Spierkracht


Wie Heeft De Riemen Gezien?


Song: Wie Heeft De Riemen Gezien? – de eerste werkopname is klaar en wordt in de stijl die je hier kunt horen – ach, gewoon een grappig onzin liedje, moet kunnen…


De klassieke schepen met spierkracht waren de griekse galeien met twee of drie rijen roeiers aan elke kant. De Grieken spreken over hogere getallen, maar wanneer zij vijf of zes noemen, bedoelen zij blijkbaar eerder het aantal mensen aan de riemen dan het aantal banken. Van de vroegste tijden af hadden de galeien zeilen, maar zij werden uitsluitend als hulp gebruikt, wanneer de wind in de goede richting blies.

Naderhand, op de Middellandse Zee, werden de galeien bemand met slaven. De Turken en Arabieren gebruikten christenen wanneer zij ze konden vangen: de christelijke landen gebruikten op hun beurt Moren, maar nog vaker veroordeelden. Lang nadat zij hun werkelijke betekenis als vaartuig verloren hadden, werden de galeien in Frankrijk nog gebezigd als schepen voor gevangenen.

Maar spierkracht kan het duidelijkst waargenomen worden, wanneer deze de hoofd- en zelfs de enige vorm van zeetransport van een volk is. Bijvoorbeeld de uitleggers van de Grote Oceaan; de grote, op statieboten gelijkende, vlotten van sommige oosterse potentaten; de kano’s van de amerikaanse Indianen — hoewel deze twee laatsten zich niet al te dikwijls op zee waagden. Maar in verschillende opzichten komt de ereprijs voor doelmatigheid en vernuftigheid tot aan de huidenboten der Eskimo’s.

Niemand weet nauwkeurig waar de Eskimo’s vandaan kwamen of wanneer zij voor het eerst de kusten van de Noordelijke Ijszee bereikten. Maar zij moeten eenmaal meer naar het zuiden gewoond hebben. Zij waren een groot volk voor zoverre het betreft het voortzetten van hun oude tradities en hun geschiedenissen zijn van generatie op generatie onveranderd overgeleverd — hetgeen ons in staat stelt om enkele dingen over de Eskimo’s te weten, die anders een raadsel gebleven waren. Deze verhalen vertellen bijvoorbeeld over dieren als slangen en kikvorsen, die beslist niet bestaan hebben op de plaatsen, waar de Eskimo’s thans leven. Hieruit mag men besluiten, dat zij door dezen of genen naar het noorden gedreven zijn — misschien door de Indianen met wie zij, zoals bekend is, in vroeger dagen verschrikkelijk slaags geweest zijn.

Maar geen Indiaan kon de Eskimo’s lang volgen ten noorden van de wouden. Een Indiaan heeft hout nodig voor zijn huis, bomen voor zijn kano’s en zijn sleden. De Eskimo leerde zichzelf zijn huis van sneeuw te bouwen en zijn boten met huiden van dieren te bedekken. De Eskimo’s waren volkomen onafhankelijk van het woud zelf — de grote oceaan en de rivieren brachten altijd voldoende drijfhout naar het strand voor zijn harpoenen en de vaste delen van zijn boot.

De kayak van de Eskimo is beroemd en dat is ook de huidenboot geweest, waarin dit volk hoge golven de baas werd, terwijl het grote ladingen transporteerde. De huidenboot — of „oomiak” — is bekend geweest overal waar Eskimo’s leven. Heden ten dage zijn zij op sommige plaatsen — bijvoorbeeld in Groenland — vervangen door houten boten en motorboten, voornamelijk omdat zeehondenhuiden niet meer zo gemakkelijk te krijgen zijn als het vroeger het geval was.

Maar in Alaska, waar de oomiak in bepaalde opzichten een grotere ontwikkeling heeft dan elders, wordt hij nog steeds bekleed met de huid van walrussen, in tweeën gespleten door de handige vrouwen. Een dergelijke walrushuid verslijt niet zo gauw en men kan de oomiaks trots de jagers in zee zien brengen en de vangst naar huis, gedreven door buitenboordmotoren. Een zeer bijzondere trek van deze huidenboten is natuurlijk de wijze, waarop de huiden genaaid zijn, want de naden zijn de meest kwetsbare plekken van de boot. Er bestaat een onderscheid tussen oost en west en tussen de verschillende stammen. Sommige zijn tevreden met een naad, terwijl anderen een soort zoom maken in de hoeken van de huiden, zoals dat gebruikelijk is bij de moderne zeilmakers in de beschaafde wereld.

