Page 11 - Moonpub Magazine Nbr. 1
P. 11
Waarom wordt iemand muzikant? Welke invloed
heeft de muziek op de persoonlijkheid? Heeft de
muzikant bepaalde eigenschappen die
iemand anders niet heeft?
Indrukwekkende vragen, en – laten we hopen – met nog veel interessanter
antwoorden. Ik heb me voor dit Denkwolkje door de Engelstalige tekst van
een psychologisch onderzoek geworsteld en wil je graag mijn bevindingen
meedelen. Sommige alinea’s zijn vertalingen, andere een commentaar of
verkorte samenvatting van hele pagina’s waarvoor niemand in deze tijd van
“information overload” nog te tijd wil en kan vrijmaken om te gaan lezen.
Denkwolkjes zijn, mits anders aangegeven, daarom vaak bewerkingen. Met
zo weinig over deze onderwerpen beschikbaar in de Nederlandse taal kan
ik in deze vrij vertaalde, omgevormde en toegevoegde teksten geen kwaad
zien…
Maar goed: wat heeft wetenschappelijk onderzoek aangaande bovenstaande
vragen zoal opgeleverd? Zet op die bril en lees verder.
Zelfs voor de meest begaafde geldt dat er, in de jonge jaren vaak, met veel doorzet-
tingsvermogen gewerkt is aan het leren bespelen van een muziekinstrument. Zonder
dat geen muzikant. Een onderzoek uit 1957 leert ons dat:
Een muzikant moet er rekening mee houden dat hij/zij (1) niet als vanzelf de
meewerking van de omgeving zal krijgen (2) dat hij daarnaast andere beroepsvaar-
digheden moet ontwikkelen (3) dat hij voor het merendeel van zijn activiteiten als
musicus op zichzelf is aangewezen…
Interesse voor de muziek voor is in de meeste gevallen iets wat men in de kinderjaren
ontwikkeld. Het huis dat muziek even belangrijk acht als het afmaken van het
huiswerk en waar de ouders zingend de afwas doen, stofzuigen en croonend de
allerjongste naar bed brengen, zal meer de kweekvijver zijn van een groot talent dan
één waar een stel nukkige ouders een dictatuur laten gelden van bijvoorbeeld “zach-
ter die herrie!”, of “kan dat gejammer/gejengel/geplonk/geschetter/gejank nou ‘s
over zijn?!”
Ieder kind heeft de behoefte om origineel en creatief te zijn maar er zijn relatief maar
weinig mensen die daar ook hun leven aan willen wijden. In 1990 was de conclusie
dat deze drijfveer alles van doen had met status en reputatie, de persoonlijke expres-
sie, het inkomen en ook een zeker verlangen naar “onsterfelijkheid”.