Page 43 - Mozaiek6
P. 43

En door zijn muziek heeft hij hiervan getuigd; niets menselijks bleef haar vreemd, geen
        enkel strijdpunt bleef ongezegd, elke verheven gedachte vond een klinkend symbool.

        Mahlers werken passen niet in een regelrechte biografie, zoals bij Wagner en misschien
        bij Beethoven. Zijn geweldige innerlijke kracht uitte zich langs twee gescheiden banen:
        één centrum van energie stuwde hem afwisselend naar de beide polen van zijn aanleg,

        de  scheppende  en  de  herscheppende.  Toch  wilde  hij  als  groot  vertolker  altijd
        scheppend zijn en als groot componist zijn wereld vertolken. Nog verder gaat de deling;
        de  dubbele  baan  blijkt  viersporig:  in  de  creatieve  sfeer  wordt  de  aanvankelijk
        rijkvloeiende dichtader afgebonden om helemaal in het Rijk der Tonen te kunnen
        leven, in de uitvoeringspraktijk laten de handen die een succesrijke carrière als pianist
        verzekeren, de toetsen rusten om de dirigeerstaf op te nemen.

        De organiserende dirigent en de godzoekende componist raken los van elkaar, ook

        door de jaargetijden waarin zij afwisselend werkzaam zijn, de winter en de zomer.
        Verhalen over de een luiden anders dan anekdotes over de ander. Beiden echter leren
        overdreven  vijandschap  en  verguizing  naast  buitensporige  aanhankelijkheid  en
        verering kennen. Beiden hebben altijd öf vrienden öf vijanden om zich heen, nooit
        onverschilligen. Beiden en niets meer dan die twee vormen de méns Mahler, een
        gespleten mens dus en een tot het uiterste gespannen, zich nimmer verpozend mens.

        ’Anderen zorgen voor zichzelf en ruïneren het theater, ik zorg voor het theater en
        ruïneer  mijzelf,  heeft  de  dirigent  eens  gezegd  in  de  tijd  dat  de  opperste  Weense

        muziek-beambte hem waarschuwde: ’U loopt met het hoofd tegen de muur, Herr
        Di-rektor’ en Mahler antwoordde: ’Wel mogelijk Euer Excellenz, maar in de muur
        komt een gat, niét in mijn hoofd’.

        De componist kon in een brief aan de beroemde dirigent Mengelberg schrijven: ’lk
        heb pas mijn Achtste voltooid. Het is het grootste dat ik ooit heb geschreven. En zó
        apart van inhoud en vorm, dat er niet over te schrijven valt. Stelt u zich vóór dat het
        heelal begint te klinken en te schallen. Het zijn geen menselijke stemmen meer, maar
        cirkelende planeten en zonnen!’ En samenvattend heeft de mens vastgesteld: ’lk ben

        drievoudig vreemdeling onder de stervelingen; als Tsjech onder de Oostenrijkers, als
        Oostenrijker onder de Duitsers en als Jood in de ganse wereld’.

        Op zijn achtste jaar gaf Gustav pianolessen aan een nog kleinere dreumes. Op zijn
        vijftiende, na een gebrekkige muziekstudie op een hoogst wanordelijk bestuurd Praags
        internaat  werd  hij  leerling  van  Epstein,  Krenn  en  Fuchs  aan  het  Weense
        conservatorium van de Gesellschaft der Musikfreunde, waarvan hij na drie jaar, in
        1878, het diploma met onderscheidingen kreeg.


        Daarna student in de letteren, de geschiedenis en de wijsbegeerte en pianoles geven
        om te kunnen leven. Tegelijkertijd behorend tot de befaamde ’café-hofhouding’ van
        Anton Bruckner (1824-1896) bij wie hij colleges liep en met wie hij op roerende wijze
        omging als met een tweede vader (het avond maal bestond terwille van de zuinigheid
        wel eens alleen uit enkele glazen bier .. .).
   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48