Hetzelfde is waar voor de bekleding van kayaks. In Groenland en eertijds in Baffinland — in feite bij alle oostelijke Eskimo’s — wordt de huid van de zwaarbehaarde zeehond veel meer gebruikt dan de huid van een walrus voor de bekleding van oomiaks en kayaks. Het is noodzakelijk de huid elk jaar te vernieuwen. Daar de kayak elke dag gebruikt werd, was elke lente een nieuwe huid noodzakelijk. Veel jagers hebben hun leven verloren, omdat zij te zuinig waren en hoopten, dat de oude bekleding het nog wel een poosje zou uithouden.

Een oomiak wordt gebouwd op een geraamte van hout. Dit kan bestaan uit vele kleine stukjes, met uitzondering van de kielbalk, die uit één stuk moet bestaan, zodat de ribben er aan bevestigd kunnen worden. Bij een oomiak wordt geen enkele spijker gebruikt. In de eerste plaats: de oorspronkelijke Eskimo’s hadden geen spijkers. In de tweede plaats: toen zij ze wel hadden, gebruikten zij hen niet uit vrees, dat de huid zou roesten of rotten. Elk stuk is zorgvuldig aan het andere bevestigd door middel van riemen van zeehondenhuid — inderdaad zeer zorgvuldig, want iets, dat te los of te vast gebonden is, kan de oorzaak zijn, dat het geraamte verbuigt, waardoor het onmogelijk wordt het vaartuig te besturen. Om het dolboord loopt een stang, waaraan de spanten bevestigd zijn. De huid, die de gehele boot bedekt, is bevestigd aan deze stang met dikke, sterke riemen van zeehondenhuid.

Op de bodem zijn verscheidene planken kruisgewijs geplaatst, zodat niemand op de huid stappen en zijn voet er doorheen zetten kan. De roeiers zitten op doften, die dikwijls bestaan uit smalle planken, soms slechts dikke stokken, wanneer er niets beters is. Elke keer wanneer de roeiers een slag doen, staan zij van hun plaats op en gaan daarna weer zitten, zoals de roeiers deden op de oude galeien. De riemen waren gewoonlijk zeer kort met zeer brede bladen en het sturen geschiedt door een man in de achtersteven —- hij hanteert een speciale stuurriem, dat altijd bevestigd is aan stuurboordszijde. Wanneer de zon achter op zo’n oomiak schijnt, biedt dit een schoon gezicht, want men kan de roeiers door de transparante huid heen zien.

In Groenland worden oomiaks altijd „vrouwenboten” genoemd, want geen enkele man met een beetje gevoel van eigenwaarde zal ooit een riem in een oomiak aanraken. De eigenaar stuurt, maar anders is een man alleen een passagieren doen de vrouwen het werk. In vroeger dagen, toen alle reizen langs de kust in oomiaks geschiedden, vergezelden enige kayaks altijd de grotere vaartuigen. Dit was niet alleen de enige weg voor de mannen om te reizen, want gedurende de dag jaagden zij met hun speren op zeehonden en vogels.

Maar het was ook van groot belang om de kayaks bij de hand te hebben, wanneer de boten voorgebergten passeerden en in een ruwe zee uitkwamen. Dan roeiden de kayaks naar voren en plaatsten zichzelf aan de loefzijde van de oomiak terwijl ze de golven braken voor de huidenboten, die anders deze volgeslagen zouden hebben. Deiningen hinderden de. oomiak niet, die soepel was als een vogel op het water. Dat waren schone dagen.

Het komt er tegenwoordig meer op aan hoe snel men reist met motorboten en in vliegtuigen — maar nimmer zullen de dagen terugkeren, waarin de huidenboten op en neer langs de kust voeren. De meisjes zongen, wanneer zij van en naar de landingsplaatsen roeiden en vrijwel de gehele dag kon men hen horen lachen en zingen, terwijl zij hun korte riemen met vlugge slagen in het water dompelden.

Elk van hen had naalden in de haardot boven het hoofd en pezen waren altijd voorradig om kleine scheuren in de huid te herstellen. Spek was er natuurlijk ook, om te smeren en de geprepareerde plek strakker te maken. Wanneer zij des avonds ergens aankwamen, waar het gras groen en zacht was, dichtbij het strand, dan ging het gehele gezelschap aan land — de boot werd omgekeerd tot een prachtige beschutting, waarin men slapen kon of schuilen wanneer het slecht weer geworden was.

Tegelijkertijd droogde de huid natuurlijk. Het drijfhout, dat overal op het strand aangetroffen werd, diende voor een vuur, waarop zeehonden en vogels gebraden werden, die gedurende de dag gevangen waren. De meisjes waren altijd vrolijk en gelukkig — wanneer men hen in het kamp zag dansen en spelen zou niemand vermoeden, dat zij vaak dertien tot veertien uur roeien achter de rug hadden.

Kayaks bereikten hun hoogste ontwikkeling in Oost-Groenland. De Eskimo’s hier zijn geen goede hanteerders van sleden, maar zij weten wel hoe zij moeten omgaan met hun kayaks en tweebladige riemen. Het zogenaamde „omgooien” (tipping-over), waar de toeristen met zo’n genoegen naar kijken, heeft zich ontwikkeld tot een sport met allerlei grapjes, die op de kijkers een grote indruk maakt, maar de kunst om een kayak ondersteboven te draaien in het water is niet zo moeilijk als het lijkt. Natuurlijk moet het vaartuig aan de man zelf aangepast zijn, en wanneer de eigenaar en de bouwer een en dezelfde persoon zijn, weet hij nauwkeurig wat hij doen kan en wat niet.

Een eerste vereiste is, dat de kayak absoluut recht is, zodat hij gedurende het roeien niet naar de ene of de andere kant draait. De jas van de Eskimo is rondom de kuip waterdicht vastgebonden. Ook rondom zijn polsen en zijn gezicht is de jas van haarloze zeehondenhuid zorgvuldig dichtgenaaid en hij is zo passend, dat er geen water kan inkomen. Hier is het ronde, grote gezicht van de Eskimo, met zijn appelenwangen, zonder baard, een grote hulp. itet eerste wat een man doet, die in een kayak stapt, is zijn armen en bovenlichaam in het water dompelen, zodat de jas niet te droog is, want anders zou deze water kunnen opzuigen.

Een kayakman oefent zich niet in het „omgooien” bij wijze van sport, maar voor veiligheid bij ruw weer. Hij zit zeer laag in de kayak, niet meer dan een paar decimeters boven het oppervlak van de zee en wanneer een grote golf over hem breken zou, had hij kans, dat zijn ruggegraat verwond werd. Hij moet op het juiste ogenblik omdraaien en het breken van de golf op de kiel opvangen. Nu kan men wel zeggen, dat een Eskimo aan wal blijft, wanneer slecht weer op komst is, maar het blijft een feit, dat men op bepaalde plaatsen veel makkelijker in een hoge zee dicht bij de zeehonden kan komen dan in glad water.

In de verschillende streken worden ook verschillende typen van kayaks gevonden, maar Oosten West-Groenland hebben gesloten kayaks met een korte peddel en licht jachtgerei. Slechts in Noord-Groenland — waar de Pool-Eskimo’s leven —• wordt de open kayak gebruikt en de bodem heeft nooit een scherpe kiel, zoals in het zuiden het geval is. De reden daarvan is, dat kayaks hier gebruikt worden voor de jacht op walrussen. De harpoenen en speren hier zijn zwaar en lomp in vergelijking bij die in het zuiden — daarom moet de jager dicht naar de walrus toe roeien, wanneer hij zijn harpoen naar het dier gooit.

De walrus is een groot, krachtig dier, dat zich snel in het water beweegt. Op het moment, dat een walrus geraakt wordt, komt hij in het water naar boven en probeert zijn pijn te wreken met zijn verschrikkelijke tanden en vaak tracht hij het uiteinde van de boot te raken. In een gesloten kayak moet de jager wringen en worstelen om er uit te komen. In een open kayak kan hij zich met een enkele handbeweging bevrijden — de walrus gaat verder met zijn gevecht tegen de kayak en de Eskimo hoopt, dat zijn vrienden hem uit het water oppikken.

