Page 23 - Moonpub Magazine Nbr. 1
P. 23

De kapper en de dictator karakters zijn natuurlijk karikaturen ten voeten uit, hun identiteitsverwarring

                  komt pas laat in de film aan bod. De dubbelrol in deze film geeft geen “comedy of errors” zoals in

                  bijvoorbeeld The Idle Crash (1921) waar de Charlie de Tramp op komt dagen bij een gecostumeerd bal


                  en per vergissing wordt aangezien als de man van de rijke Edna, haar werkelijk man onderwijl zit

                  gevangen in een harnas met het vizier naar beneden. Evenmin is het een komedie van vergissingen

                  tussen twee sociale groepen van een samenleving zoals dat te zien is in A Night At The Show (1915)

                  waarin Chaplin een show verstoort als de man in avondjurk in het orkest en als de werknemer op het

                  balkon. Je zou haast kunnen zeggen dat de dictator Hynkel en de joodse barbier meer naast elkaar

                  staan dan tegenover elkaar.




                  Chaplin sprak geen Duits spreken maar hij had een scherp oor en zo kon hij Hitler imiteren door

                  geluid. Bij de de toespraak herhaalt hij bepaalde woorden misschien te veel - wiener schnitzel is leuk


                  1 keer maar niet vele malen - en de manier waarop Hynkel het geblaf verandert in een hoest is goed

                  voor een bioscoppzaal vol lachende mensen.  Het zijn echter niet de taalkundige grappen zelf of de

                  geluidsimitaties die Hynkel belachelijk moeten maken; ook zijn controle over de massa die hij kan laten

                  applaudiseren en weer stil zijn alsof het een applausmachine is wordt niet echt bespot. Waar Chaplin

                  bovenal  de  draak  mee  steekt  is  het  opgeblazen  ego  en  het  gestoorde  effect  van  zijn  gebral  en  de

                  politieke visies van een fascistisch systeem.




                  Er zijn momenten in de film dat Chaplin zich laat gaan, bijvoorbeeld het snuiven van een varken als de

                  joodse kwestie ter sprake komt - het kan je meer aan trekken dan de satire op Hitler. Ook het feit dat


                  de “silent” filmster nu zo luid schreeuwend laat horen in een “sprekende’ film toont aan dat Chaplin

                  nieuwe wegen voor zijn nu sprekende films zocht en zijn kunst, de slapstick, moderner wilde maken.




                  Deze ommezwaai in Chaplin’s stijl wijst op de moeilijkheid die hij errvaarde bij het loslaten van het

                  karakter van de bij ons zo geliefde zwerver.  "Toen Chaplin begon te praten op het scherm, gebruikte

                  hij een gekunstelde taal en hoogdravende woorden en zinnen die hem enigszins deden overkomen als

                  een onvriendelijke persoon. Als het hem was gelukt om de straattaal te vinden die zou passen bij het

                  karakter van zijn zwerver met de wandelstok dan had hij misschien een andere richting ingeslagen.

                  Maar zoals hij was, hij had nogal een voorkeur voor elegante en antieke retoriek, wat onmogelijk leek


                  te  rijmen  met  zijn  Tramp-karakter.  Maar  het  is  heel  goed  mogelijk  dat  het  juist  de  stilte  was  die

                  Chaplin’s zwerver zo geliefd bij het publiek maakte.




                         Met een stem ook al zou die de juiste “tong”

                         hebben gehad van het karakter, met de

                         taaluitingen, het spraakvermogen en het

                         woordgebruik heel precies aangegeven,

                         dan nog had dat misschien niet gewerkt.
   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28