Naar De Noordpool


Naar De Noordpool

Ben overal al heen geweest
was altijd weer een super feest
maar ‘k was nog nooit – op de Noordpool

Dus als ik weer eens reizen ga
weet ik al waar ik straks sta
daar op die stip – van de Noordpool

Ze zeggen dat ik knetter ben
en mijn verstand heb losgegooid
Maar ik die op de Noordpool sta
dat wordt het mooiste selfie ooit

Naar de Noordpool
– waar de witten beren zijn
Naar de Noordpool
– ja dat lijkt me reuze fijn
Naar de Noordpool
– om gewoon een keer te zien
of daar ook zoiets misschien
als een paaltje staat misschien

Naar de Noordpool
– voor een welkom aan de top
Naar de Noordpool
– waarom wachten nog daar op
Naar de Noordpool
– want hoe koud het daar ook is
vind dat ik voor mijn album
nog dat fotootje mis

ik ben ook wel wat nieuwsgierig naar
de kerstman hoe die woont aldaar
zo heel alleen – op de Noordpool

ze zeggen ik ben kierewiet
en niet bij mijn verstand
maar ik zal ze laten zien hoe ik
mijn vlaggetje daar plant


DE geschiedenis van de onderzoekingen aan de top van de wereld is meer dan een verslag van de onstuimige aanvallen in noordelijke richting, welke eindigden toen Robert Edwin Peary de Pool zelf bereikte. Sinds Willem Barentsz de Noordelijke Ijszee invoer, hadden dappere mannen en, dit moet worden toegegeven, ook dwaze mannen, bijgedragen tot de kennis over de noordelijke oceaan en zijn land van sneeuw en ijs. Het volledige verhaal is er zowel één van wetenschap als van avontuur. Het is misschien mogelijk een denkbeeld te geven van het geheel door een paar gewichtige gedeelten te vertellen.

Zo lang er mensen leefden op Groenland maakten zij dankbaar gebruik van het drijfhout dat wind en getij en stromen achterlieten op de kusten van dat boomloze land. Waar het vandaan kwam was voor hen niet van belang. Eerst later begonnen geleerden na te denken over de weg, die het moest hebben genomen, want het was bekend dat veel er van in Siberië groeide. En toen bereidde een van de meest tragische gebeurtenissen in de geschiedenis van de Noordelijke Ijszee de weg voor van een expeditie, die een geheel nieuw begrip zou geven aan vele buitengewone verschijnselen in het Hoge Noorden.

De tragedie begon toen een jonge amerikaanse zeeofficier, kapitein-luitenant ter zee George Washington DeLong belangstelling wist te wekken bij James Gordon Bennett van de New-York Herald voor een idee dat hij had om de Noordpool te bereiken. Bennett, die de beroemde reiziger Stanley uitgezonden had om Dr. Livingstone te zoeken in Afrika, was er de man niet naar om rekening te houden met onkosten, als er een sensationeel verhaal voor zijn krant in de maak was. Hij beloofde DeLong zijn reis te financieren. DeLong was vol enthousiasme, maar niet voldoende voorzichtig in het uitkiezen van zijn bemanning (hoewel hij enkele zeer goede mannen had) en van zijn schip. De bark Jeannette, een driemaster, uitgerust met een hulp-stoommachine, was rond Kaap Hoorn in de Grote Oceaan gekomen. Op Mare Island in Californië, waar het was onderzocht, zeiden reders en machinisten tegen DeLong dat hij zich in het schip vergiste en dat zij het nooit zou klaar spelen op een reis als hij zich voorstelde. Maar Bennett haalde de regering over het goed te keuren.

In St. Michael, Alaska, engageerde DeLong twee Indianen, Alexey en Anequin, als jagers en hondendrijvers. Waarom hij Indianen verkoos boven Eskimo’s, die meer ervaring hebben in dit werk in het Hoge Noorden, is niet bekend. Er was een grote voorraad etenswaren en uitrusting, maar er waren te weinig kolen.

Zij waren niet ver voorbij de Beringstraat, toen op 6 september 1879 het schip vastvroor in het ijs ten oosten van het Wrangel-Island. Zij maakten zich echter geen zorgen, want zij hadden een nieuw eiland gevonden, dat zij Herald noemden, naar de krant. Maar toen de zomer weer kwam, kwamen zij bijna niets verder tot hun doel.

December 1880 vond hen opnieuw in de greep van het ijs bij een temperatuur van 50 graden onder nul. Januari bracht stormen met bittere koude mee. Tegen het eind van de maand was het ijs met het schip er in naar 740 41′ noorderbreedte en 1730 io’ oosterlengte, ten noorden van Siberië gedreven. Dit was geen record; in Groenland waren onderzoekers wel tot 83° noorderbreedte gekomen, maar DeLong deed een aantal waarnemingen en hij was tevreden, want hij verwachtte nog steeds buiten het ijs te geraken. In de zomer van 1881 besloot DeLong geen gebruik van zijn machine te maken wegens tekort aan kolen, welke hij nodig zou hebben voor de komende winter. Hij vertrouwde op zijn zeilen, maar zelfs in juni werd de druk van het ijs steeds groter en groter. De mannen drongen er op aan het schip te verlaten en te proberen de kust te bereiken in de boten, maar hij weigerde. Het ijs drong werkelijk de romp binnen, maar toen DeLong naar beneden ging om te kijken, verminderde de druk en de openingen in de scheepshuid sloten zich. Het schip had een slagzij van 23 graden, maar DeLong gaf de hoofdmachinist Melville eenvoudig order het te fotograferen, aangezien het een sensationele foto voor de Herald zou zijn. Maar terwijl zij die avond aten, hoorden zij het schip kraken en steunen toen het ijs het hout in elkaar drukte. De hele nacht hielden zij de wacht en toen het ijs door de spanten drukte, wisten zij, dat de Jeanette verloren was.

De bemanning loste op goed geluk de boten, sleden, geperst vlees, en allerlei soorten voorraad. Het is niet te geloven, maar er waren geen ordelijke voorbereidingen getroffen voor het verlaten van het schip en op het laatst kon niemand de kisten limoensap vinden, de voornaamste bescherming tegen scheurbuik in die dagen, hoewel één matroos zelfs in het ijskoude water van het voorruim dook.

Drie en dertig mannen verzamelden zich rond de stapel uitrustingsstukken op het ijs. Eén was te ziek om te staan, één was enkele dagen tevoren half blind geworden door een ontploffing, en ver-scheidenen leden aan krampen. Zij hadden drie boten, vier ton wegend, en drie en een halve ton voedsel en voorraden. De Lena Delta, het meest nabijzijnde vasteland, was 500 mijl ver weg en de temperatuur variëerde tussen x o en 25 graden onder nul.

Vanaf dit ogenblik toonde DeLong zich een ander mens met een vastberadenheid, die nieuw was voor zijn mannen. Gedurende vier dagen kampeerden zij op het ijs, terwijl ze de voorraden sorteerden en de zieken verpleegden. DeLong gaf bevel dat de drie boten, met proviand voor zestig dagen, op sleden werden geladen. Krachtig verbood hij dat er niet noodzakelijke dingen werden meegenomen, hoewel de mannen mopperden toen zij hun kleren moesten achterlaten. Alleen de scheepspapieren en wetenschappelijke aantekeningen werden aan de lading toegevoegd.

Op 17 juni 1881, toen zij ongeveer aan hun avondeten toe waren schreeuwde een van de mannen dat zij beter even vanuit hun tenten naar buiten konden kijken wanneer zij een laatste blik wilden werpen op de Jeannette. Het schip was door het ijs gekraakt totdat het er in het geheel niet meer als een schip uitzag en nu scheen het ijs tevreden te zijn. Plotseling opende het zich en de overblijfselen van het vaartuig zonken binnen enkele minuten.

De volgende ochtend begonnen zij hun verschrikkelijke reis over het ijs. Na zich zelfs van nog meer lading ontdaan te hebben, legden zij slechts vijf en een halve mijl in acht dagen af, en toen DeLong zich oriënteerde bemerkte hij dat het drijfijs hen vijf en twintig mijl verder noordwaarts gebracht had, dan zij begonnen waren! Hij vertelde het de mannen niet. Spoedig draaide de stroom zuidwaarts en omstreeks 28 juli hadden zij 180 mijl afgelegd en zagen zij land, dat zij Bennett Eiland noemden. Op Kotelni-Eiland, het grootste van de Nieuw-Siberische groep, verspilden zij tijd met het zoeken naar proviand in de buurt van de lang-verlaten hut van fossiel-ivoor jagers. Eindelijk konden zij de boten te water laten. DeLong had het bevel in de eerste, Melville in een andere en de tweede stuurman, Cripp, in de derde.

Zij waren nog niet ver, toen een storm kwam opzetten en eensklaps slaagde de boot van de tweede stuurman er niet in op de top van een golf te komen. Er was niets wat de anderen konden doen en spoedig, op 12 september, werden zij eveneens gescheiden, twee en negentig dagen na het verlies van de Jeannette.

Melville bereikte vier dagen later het vasteland, ontmoette enige inboorlingen en werd gered. DeLong en de elf man met hem haalden het niet; hun lichamen werden in maart daaraanvolgend gevonden met het dagboek van de commandant naast hem. De laatste notitie luidt: „Zondag, 30 oktober, 140ste dag, Boyd en Goertz stierven vannacht, Mr. Collins is stervende.” DeLong kon daarna niet lang meer in leven zijn gebleven. Hij had bewezen een dapper man te zijn, die betaalde voor zijn fouten met zijn leven en de stoot gaf tot het systematische onderzoek van het Arctisch gebied. De eerste trilling van deze stoot kwam in 1884, drie jaar nadat De Long stierf, toen een Eskimo zeehonden jager uit Frederikshaven in West-Groenland vanuit zijn kajak een verbijsterende massa voorwerpen verspreid zag liggen op een ijsschots. Hij nam er iets van mee en liet dat aan de bestuurder van de kolonie zien. Later werd de ijsschots opnieuw waargenomen en ontdekt, dat hij voorraden van de DeLong expeditie meevoerde. Zij waren dwars over de top van de wereld gedreven en voor één vermetele onderzoeker was dit een uitdaging om het raadsel van het Noorden op te lossen.

De man, die in de tragedie van de Jeannette een sleutel zag tot de geheimen van het Arctisch gebied, was Fridtjof Nansen. (Zie pag. 275). In het jaar, waarin DeLong verweg in Siberië stierf, was hij twintig jaar en had zijn studies aan de Universiteit van Christia-nia opgegeven voor een reis op een robbenschip, de Viking, vanaf de oostkust van Groenland. Dat voorjaar van 1881 verzamelde hij exemplaren van dieren en wetenschappelijke gegevens over hen en zag tegelijkertijd datgene onder het oog, wat later zijn eerste triomf werd, een reis over de ijskap van Groenland.

Na zijn studies aan de universiteit te hebben voltooid, was hij in staat deze reis voor te bereiden. Zowel als sportsman als geleerde stelde hij voor de jeugd van de wereld bewust te maken van de opwindende mogelijkheden van het skiën, tot die tijd uitsluitend een noorse uitvinding om zichzelf voort te bewegen over zachte sneeuw. In 1888 gebruikte hij ski’s voor de eerste overtocht over de ijskap en hij bewees gelijk te hebben over de propaganda, die het aan het skiën over de hele wereld zou geven, zozeer dat het nu, natuurlijk, een grote internationale sport is.

Toen Nansen terugkeerde, had hij een plan gereed voor een poolexpeditie, hetwelk hij de Geographical Society voorlegde. Ofschoon het sterk becritiseerd werd stemde de noorse regering er in toe een derde van zijn onkosten te betalen, indien de rest verkregen werd door privé-inschrijving.

Nansen’s plan was te zoeken, waartegen DeLong gevochten had: gevangen te worden in het ijs. De Noor stelde voor de ijsschotsen te betreden op het punt, waar de winden en stromen het schip over de top van de wereld zouden drijven van de ene kant naar de andere. Hij verwachtte recht over de Pool te trekken of er dicht bij. Voor zijn doel had hij een schip nodig zoals er nooit een eerder gebouwd was, een dat mee zou gaan met het ijs in plaats er door gekraakt te worden. Hij en Colin Archer, een noorse scheepsbouwer die delen moet in de eer van het succes van de expeditie, ontwierpen en bouwden een vaartuig van grote sterkte, scherp aan voor- en achtersteven en met merkwaardige ronde zijden, (na vele berekeningen en herberekeningen) zodat de ijsdruk het vaartuig uit het water zou heffen in plaats van de romp te kraken. Het schip werd Fram genoemd, hetgeen betekent,voorwaarts’.

Met Otto Sverdrup, een groot ontdekkingsreiziger op zijn eigen houtje, aan boord verliet de Fram op 24 juni 1893 Christiania. Om Noorwegen heen ging het naar de Kara Zee en vandaar verder langs de Siberische kust, totdat op 22 september het schip op ongeveer 78 graden noorderbreedte en 133 graden oosterlengte in het ijs vast raakte. Hetzelfde drijfijs, dat de Jeannette vermeld had, zou nu de Fram naar de Pool brengen.

Thans moest de Fram bewijzen, dat zij opgewassen was tegen de dodelijke druk van het ijs. Het roer werd ingehaald, de machine stil gezet en ingevet, omdat zij gedurende lange tijd geen dienst zou hoeven te doen. Maar op een namiddag werd plotseling een oorverdovend lawaai vernomen. Het schip trilde in al zijn voegen. De eerste druk van het ijs! Alles liep naar het dek, om dit schouwspel te zien. De Fram gedroeg zich geweldig. Het ijs moest naar onderen uitwijken en hief het schip langzaam in de hoogte.

Het schip dreef helaas aanvankelijk naar het zuiden, maar toen naar het noordwesten, zoals verwacht was — een merkwaardig gezicht, wanneer men bedenkt, dat de Fram met de boeg naar het zuiden vastgevroren was. Dank zij de zeer zorgvuldige voorbereidingen vonden geen bijzondere gebeurtenissen plaats. Het schip ging langzaam maar gestadig met het ijs mee. Na ongeveer anderhalf jaar bevond zich de Fram op 84 graden noorderbreedte en 101,55 graden oosterlengte.

Thans werd het Nansen duidelijk, dat hij op deze wijze de Pool niet bereiken zou. Hij had zich, zoals hij naderhand verklaarde, voor dit doel verder naar het oosten in het pakijs moeten laten insluiten. Daarom besloot hij de Fram te verlaten en door middel van hondensleden de Pool te bereiken. Slechts één metgezel nam hij mee. Het was Hjalmar Johansen. Op 14 maart 1895 vertrokken zij en op 7 april bereikten zij 86° 14′ noorderbreedte — zo dicht was nog nooit iemand bij de Pool geweest. Doch hier moesten zij omkeren. De moeilijkheden, die het zware, grillige ijs hun bereidde, waren niet te overwinnen. De terugreis voerde hen naar het Franz-Josef-Eiland, waar Nansen en Johansen overwinterden. Gelukkig waren hier zeehonden en ijsberen genoeg, zodat de beide ontdekkingsreizigers geen honger behoefden te lijden. Een bijna niet te geloven toeval bracht op 18 juni 1896 een ontmoeting met de engelse ontdekkingsreiziger Frederic Jackson, die hier sedert 1894 met zijn jacht Windward lag.

Aan boord van de Windward kwamen Nansen en Johansen op 13 augustus 1896 behouden in Noorwegen terug. En een tweede toeval wilde, dat een week later ook de Fram behouden het vaderland bereikte. Zij was door het drijfijs meegenomen naar het noorden, daarna was het ijs van richting veranderd en eerst westwaarts in de richting van Spitsbergen gegaan en vervolgens zuidwaarts. Sverdrup, die de Fram leidde, zag in, dat het geen doel had zich nog langer door het ijs te laten vasthouden. In juni 1896 werd de machine weer in bedrijf gesteld, met dynamiet liet hij het ijs springen en toen brak zich het dappere schip een weg van 180 mijlen door de ijsmassa, totdat zij in augustus de open zee bereikte en de laatste ijsschotsen achter zich laten kon, nadat zij vijf en veertig maanden door het ijs gevangen gehouden was.

De reis van de Fram behoort tot de grootste prestaties in de pool-vorsing en de zeekunde. Nansen werd hoogleraar en leider van een oceanografisch instituut. In zes dikke folianten werden de wetenschappelijke resultaten van de expeditie neergelegd en steeds weer opnieuw ging Nansen voor zijn onderzoekingen de Noord-Atlan-tische Oceaan op. Maar hij was niet alleen een groot geleerde, doch ook een groot mensenvriend. En alles wat hij ondernam deed hij met geheel zijn hart. De wereld bewonderde hem als man van de wetenschap en voor zijn arbeid op het gebied van de naastenliefde schonk zij hem de hoogste onderscheiding, die zij te schenken heeft: de Nobelprijs voor de vrede.

Nansen had de Noordpool niet kunnen bereiken. Een andere Noor gelukte het de vier grote taken, welke de ontdekkingsreizigers van zijn tijd gesteld waren, te volbrengen: de Noordpool én de Zuidpool te bedwingen, de Noordwestelijke én de Noordoostelijke Doorvaart meester te worden. Deze man was Roald Amundsen. (Zie pag. 275). Roald werd 16 juli 1872 geboren op een kleine boerderij in Noorwegen. Zijn moeder, die wenste, dat hij arts werd, stierf kort nadat hij zijn universitaire studie aangevangen had. Hijzelf vertelde mij, dat haar een bittere teleurstelling bespaard gebleven is, want hij wenste een ontdekkingsreiziger en geen geneesheer te worden. Niets zou hem daarvan kunnen terughouden. Eerst moest hij zijn militaire dienstplicht vervullen, wat hij met genoegen deed, omdat deze hem hardde voor zijn latere arbeid. In 1894 monsterde hij aan op een zeilschip, om ervaring op te doen. Terwijl de rest van de bemanning tussen de twee wachttijden hun tijd verspilde, studeerde hij in boeken over de zee en de navigatie en viel de officieren lastig met zijn eeuwige gevraag.

Na drie jaren op zee geweest te zijn was hij zover, dat hij zijn stuur-mansexamen kon afleggen en toen hij 25 jaar was werd hij eerste stuurman op het belgische schip Belgïca, onder kapitein Franz de Gerlache, die onderzoekingen in de Zuidelijke Ijszee deed. Deze De Gerlache was een fijn mens, maar ongelukkigerwijs was hij meer geleerde dan zeeman. De expeditie verbleef een maand te Vuurland, om het zee- en landleven te bestuderen en de bergachtige kust in kaart te brengen. Toen zeilde hij naar het zuiden en het was daar, dat de tekortkomingen van de kapitein aan het licht traden. Zij kwamen op een punt, waar het naar de mening van Amundsen tijd was om snel naar het noorden te koersen, teneinde niet in het ijs bekneld te raken. Hij vergat zichzelf toen De Gerlache order gaf naar het zuiden te varen.

„Dat is een vergissing, sir,” riep hij uit. „We zullen door het ijs vermorzeld worden.”

De Gerlache antwoordde hem, dat hij zich met zijn eigen zaken bemoeien en naar het achterschip gaan moest. De kapitein verloor zijn hoofd en werd nog ziek bovendien. Amundsen en de scheepsarts namen de leiding van het schip gedurende de dertien maanden, dat het ingevroren lag, over. De dokter was Frederick A. Cook, die een ellendige toekomst tegemoet ging, maar hij was een bekwaam reiziger en een man van grote moed.

In zijn latere leven had Amundsen de gewoonte over deze expeditie te lachen en er grappige geschiedenissen over te vertellen, maar nu was het niet zo eenvoudig voor hem. De expeditie was er niet op ingericht om in de Poolzee te overwinteren, zo was er bijvoorbeeld voor de mannen niet eens voldoende kleding om aan dek te werken. Amundsen nam draad en naald ter hand en naaide uit rode wollen dekens kleren. De mannen zagen er zonderling uit, maar de hoofdzaak was, dat zij tegen de kou beschut waren. Amundsen kon het bewijs leveren voor zijn theorie, dat vers vlees de scheurbuik tegen ging. Allen moesten zeehondenvlees eten met het resultaat, dat de zieken weer genazen. Tenslotte brachten Amundsen en Cook het schip weer uit het ijs. De Gerlache gaf zijn eerste stuurman in tegenwoordigheid van de bemanning een vriendschappelijke klap op de schouder en zei, dat hij prachtig werk gedaan had en, dat hij hem voor bevordering zou voordragen.

Toen hij weer thuis was, ging Roald aan de studie met verscheidene geleerden, bij wie hij door Nansen aanbevolen was. Hij wenste de Noordwestelijke Doorvaart te vinden, welke onderneming reeds zovele mensenlevens gekost had en de beste jaren opgeslokt van moedige mannen. Amundsen moest allerlei eigenaardige dingen doen om geld te verdienen, maar eindelijk kon hij een klein, oud schip kopen, de Gjoa, dat hij geschikt voor de reis achtte.

Ieder ander trok een bedenkelijk gezicht. Zij was gedurende zeven en twintig jaar een vissersboot in Noord-Amerika geweest. Maar Roald Amundsen was gelukkig, dat het schip even oud was als hijzelf. Hij sloopte en schilderde en bouwde en was ongeveer twee jaren met zijn schip bezig, terwijl hij zijn brood verdiende als kelner in een restaurant aan het water. Hij verzamelde vrienden om zich heen, die even geestdriftig waren als hij en hem flink hielpen. Zij maakten korte reizen met de Gjoa om haar te leren kennen. Maar de financiële narigheden wilden niet tot een einde komen. In juni 1902 was het zover, dat zijn schuldeisers hem gevonden hadden en zich met behulp van de deurwaarder van zijn schip en verdere eigendommen wilden meester maken. Maar Amundsen was er niet de man naar om zich gauw gewonnen te geven. Hij wist scheepshandelaren te vinden, met welke hij nog geen zaken gedaan had, en op deze wijze kreeg hij verschillende dingen op krediet. Met zeven mannen, die hij voor zijn plannen gewonnen had, en op een verschrikkelijke storm- en regennacht, toen geen hond zich zelfs buiten waagde, trokken zij er op uit, zonder van iemand afscheid te nemen.

De reis over de Atlantische Oceaan bewees, dat de Gjoa een handig en zeewaardig schip was, dat stormen en golven het hoofd bieden kon. Opnieuw werden voorraden aan boord genomen, want thans zou de Noordwestelijke Doorvaart van het oosten naar het westen bedwongen worden. Amundsen bezat de overtuiging, dat de schepen, die het tot heden tevergeefs beproefd hadden, het hadden moeten opgeven, omdat zij een te grote diepgang hadden; de Gjoa, die slechts 21 meter lang was, had niet meer dan 1.80 meter diepgang. Toch liep zij eenmaal aan de grond, doch kwam weer vrij en op King-William-Land vond Amundsen uitstekende winterkwartieren.

Hij bleef daar gedurende twee jaren, want hij was van plan de plaats van de magnetische Pool nauwkeurig te bepalen, wat hem na een lange sledevaart ook gelukte. In 1953 werden met geperfectioneerde instrumenten nieuwe onderzoekingen gedaan en toen bleek, dat de plaats inderdaad niet ver verwijderd was van die, welke door Amundsen aangegeven was. Gedurende zijn lange verblijf bestudeerde hij intensief het planten- en dierenleven en ook, natuurlijk, het leven van de Eskimo’s. In augustus 1905 aanvaardde de Gjoa haar terugreis en hoewel in de Simpsonstraat op verscheidene plaatsen slechts enkele centimeters water onder de kiel stonden, bereikte Amundsen op 26 augustus open water. Hij kwam in Noorwegen terug met geld genoeg om zijn schuldeisers te kunnen tevreden stellen, maar velen van hen weigerden het bedrag in ontvangst te nemen, want zij waren ermede vereerd, dat zij aandeel hadden gehad in een dergelijke grootse onderneming. Amundsen, die thans niet meer te kampen had met financiële moeilijkheden maakte de voorbereidingen voor een expeditie naar de Noordpool.

Maar plotseling meldde een telegram hem, dat zijn oude vriend Cook de Pool reeds bereikt had. Roald was teleurgesteld maar blij voor zijn vriend. Doch er kwam reeds een nieuw bericht. Niet Cook, maar Peary was het eerst aan de Pool geweest en de laatste noemde de eerste zelfs een bedrieger. Inderdaad is de Pool niet veroverd met een schip, maar met de slede en Peary, die daarin slaagde, was een ervaren poolvorser en een uitstekende organisator — reeds in 1885 was hij in de Noordelijke Ijszee gekomen. (Zie pag. 275). Robert Peary ging met een schip, de Roosevelt — onder commando van kapitein Bob Bartlett, die naderhand een van mijn beste vrienden werd, aanvankelijk naar Kaap Sheridan in het noorden van het Ellesmere Island.

Zij verbleven de winter van 1908—1909 op het schip, jagende en zich gereed makend voor de reis met de sleden. Op 15 februari 1909 begon de tocht naar de Pool. Het ging niet in één stuk op de Pool aan, maar in étappen. Vooruitgeschoven posten verkenden de weg en zorgden voor een verblijfplaats, vanwaar het dan weer verder ging. Bij de laatste verblijfplaats was ongeveer de 88ste breedtegraad bereikt. Hier keerde Bartlett met zijn mannen om en op 30 maart zette- Peary, slechts vergezeld van zijn negerbediende Matthew Henson en vier Eskimo’s, op vier hondensleden de laatste, beslissende tocht in. Op 6 april was het doel bereikt. Namelijk het punt, waar in alle richtingen het zuiden ligt, negentig graden noorderbreedte!

Toen Peary weer in zijn vaderland teruggekeerd was, werd hij overladen met eerbewijzen en tot admiraal bevorderd. Maar intussen werd ook Dr. Cook in Kopenhagen uitbundig bejubeld en een verbitterde perscampagne brak tussen de twee poolvorsers uit. In de deense hoofdstad vond tussen Amundsen en Cook een ontmoeting plaats — ook ik was daarbij, want in die dagen begon ik mijn loopbaan als journalist. Amundsen bood aan onmiddellijk naar Etah in Noord-Groenland te gaan, waar Cook, zoals deze zei, een deel van zijn aantekeningen achtergelaten had, maar Cook verzette zich tegen de uitvoering van dit plan — hetgeen tot gevolg had, dat tenslotte geen sterveling hem meer geloofde. De reis werd dus niet ondernomen.

Omstreeks deze tijd maakte Amundsen een krisis in zijn loopbaan als pool vorser door. Hij vond geen steun voor zijn plan om de Pool op drijvende ijsschotsen te bereiken. Roald Amundsen moest dus iets anders doen. En hij vatte het plan op om iets anders te gaan doen. De Noordpool was veroverd, hem bleef dus nog over de Zuidpool te veroveren. Maar hij sprak nog met niemand over zijn plan.




Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *