Page 4 - MusicInTime
P. 4

v. Chr





      tot zingen aangemoedigd. Toonverschillen en de klankvorming van klinkers
      en medeklinkers komen later. De ordening van gezongen muziek tot reeksen
      van vijf of zeven (of meer) tonen kan pas in de loop van vele eeuwen zijn ont­
      staan. De vijftonige (pentatonische) toonladder was in de prehistorie van de
      muziek gangbaar en komt tot op de dag van vandaag het meest voor onder
      de volken van de Derde Wereld. De Europese muziek, waar dit boek over
      gaat, is voornamelijk gebaseerd op de zeventonige (heptatonische) toonlad­
      der, die al in 3000 v. Chr. moet hebben bestaan.

      Levensritmen - Magie en wiskunde
      Minstens zo belangrijk als toonhoogten en toonladders is het ritme, het stu­
      wende en gevarieerde innerlijke leven binnen de aanhoudende maat
       (metrum) van de melodie. Een geoefend luisteraar kan vaak een bekend wijs­
      je herkennen aan ritme en metrum, getrommeld zonder toonhoogteverschil.
      De primitieve mens leerde het ritme uit de natuur. Hij hoorde het slagwerk
      van de elementen: de regelmatige golfslag op de kust, de wind in de takken.
        Tegenwoordig moeten wij onderscheid maken tussen regelmatige,
       ‘strakke’ ritmen (zoals in de meeste klassieke muziek), en ‘vrije’ ritmen,



       De muziektheorieën van Pythagoras

       De Griekse filosoof en wiskundige Pythagoras (zesde eeuw v. Chr.) - hierbij
       af geheeld, terwijl hij een toonladder laat horen op een reeks verschillende
       klokjes - geloofde dat de getallentheorie veel over het heelal zou verklaren.
       Hij beweerde dat elke planeet bij het draaien om haar as een bepaalde toon liet
       horen, de muziek der sferen, en dat die tonen samen een toonreeks vormden.
         Uiteindelijk ontwikkelde en beschreef hij de nauwkeurige wiskundige ver­
       houding van de tonen van de reeks onderling. Eerst kwam het beginsel van het
       octaaf, ontdekt doordat hij een tokkelsnaar doormidden had gesneden (en dat
       daarom wordt uitgedrukt in de verhouding 2:1). Het kwint-interval (C-G op
       de piano, en uitgedrukt in 3:2) gaf de reeks zijn ‘dominant’, een toon die over­
       heerst bij eenstemmig gezang en bij koperblazers veel wordt gebruikt.
         Een wat kleiner interval, 4:3 (C-F op de piano) was de kwart, die ook heel
       belangrijk werd geacht. Musici noemen die de subdominant. Na drieduizend
      jaar is het nog gebruikelijk om vrijwel elk wijsje te begeleiden met de ‘truc
       van de drie akkoorden ’, waarbij de akkoorden worden gebruikt van de drie
       belangrijkste tonen, zoals door Pythagoras vastgesteld: de tonica (grond­
       toon), de dominant en de subdominant.





       waarbij de maten ongelijk zijn. ‘Vrije’ ritmen zijn een typisch kenmerk van
       rock, jazz en van de meeste traditionele negermuziek, maar ook van veel ver­
       fijnde Europese muziek van de achttiende-eeuwse barok.
         Ritme is heel eigen aan de mens. Soms bewegen we ons lichaam regelmatig
       en soms in een ingewikkelder, maar toch vast ritme, een lange maat gevolgd
       door een korte, meer geschikt voor de ongedwongen dans. Dit is het onder­
       scheid dat ik maak tussen ‘strakke’ en ‘vrije’ ritmen, en dit vormt ook het
       verschil tussen klassieke en populaire muziek, een verschil dat al eeuwenlang
       bestaat, misschien al helemaal vanaf het begin van de muziek.


                                                                                             15
   1   2   3   4   5   6   7   8   9