Verreweg het grootste aantal vissen gebruiken de methode, welke eigenlijk tamelijk verspillend en op-goed-geluk-af is. Het vrouwtje legt miljoenen eieren in de zee of op het zand en het mannetje spreidt er miljoenen spermacellen overheen. Beide ouders zwemmen weg na hun taak volbracht te hebben en het tot leven komen en in leven blijven van het kroost wordt overgelaten aan het toeval der omstandigheden.
Sommige vissen, zoals de zalmen, hebben er heel wat moeite voor over om hun paaigronden te bereiken. De zalmen gaan terug naar de bovenloop van de rivier, waarin zijzelf voortgebracht zijn. Zij banen zich vechtende een weg door watervallen en sterke stromen, om redenen, welke men nog nooit heeft begrepen. De Chinooks in de Grote Oceaan doen hetzelfde, evenals de elften, die rivieren als de Hudson en de Connecticut opzwemmen. Oesters, mosselen, strandgapers en hun talrijke verwanten trekken voordeel van de getijden voor het telen zowel als voor het voeden. De getijden brengen aan hen hun voedsel in de eb en vloed van ondiep water en deze diertjes schieten kuit op het hoogtepunt van het springtij. Wanneer de vloed op zijn hoogst is, schieten sommige dieren kuit in het zand, de nakomelingschap tijd gunnend in het zand uit te komen, voordat het volgende hoge tij opkomt om hen in zee terug te sleuren. De grunion uit Californië bijvoorbeeld laat zich aan het strand brengen tussen de golven in bij volle maans-vloed. Het vrouwtje legt haar eieren, het mannetje bevrucht deze — alles voordat de volgende vloed opkomt. Wanneer het kuit-schieten voltooid is, gaat de grunion terug in een ebgolf. Het duurt een maand, voordat de golven opnieuw zover het strand opspoelen. Het zand waarin zij gegroeid zijn wordt doordrenkt door de vloed; de visjes komen uit de eieren en zwemmen weg in het terugtrekkende water. De stranden spelen een grote rol in het telen van vele soorten. Een zeeworm, die het kuitschieten op de moeilijke wijze schijnt te verrichten, blijft in leven, ondanks de zwarigheden, die hij opzettelijk over zichzelf brengt. Het vrouwtje begraaft haar eieren in het zand en het mannetje moet er naar zoeken om hen te kunnen bevruchten — waar hij nog in slaagt ook! Andere wormen, bewoners van spleten en holen in de rotsen, telen zonder hun schuilplaats te verlaten. Deze wormen scheiden eenvoudig het deel van hun lichaam, dat de voortplantingscellen bevat, af en laten dit naar de oppervlakte drijven. Hier verspreiden eieren en sperma zich over het water, soms in zulke hoeveelheden, dat grote oppervlakten er voor een dag of wat door verkleuren. Dit terloops afstand doen van een deel van hun lichaam wordt ook volbracht door grotere dieren. Bij de mannelijke octopus groeit eens in het jaar een speciaal, spermadragend aanhangsel aan één van zijn tentakels. Wanneer het klaar is, zwemt het vrouwtje naar hem toe en pakt het weg, met tentakel en al, en gaat ermede naar het rif of de rots, waar zij haar eieren wil leggen. Zij blijft er bij en spreidt haar „inkt” van tijd tot tijd er over heen. Zij komen uit in vijftig dagen en tegen die tijd is er bij de vader een nieuwe tentakel gegroeid. De zoogdieren van de zee, meer verwant aan de overeenkomstige vormen van leven op het land, hebben gewoonten om het hof te maken, die minder vreemd zijn voor hen, die gelezen hebben over de gedragingen van olifanten en elanden. Zeehonden en walvissen zijn, zoals vele van de grootste landdieren, polygaam. De sterkste mannetjes houden er soms uitgebreide harems op na. Zeeleeuwen zijn werkelijk typische dieren. Zij lijken op zeehonden, met uitzondering van hun uitwendige oren, hun langere nek en het feit, dat zij geen klauwen aan hun zwempoten hebben, die volkomen onbehaard zijn en een dun, bruin lichaamshaar, dat waardeloos is als pels. Zij worden door de mensen gedood om leer te maken van hun huiden. Een van hun geliefkoosde paaigronden is de donkere, inwendige kamer van de Geschilderde Grot in Californië. Elke lente komen honderden mannelijke zeeleeuwen in deze kamer — die in de andere jaargetijden alleen bezocht worden door menselijke toeristen — en elk van hen zoekt voor zichzelf een speciale plaats. Daar blijven zij liggen tot de vrouwtjes komen. Onmiddellijk daarop wordt de vredige, rustige grot veranderd in een rumoerig krankzinnigengesticht — het gebrul van de mannetjes klinkt op in donkere golven van geluid. Er vinden wrede gevechten plaats, want geen mannetje kan zijn harem te groot hebben en de overwinnaars kunnen steeds weer worden uitgedaagd alvorens de paartijd voorbij is. In de strijd kunnen de vrouwtjes ook gekwetst worden en tegen de tijd, dat zij vertrekken zijn er maar weinig ongewonde dieren in de grot. De vrouwtjes gaan het eerst weg om hun jongen in vrede te baren, terwijl de mannetjes, uitgeput door de vele gevechten, blijven uitrusten op de rand van de rots, totdat zij hersteld zijn. Zeehonden, die zich voortplanten op de ijsrotsen van het verre noorden en het verre zuiden, zijn even heftig in hun mededinging naar vrouwtjes en een oud mannetje zal overdekt zijn met de littekens van in jarenlange gevechten opgedane wonden, hoewel sommige soorten een vredig gezinsleven leiden. De klapmutsen (soort zeehond) bijvoorbeeld zonderen zich in paren af en ouders en kroost nemen zonder hindernis te ondervinden een stuk van het ruwe ijs in beslag, dat anderen al in zijn geheel ingepikt hadden. De walrus leeft in overeenstemming met zijn verschijning van filosoof door slechts elke drie jaar te paren. Zij vormen de meest toegewijde ouders van alle dieren in de zee — de vrouwtjes zogen hun jongen gedurende twee volle jaren. |