Page 36 - Moonpub Magazine Nbr. 1
P. 36

De componist had namelijk de gewoonte, om de muzikale gedachten welke hem

                                 invielen in zijn schetsboeken meestal dadelijk vast te leggen, doch dit hield niet

                                 in, dat hij van deze gedachten ook onmiddellijk gebruik maakte. Soms gingen er

                                 wel jaren voorbij, aleer hij zulk een inval in een compositie te pas bracht en nader


                                 uitwerkte, en het gebeurde ook herhaaldelijk, dat hij in een bepaalde periode met

                                 meerdere werken tegelijk bezig was, welke dan later onder van elkander betrek-

                                 kelijk ververwijderde opus-nummers werden uitgegeven.




                                 De  datum  van  de  eerste  uitvoering,  het  opus-nummer  of  het  jaar  waarin  een

                                 compositie gedrukt werd, geven dus weinig uitsluitsel omtrent de vraag, wannéér

                                 en  onder  welke  omstandigheden  het  werk  uit  de  geest  van  de  componist  is

                                 voortgekomen. Men heeft maar al te vaak verzuimd met deze werkwijze rekening

                                 te houden, wanneer men een schijnbaar voor de hand liggend verband wilde


                                 aantonen tussen de levensomstandigheden waarin Beethoven in een bepaalde

                                 levensperiode verkeerde en de gemoedsgesteldheid welke spreekt uit een werk,

                                 dat in die zelfde tijd ontstaan heette te zijn. De eigenlijke scheppingsarbeid is een

                                 geheimzinnig, ondoorgrondelijk proces, dat zich voltrekt in het verborgene van

                                 de  geest.  Het  is  voor  een  buitenstaander,  vooral  wanneer  deze  zelf  niet  over

                                 scheppend vermogen beschikt, onmogelijk daarin door te dringen, en degeen die

                                 het onderste uit de kan wil hebben, loopt hier meer dan ooit gevaar, het lid op den

                                 heus te krijgen!





                                 Toen  Beethoven  zijn  Eerste  Symfonie  componeerde  (het  Eerste  en  Tweede

                                 Pianoconcert dateren uit ongeveer dezelfde tijd) had hij als orkestcomponist nog

                                 betrekkelijk weinig ervaring, en toch toonde hij zich in dit werk reeds een volleerd

                                 instrumentator. Het spreekt vanzelf, dat hieraan verscheidene voorstudies zijn

                                 voorafgegaan. De z.g. “Jenaer” Symfonie in C, welke in 1900 ontdekt werd, wordt

                                 dikwijls  als  zulk  een  studie-symfonie  beschouwd,  doch  het  auteurschap  van

                                 Beethoven staat in betrekking tot dit werkje nog geenszins vast. Wel zijn er enige

                                 brokstukken van solo-concerten (o.a. van een pianoconcert in D en een vioolconcert

                                 in C) bewaard gebleven, waaruit blijkt, dat Beethoven reeds omstreeks 1790 zijn


                                 krachten op het gebied der orkestcompositie beproefde.




                                 Merkwaardig is de opzet van het onvoltooid gebleven vioolconcert in C, vooral

                                 omdat het beginmotief van het hoofdthema:
   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41