4. TIJD VOOR ACTIE!


Het bivak. Een slaapzak. Naast twee andere slaapzakken maar die mag je vergeten. Een heel speciale slaapzak dus: die van Vlammetje. In het donker van de nacht, met slechts het zwakke schijnsel van de olielantarentjes om toch nog iets te kunnen zien, valt niet de kleur of het bloemetjes motief ervan te onderscheiden. Maar ook dat mag je terzijde schuiven als niet belangrijk.

Wel vermeldingswaardig is dat er beweging in de zak zit. Een heel onrustig soort van bewegen. Eerst een draai naar rechts, vervolgens toch maar weer terug naar links en daarna met het voeteneind omhoog. En dan: ineenkrimping. De inhoud van de slaapzak kromt zijn rug, trekt zijn benen op, woelt en kronkelt en vindt maar geen tevredenheid met de lighouding. Dichtgeritsd tot aan het neusgat lijkt het een reusachtige rups met buikpijn. Naast twee andere larven die niets…

Maar – zoals afgesproken – hun rol in dit hoofdstuk is figuratief. Laten we ons concentreren op de voornaamste persoon bij deze wel heel vreemde gebeurtenis. Het is nu tijd voor ACTIE!

Een straal van blauw licht schiet naar beneden. Het vindt Vlammetje die van de grond afkomt, steeds hoger stijgt, tot boven de bomen, en daarna met slaapzak en al, uit het zicht verdwijnt. Op weg, zou je menen, naar oneindige verten, ver buiten de atmosfeer, voorbij de ring van satellieten en verder, steeds verder, alsmaaar hoger. Op weg naar de Maan wellicht? Toch, hoewel op grote afstand van de aarde, zijn bestemming is toch iets dichter bij huis: het ruimteschip van de buitenaardse wezens. Vraag niet hoe het hun lukt met deze manier van vissen de mensen te vangen; het is een natuur-wetenschappelijk verschijnsel die men bij ons nog niet tot een formule heeft kunnen maken en in praktijk kon brengen. Het wachten is op een volgende Albert Einstein. Tot die tijd, maak je hierom maar niet druk en accepteer het ongeloofwaardige.

Vlammetje merkt niet echt veel van zijn hemelvaart. Ergens diep in zijn tenen onderin, waar zoals Meneer Slim altijd zegt de vage gewaarwordingen zich ophouden, daar is dan wel heel zwak het gevoel van hey! ik zweef!, maar dat was wel vaker met hem het geval. En daarbij, hoewel dat bij hem altijd moeilijk valt te zeggen, hij slaapt nog steeds. Droom of werkelijkheid, het doet er niet zoveel toe. Beide zijn een ervaring. De ene snel vergeten bij het wakker worden, de ander soms jarenlang om op terug te kijken. Meestal. Gewoonlijk. Bij anderen. Bij Vlammetje is ook de werkelijkheid vaak gedroomd. En de droom levensecht.

Een volgend ogenblik is zijn gewaarwording die van hem in een volledig witte kamer. Hij ligt nog steeds in zijn slaapzak op zijn rug omringd door zeker wel zes groene en heel eigenaardige wezentjes. Griebels misschien? Nee, dan toch eerder kwinzels. Ze zijn niet eng, maar Vlammetje vind dat ze wel wat vrolijker mogen kijken. Zal hij hen die mop vertellen van Adam en Eva?

God zit – met en rib genomen uit het lichaam van Adam – de eerste vrouw, Eva, te boetseren. Zegt Adam, de eerste man: “Ik moet zeggen, God, ze wordt heel mooi, maar denk je dat ze ook kan koken? Ik heb al dagenlang niets gegeten en ik rammel.” “Ach, ze zal het snel leren”, stelt God hem gerust, “ga maar gauw verder met de dieren namen geven!”

Even later is Adam weer terug. “Schitterend, God, heel bijzonder, maar zal ze ook kunnen naaien? Ik loop al enige tijd naakt door het Paradijs en heb het koud. “Maak je maar niet druk, beste Adam”, antwoord God, “ga het onkruid maar wieden.”

Niet lang daarna staat Adam alweer bij God achter zijn rug mee te kijken. “Wat een schatje, God, vanaf nu wordt ik heel gelukkig. En toen blies God de vrouw levend. “Asjeblieft, klaar!”. Adam, een paar dagen later: “God, waarom heb je haar zo mooi gemaakt? Ik kan niet meer slapen van verlangen.” God antwoord dat hij dat gedaan heeft zodat Adam erg veel van haar zou gaan houden. Adam: “Kun je dat haar dan ook even uitleggen? Ze denkt steeds als ik haar aan wil raken dat ik mijn rib terug wil.”

Dat zal hun pruilmondje doen openbreken in een gulle lach! Zoniet, dan zal ik ze gaan moeten kietelen.

“Waarom is het Heelal zo groot, vraag je? Dat is niet echt iets om te vragen bij een eerste kennismaking, vind je zelf ook niet? Maar wacht, je bedoelt het natuurlijk als een raadsel. Ik zou het niet weten: omdat er de Ruimte is misschien? Mis? Omdat, als het heelal klein zou zijn, er geen plaats meer zou zijn voor, laten we zeggen, de grote Beer? Mis, helemaal fout? Ik geef het op. Zeg me waarom!!

Geen lach verschijnt als de buitenaardse wezen telepatisch de antwoorden op hun drie Hamvragen stellen. Vlammetje probeert nog enkele malen het ijs te breken, met gekkenbekken trekken, met het truukje van zijn oren laten bewegen, met alle fratsen die hij zich maar kan bedenken. En tenslotte dan nog, als laatste poging om de lachspieren te laten werken, de anekdote van de kip-en-het-ei: “Er was eens een kip en die legde een ei. En het ei zei: jij bent niets zonder mij! de kip sprak da’s waar, maar als ik je niet leg, komt er ook van jou ‘gaar niets meer terech. En zo is ‘ gekomen – en je kan er om bomen: het kip of het ei, ‘t is eten voor mij…”

Al zijn gedachten, reacties, impulsen en gevoelens worden automatisch opgeslagen en zullen pas later door de Commissie van Groene Wijze Mannen beoordeeld worden. “Hamvragen beantwoord!”, is de algemene conclusie per gedachtenoverbrenging in het team van onze buitenaardse onderzoekers. Vlammetje is nu weer klaar om teruggezet te worden op de aarde. Eerst nog wissen de wezens zijn herinneringen – misschien overbodig omdat onze nooit helemaal wakkere dagdromer nooit echt iets lang zal onthouden – en dan is het tijd voor zijn terugkeer.

Weer is daar de straal van blauw licht. Het schijnt recht op het bivak waar nog steeds de twee andere slaapzakken in diepe rust verkeren. En zie, daar komt ook Vlammetje aangezweefd! Als een boeddhistische monnik die het eindelijk gelukt is de zwaartekracht te overwinnen, daalt hij naar beneden. Niet met de benen gekruist zoals ze dat doen bij het mediteren maar toch… bijna net zo. Net zo langzaam en gecontroleerd. Nog enkele seconden hangt hij in de lichtbundel precies boven de plek waar de groene wezens hem even daarvoor opgepikt hebben. Wezens die volgens Vlammetje de kwinzels moeten zijn waarvan Meneer Slim vertelde. Dan floept resoluut het licht uit en – boem! – hij is geland.

Liggend op het zachte mos, met zijn slaapzak warmpjes dichtgeritst, lijkt hij eindelijk de rust te vinden om naar dromenland af te reizen. Nog eenmaal gaat het voeteinde negentig graden omhoog. Er ontsnapt hem een diepe zucht als van een leeglopend luchtbed. Dan laat de inhoud, zwaar vermoeid, zijn benen weer neerploffen. Wat een avontuur!

Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *