Page 36 - MoonpubMagazine2
P. 36
Uit het lood geslagen door het besluit van zijn moeder te
trouwen met Claudius zo snel al na het overlijden van haar
man, wordt Hamlet gaandeweg steeds cynischer over
vrouwen in het algemeen; hij is geobsedeerd van het idee
dat de vrouwelijke seksualiteit verbonden is met een more-
le corruptie. Dit motief van misogynie of haat jegens vrou-
wen in het algemeen treedt sporadisch op in het gehele
toneelstuk maar het is een belangrijke factor in Hamlet’s
relaties met Ophelia en zijn moeder Gertrude. Hij adviseert
Ophelia om naar een nonnenklooster te gaan (nu ze nog
maagd is) in plaats van de tegenslagen van haar seksualiteit
te moeten ervaren en tegen Gertrude schreeuwt hij: "zwak-
heid, uw naam is vrouw!".
HAMLET EN HET HUMANISME - Om een aantal
redenen heeft Hamlet als geen ander kunstwerk een snaar
bij de moderne mens geraakt. Hamlet is een bij uitstek een
modern individu, van het hypergevoelige, introverte,
eenzame soort, dat zonder aanwijsbare oorzaak als
verlamd raakt door innerlijke verscheurdheid. Hij is
bijzonder intelligent, opmerkzaam en welbespraakt. Zoals
Freud heeft opgemerkt, brengt het stuk allerlei universele,
verdrongen en gespannen familieverhoudingen aan de
oppervlakte. Het stuk houdt zich uitgebreid bezig met het
probleem van de zin van het leven in een niet-religieuze
wereld.
Yorick's schedel - fysieke objecten worden zelden ge-
bruikt voor thematische ideeën in het toneelstuk maar
Hamlet zelf past goed in het beeld van de humanistische
een belangrijke uitzondering is Yorick's schedel die de
held. Hij is een gentleman, hoffelijk, een man van eer, als persoon Hamlet ontdekt in het kerkhof in de eerste scène
prins van Denemarken geliefd bij zijn volk. Hij is een man van Act V.
van de rede, en heeft aan een Duitse universiteit gestudeerd.
Hij is ook een realist en koestert geen illusies over hoe het Hamlet begint te praten tegen de schedel - het is de
schedel van de hofnar van Hamlet’s vader de voormalige
in de wereld er aan toegaat: één van zijn sterke punten is
koning met de naam Jester - en hij fixeert zijn gedachten
dat hij de motieven van de ander ogenblikkelijk doorziet.
op het sterven en de dood die voor iedereen ooit eens zal
Hij beweegt zich strijdlustig over het toneel, en omhult zich komen en de desintegratie van het lichaam daarna.
met het charisma van diepzinnigheid, een persoonlijkheid
van monumentale afmetingen die voor niets en niemand Hij schetst de schedel's mond en zegt: "Hier die lippen die
bang is. Alles draait om de vrije wil maar in Hamlets geval ik heb gekust" als teken van zijn fascinatie voor de fysieke
is dat echter een negatieve vrijheid. Het staat Hamlet vrij gevolgen van het sterven (V.I.174-175). Dit laatste is een
belangrijk motief in het hele toneelstuk; Hamlet plaatst
Claudius niet te doden; een briljante omkering van het
regelmatig opmerkingen over het menselijk lichaam maar
vrijheid’s idee: vrijheid is hier de vrijheid om niet te doen ook het verval ervan na de dood laat hem niet met rust:
wat je moet doen, vrijheid van moraliteit. Hamlet speelt in Polonius die wordt opgegeten door de wormen, ja zelfs
het toneelstuk de individu als held, de moderne koningen die worden opgegeten door wormen en dat de
individualist die zich niet laat dwingen door wetten van stof van het lichaam van Alexander de Grote zou kunnen
verwantschap of de staat, die alle immers in één richting worden gebruikt om een gat in een vat bier mee te dich-
ten… Niets en niemand wordt ontzien.
wijzen, namelijk wraak. Het gaat hier niet om een conflict
tussen verschillende ethische richtingen, goed of kwaad. In
de tekst vinden wij geen enkele aanwijzing dat het ‘Gij zult
niet doden’ voor Hamlet van veel betekenis is.