Aurora lacht en er vallen goudstukken uit haar mond als ze roept: “Opstaan! Opstaan! Het is de nieuwe dag!”. Jawel, de morgenstond geeft goud aan de grond. Iedereen weet dat het ‘s morgens vroeg vlot werken is en het duurt dan ook niet lang totdat de huifkar weer kan vertrekken.
Meneer Slim grijpt de teugels, laat ze kletsen en daar gaan ze, op weg naar een volgende halteplaats. Tijdens het opruimen van het bivak had hij al de anderen meegedeeld dat ze het hunnebed zouden gaan bekijken. Niet de “Kniphorst” want wat was deze meer dan gewoon een toeristische trekpleister? Met natuurlijk enkele picnictafels in de nabijheid voor het gezinnetje om te lunchen. Nee, daarvoor waren ze niet op vakantie. De hunnebed die Meneer Slim wilde gaan zien, moest eerst nog gevonden worden.
“Ik heb een geheime kaart op de kop getikt”, informeert hij Bolle en Vlammetje die nieuwsgierig toekijken hoe hij met een hand een opgevouwen stuk papier uit zijn jaszak haalt. “Al eeuwen oud! Nog door niemand ontcijfert! Hij geeft aan waar hier vlakbij een nog steeds niet ontdekt hunnebed ligt. En wij gaan ‘m vinden!”. Bolle en Vlammetje kijken elkaar lachend aan en schudden elkaars handen; ze willen dat ook met Meneer Slim doen maar die is daartoe nu even niet in staat. Hij moet immers het paard mennen. “Ja, ja, ik begrijp dat jullie uitgelaten zijn en me willen feliciteren van vreugde. Maar eerst gaan we nog verder met ons lied. En het moet nog harder als gisteren!”.
Weer beginnen ergens ver weg koeien te loeien, schapen te blaten en honden te blaffen als onze drie bokrijders uit volle borst het Huifkar-lied inzetten. Speciaal door Meneer Slim voor deze gelegenheid gecomponeerd. Zelfs het paard kijkt zo en nu en dan briesend achterom; veel vakantiegangers heeft het reeds voortgetrokken over de zanderigge weggetjes maar deze zijn wel heel eigenaardig. Of is het om iets anders? Misschien. Achter de kar, hoog boven de bomen, uit het zicht van hen op de bok hangt een vliegende schotel in de lucht. Het is groot, heel groot en legt een donkere schaduw over bijna het hele bos. Niemand kan bevroeden wat het precies van plan is. Maar duidelijk is dat de ontmoeting met de huifkar en het jolige stel niet toevallig is. Ze worden gevolgd!
Vlammetje’s aandacht wordt getrokken door een afgebroken boomtak langs het pad. Het heeft iets weg van een honkbalknuppel. En die kan misschien van pas komen, mocht Bolle het weer eens op hem gemunt hebben. Het is daarom dat bij het passeren zijn blik zijdelings naar achteren gaat. Het kan niet missen: hij ziet het ruimteschip. “Ik zie ik zie wat jij niet ziet”, roept hij uit “en het is…groen!”
“Is goed, Vlam, maar wel een andere keer”, antwoord Meneer Slim, “Eerst ons hunnebed. Niet bijster origineel, vind je ook niet? Alles hier in het bos is groen.”
Vlammetje kijkt nog een keer en herinnert zich vaag zijn avontuur die nacht. “Ik zie ik zie wat jij… is wit”, probeert hij opnieuw.
“Dat is al iets beter bedacht. Maar eerst onze ontdekking. En als je nu niet stopt dan…”
“Mag ik? Mag ik?”, vraagt Bolle handenwrijvend.
Daarna is de schotel weer verdwenen. Opgelost zou je denken, maar aannemelijker is natuurlijk weggeschoten. Met bovenaardse snelheid. Vlammetje kijkt nog eenmaal achterom en omhoog maar ziet enkeld de toppen van de bomen en de blauwe onbewolkte lucht. Het uitwissen van zijn herinnering is toch niet zo grondig gebeurt want heel vaag kan hij zich weer wat voor de geest halen. De kwinzels zijn hier! Dat moet hij met Johannus Slim bespreken!
“Het waren alleen maar de kwinzels.”
“Je hebt vannacht goed geluisterd, Vlam. Maar helaas, ik moet je teleurstellen. Kwinzels, griebels, ze bestaan niet. Zoek de encyclopedieen er maar op na. Ik was alleen maar bezig jullie op stang te jagen. Mocht je ze ooit weer zien, zeg ze dan maar: jullie bestaan niet”.
Dat was wel heel slim geformuleerd. Vond hij zelf. Zo genees je de waandenker: door hem nee te laten zeggen tegen de onwerkelijkheid. Maar genoeg hiervan. Er ligt een onontdekt hunnebed te wachten op een naamplaatje met eervolle vermelding: blootgelegd door Johannus Maria Slim. Zeker goed voor drie picnictafels en een patatkraam in het hoogseizoen!
Meneer Slim kent de geheime kaart al grotendeels uit het hoofd. Het is in oud-nederlands geschreven maar de moderne vertaling ervan was niet zo moeilijk te maken.
Eerste Opdracht: “Volg het pad met een huifkar vanaf Paal 33 tot aan de kromgroeiende grote berk. Ga 33 stappen naar rechts en doe drie keer een kniebuiging bij de kolonie monnikskoppen. Wacht tot de uil roept en loop dan drie minuten naar het noordoosten.”
Enzovoort. Drie opdrachten in totaal. De ene nog raadselachtiger als de ander. Maar daarover later meer.