemen door de eerste de beste die hem “zijn kameraad” noemt. Een geheime kaart, eeuwen oud? Onontdekte hunnebedden? Larie! Hoe heeft hij ooit daarin kunnen geloven!
Wat is het leven? Waar is de zin? Waarheen, waarvoor, waarom? Hoezo? Vragen, onoplosbare vragen. Wie zich daarover gaat buigen met de bedoeling om voor eens en altijd de juiste antwoorden te vinden zal verdwalen in een labyrint. Het is als het probleem van de kip en het ei en welke van de twee er nu het eerst was. Het lijkt een spannend raadsel…
De buitenaardse wezens vinden het nu welletjes. “Geef die man zijn snoepje en zet koers naar huis”, gromt de overste telepathisch naar de hele bemanning. “Onze missie lijkt te zijn volbracht; het is tijd om te gaan. Dat zit maar te weeklagen en stompzinnig te filosoferen met zijn dikke reet bovenop zijn eigen geluk”. Nog eenmaal doen ze een poging de gedachten van Meneer Slim te beïnvloeden. Dit keer niet om nog meer data te vergaren voor hun missie maar om hem iets te vertellen. Zonder het te weten is hij bovenop een door een dikke laag zand bedekt hunnebed gaan zitten. Slechts een paar steken in de grond met de schep zijn nodig om het te vinden. Dat is zijn “snoepje”, dat willen de wezens hem laten weten.
…een spanned raadsel dat je wel even zult gaan oplossen. Als tijdverdrijf op een grijze zondagmiddag. En voor je het weet ben je een oude man en zit je uitgezakt naar de bloemetjes op het behang te staren. Nog steeds op zoek. Nog steeds niets wijser. Nog steeds aan het piekeren. Is dat niet tragisch? Maar wat zit ik hier te weeklagen en stompzinnig te filosoferen met mijn dikke reet bovenop…
In de nachtelijke hemel klinkt daar opeens het gestrijk van een harp instrument. Een ster valt, de maan lacht en heel in de verte schiet, weg van de aarde, een ruimteschip door de atmosfeer. Meneer Slim staat op en begint te dansen.
En zo komt alles toch nog goed.