De jager op walrussen maakt zijn kayak rond en met een platte bodem, zodat hij gemakkelijk gedraaid kan worden. Wanneer hij dicht bij de walrus komt, draait zijn allerlaatste slag, voordat hij zijn harpoen wegslingert, de kayak om, zodat hij snel wegpeddelen kan. De punt van de harpoen is bevestigd door een lijn aan een blaas, die geplaatst is op het dek achter de jager. Wanneer de walrus in het water duikt, sleept hij die blaas van de kayak af.

De opwaarts duwende bol verhindert hem weg te gaan of diep te duiken. Wanneer de walrus weer aan de oppervlakte komt om adem te scheppen, zwerven de jager en diens vrienden om het dier heen, hun speren naar hem toegooiend en trachtend buiten het bereik van zijn tanden te blijven.

Deze kayaks zijn breder dan de modellen in Zuid-Groenland. Zij worden geroeid met veel langere riemen. Wanneer het voor de man te zwaar wordt om ze telkens op te lichten, speelt hij het klaar door de riem over een houten steun te leggen, die een beetje gelijkt op de hoorn van een westers zadel. Het staat voor hem en het is een zeer vernuftig middel om zichzelf van een last te ontdoen.

Een kayak en een oomiak moeten zo vaak als mogelijk is aan land getrokken worden en behandelt met olie om de boot voor barsten te behoeden. Hoge stellages, gemaakt van steen, houden de huidenboten in de hoogte, veilig voor de honden.

In het zuiden van Groenland en Labrador, waar het gehele jaar door weinig of geen ijs gevormd wordt, dat de jagers verhinderen kan om op jacht te gaan, staan de kayaks gewoonlijk op dezelfde plaats. Wanneer zij verhuizen is dit gewoonlijk toe te schrijven aan het feit, dat bepaalde dieren zich op andere plaatsen vertonen. Een typisch zomerverblijf voor mensen met huidenboten is een strook laagland, die in zee vooruitsteekt — de boten kunnen daar elke avond gemakkelijk aan land getrokken worden. De jagers hebben dan een werkterrein naar drie kanten, terwijl, als zij verblijven aan het uiteinde van een fjord, zij de zee slechts in één richting zien.

Het grote gevaar, zowel voor kayaks als oomiaks is zoet-water-ijs. Oceaanwater in de Noordelijke Ijszee is altijd op zijn vriespunt, dat lager ligt dan dat van zoet water. Wanneer het gedurende de zomer regent op een glad oppervlak, waar geen golven de regen met het zoute water vermengen, bevriest de neerslag onmiddellijk en vormt uitgestrekte platen van dun maar uitermate scherp zoet-water-ijs.

Tengevolge van de donkere regenwolken kan een kayak-man het ijs niet zien en zo kan hij er, onbewust van het gevaar, dat hem bedreigt, inroeien — totdat hij het water in zijn kayak voelt stromen. Geen enkele Eskimo kan goed zwemmen en wanneer zijn kayak doorgesneden is, beseft hij dat het zijn noodlot is om te verdrinken. De gedoopte Eskimo’s in onze dagen zijn bevreesd om niet begraven te worden op een christelijk kerkhof. Een dergelijke onfortuinlijke kayakman zal zichzelf onmiddellijk aan de kayak, met zijn jachtblaas, vastbinden, zodat zijn lijk gevonden kan worden.

Dit gevaar van zoet-water-ijs is in sommige gevallen benut, om er een moord achter te verbergen. De moderne tijd verbiedt een persoonlijke wraakneming door middel van harpoen of speer — maar het is voorgekomen, dat de kayak van een Eskimo met een mes doormidden gesneden werd. De moordenaar is veilig, want er kan nooit uitgemaakt worden of de schade veroorzaakt is door het ijs of door een mes.

Hoewel de Eskimo’s, wanneer het nodig is, dapper weten te vechten, zijn zij toch heel behoedzaam als zij langs de kust reizen. Telkens heeft het passagiers geërgerd, dat de man, die een oomiak bestuurt, elke kleine bocht in de kust volgt, zonder ooit rechtstreeks van het ene punt naar het andere over te steken. Een reden daarvoor kan zijn, dat zij niets willen missen wat op de kust aangespoeld is. Vaak dragen zij de oomiak over smalle stroken land, want in Groenland zijn de afstanden tussen de fjorden maar gering.

Het is duidelijk, dat een smalle kayak niet veel meer kan dragen dan het gewicht van de jager zelf, maar wanneer enkele stokken of riemen over twee of drie kayaks gelegd worden, kan een tamelijk zware lading vervoerd worden.

Een man met een kayak op het hoofd is geen ongebruikelijk verschijnsel, want het lichte gewicht van de boot maakt dit gemakkelijk. Gewoonlijk is hij dan onderweg naar een meer om vissen of vogels te vangen. Er waren op Groenland veel zwanen. Wanneer zij broedden en niet vliegen konden, brachten de Eskimo’s hun kayaks naar de meren en schoten op hen — totdat zij tenslotte uitgeroeid waren.

Om een goed kayakjager te worden, moet men er al jong mee beginnen. Een vader maakt kleine kayaks voor zijn zoons, wanneer deze vier of vijf jaar oud zijn. Dan vaart hij uit, met de kayaks van de jongens aan zijn eigen kayak gebonden, en leert de jonge jagers alle knepen en kneepjes van het vak. In onze dagen wordt op vele scholen onderricht gegeven in het roeien en „omgooien”.

Nu de zeehonden in het zuiden van Groenland schaars geworden zijn — hoofdzakelijk tengevolge van de wijziging van de temperatuur van het water — zijn huiden voor kayaks moeilijk te krijgen. Maar daar de kayak voor menig visser nog steeds het meest practische vaartuig is, is men er toe gekomen het geraamte te bekleden met canvas in plaats van met huid. De canvas moet geprepareerd en geschilderd worden, om hem waterdicht te krijgen.

Hoe meer men naar het westen van Groenland komt, hoe onhandiger de kayak wordt. Op vele plaatsen van de Eskimowereld is de kayak geheel verdwenen en op andere plaatsen wordt hij nog schaars gebruikt door de meest ijverige vissers en jagers. Maar zij zijn er nog steeds bekend en de jagers blijven zeer bedreven in het bouwen van een kayak met heel weinig hout. Ribben van een walrus, horens van een kariboe en ander waardevol materiaal worden vaak op een verbazingwekkende wijze in elkaar gezet.

In Alaska wordt de tweepersoonskayak, met twee kuipen achter elkaar, gevonden. Zij worden geroeid met een eenbladige riem en zijn zo groot, dat de mensen er in kruipen en slapen kunnen. De jas, die de mannen dragen, gelijkt min of meer op de lange jurk van een vrouw; de zoom ervan is bevestigd rondom de kuip. Wanneer de man zich wil omgooien, kruipt hij in de kayak, met hoofd en al, alleen steekt zijn peddel naar buiten, zodat hij het hele vaartuig weer recht kan brengen. Wanneer de kayak weer recht ligt, kruipt de man naar boven, strijkt de plooien in zijn jas glad, schudt het water er uit en vaart verder. Dit tweepersoonsvaartuig wordt tegenwoordig zeer weinig gebruikt en is ook niet bijster handig, hoewel door sommige geleerden de tweepersoonskayak beschouwd wordt als de voorloper van het éénmanstype.

Voor het werk, dat ermede gedaan moet worden, is de goed gemaakte kayak het meest uitgelezen product van de kunst van de scheepsbouwer. Zijn enige rivaal in de geschiedenis der met roeiriemen voortbewogen boten was de galei van cederhout, gebreeuwd met een soort aardpek, die uitgevonden werd door de Phoeniciërs en gebruikt door de Grieken in de dagen van hun grootste glorie. Natuurlijk was er een hulpzeil op, maar het vierkant van helder-gekleurd linnen, of zelfs van zijde, was meer decoratief dan nuttig, met uitzondering wanneer men voordeel trok uit de aangename bries over de Middellandse Zee. Want al de vernuftige kunde van de scheepsbouwer, galeien met twee en met drie roeibanken boven elkaar, hing meer af van de spieren van de mensen dan van hun bekwaamheid om het schip naar zijn bestemming te sturen. Maar dit was niet voldoende voor de latere generaties van zeelieden en evenmin practisch voor tochten over de open oceaan.




Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *