Feestmaaltijd en Hongersnood

De zee bezit haar gedeelten waar ternauwernood enig leven is. Men vindt deze zowel in warm als in koud water — de fundamentele vraag is namelijk of de voorwaarden geschikt zijn voor plantenleven of niet. In het midden van de oceaan, met uitzondering van het gebied der stromen, overheersen deze voorwaarden niet.

Een uitzondering vormt de Sargasso Zee met zijn kalme, warme, zondoorschenen wateren, gevuld met het sargassumwier, dat hoofdzakelijk een soort van alge is, dat zichzelf eindeloos voortplant, omdat het jaarlijks een hoeveelheid nieuw wier krijgt, door de Golfstroom aangevoerd van de kusten van de Nieuwe Wereld. Met dit wier voegen zich kleine dieren bij de Sargasso-kolonie. Enkelen zijn de larven van vissen, die uitgebroed zijn in het midden van de oceaan en zich dienen aan te passen aan een omgeving, die ver verwijderd is van de zandige en rotsige gronden, aan welke hun voorouders gewend waren. Andere zijn kleine dieren, die zich normaal hechten aan steen of wier of leven op de bodem — garnalen en wormen en spinachtige wezens. In de loop der eeuwen hebben enkelen van hen hun verschijning veranderd, teneinde gemakkelijker voedsel te bekomen.

Zo bestaat er een Sargasso-Zee-slak, wiens voorvaderen over de grond kropen om voedsel te zoeken. De Sargasso-variatie echter heeft geleerd haar weg te gaan over paden van wier — het is een hulpeloos dier en zou naar de bodem zinken, wanneer het er af viel — en heeft haar kleur veranderd naar die van het wier. Een van de meest vraatzuchtige vissen — de Pterophrine — kan zich zodanig camoufleren dat zijn lichaam niet te onderscheiden is van een stuk sargassumwier.

Zelfs dieren, welke geen verteringssysteem hebben dingen er naar mede om hun voedsel uit de zee te halen. Aan sommige europese stranden leeft een kleine, platte groene worm heel gelukkig, doordat hij de algen een tehuis geeft in zijn lichaam. Bestaande van het voedsel, dat de gast fabriceert, is het aandeel van de gastheer in het werk, dat hij door het zand naar boven kruipt wanneer het eb is, om de algen een paar uren zonlicht te geven, benodigd voor de productie van voedsel en zich dan weer voor beider veiligheid ingraaft, zodra het vloed wordt.

De vreemdste werktuigen hebben zich ontwikkeld om behulpzaam te zijn bij het jagen naar voedsel in de oceaan. Een van de oudste, maar die de moderne verbeelding treft als de droom van een jonge ruimtevaarder, is het mechanisme, waardoor electrische vissen ge­noeg stroom opwekken om hun prooi te vinden en te verdoven. Sidderalen doen dit het beste en zijn in staat voldoende kracht te ontwikkelen om een paard neer te slaan. Verder kan de sidderaal door een electrisch middel, dat vooralsnog voor de mens een mysterie gebleven is, zijn doel op een afstand van zes meter her­kennen.

Het Portugese Oorlogsschip heeft een middel ontwikkeld om te plunderen, dat hem zeer onpopulair heeft gemaakt aan de door mensen veelvuldig bezochte stranden. Het Portugese Oorlogsschip is geen enkelvoudig dier, maar een coöperatieve kolonie van ver­schillende wezens, die elk hun eigen functie hebben voor het gemeenschappelijk welzijn, even goed georganiseerd als een bijen­korf en beter dan de meeste menselijke coöperaties. De voornaamste ledematen van een Portugees Oorlogsschip zijn die, welke de voel­sprieten en die welke de maag vormen.

Het geheel ziet er uit als een massa lichtgroene of lichtblauwe kwallen, die aan de opper­vlakte zweeft, drijvend gehouden door was, met in het water han­gende ledematen, als veters, soms dertien meter diep. Deze veters zijn op één uitzondering na, voor elk dier, dat zij aanraken, ver­giftig (hoewel niet onmiddellijk dodelijk) en daarin bestaat hun bijdrage tot voeding van de gehele groep, want de kolonie leeft van vis, die door de voelsprieten bedwelmd is. Het voedsel wordt verdeeld door de ledematen, welke de maag vormen. Eén vis is immuun voor het Portugese Oorlogsschip, de kleine parasietvis — wetenschappelijk genaamd de nomeus gronovii — die tevreden leeft onder de bescherming van de bengelende voelsprieten.

De octopus gebruikt zijn tentakels op een heel andere wijze -—- hij grijpt naar zijn voedsel in plaats, dat hij wacht tot het toevallig binnen zijn bereik komt. Elke tentakel heeft een aantal kleine zuignappen, die stevig een of ander ding kunnen vastgrijpen, bij voorkeur iets eetbaars, maar hij heeft een spier, die hem in staat stelt om op elk gewenst ogenblik aan de zuigkracht een eind te maken. Het voedsel wordt naar de bek gesleept, die sterk genoeg is om een dier in een harde schaal te kraken. Er wordt beweerd, dat de octopus zich niet bekommert om mensenvlees en geen duiker zal aanvallen. Maar hij kan zichzelf verdedigen. De reusachtige inktvis laat somtijds littekens achter op de kop van een potvis, zelfs wanneer deze potvis in hun onderzeegevecht overwinnaar is geworden.

In de diepzee, waar maaltijden slechts zo nu en dan te krijgen zijn, hebben sommige vissen zich in de letterlijke zin van het woord aangepast. Zo heeft bijvoorbeeld een bepaalde zeester het vermogen zich zó ver uit te rekken, dat hij een dier verzwelgen kan, dat verscheidene malen groter is dan zijn eigen omvang — deze prooi wordt dan verteerd over een lange periode, totdat het volgende schaarse hapje ontmoet wordt. Er bestaat een soort zee­baars, die vijf of zes malen het gewicht van een man heeft. Wat zijn kleur betreft is hij een mooie jongen, maar zijn bek is te groot, om hem werkelijk een mooi dier te noemen. Soms lijkt hij een en al bek te zijn, want hij kan deze wijder openen dan zijn lichaam groot is.

De zeebaarzen zwerven om rotsen en riffen en wrakken en kunnen hele hopen vis vangen, alleen door het openen van hun bek. James Dugan, die lid was van de Calypso Oceanografische Expeditie, verhaalt het authentieke geval van een zeebaars, die een man verzwolg. De kerel ontsnapte aan de dood, doordat hij weer uit een kieuw van het beest wegzwom. Om vraatzuchtigheid op werkelijk grote schaal te vinden, moet men de zeeën bezoeken, waar het voedsel overvloedig is. Dit geldt voor het koude water nabij de oppervlakte, waar zowel planten als dieren kunnen gedijen. Daaraan zijn de voedselvoorraden te danken voor de enorme scholen kabeljauw, haring en zalm, die miljoenen en miljoenen zeehonden en walvissen voeden, in het noorden en in het zuiden, alsmede scholen bruinvissen en zwermen zeevogels.

De enige plaatsen in de tropen, waar deze rijkdom gevonden wordt, zijn in die wateren, welke uit koude zeeën binnenkomen, namelijk de Humboldt Stroom bij de westkust van Zuid-Amerika en de Benguela Stroom bij de westkust van Zuid-Afrika. De Humboldt Stroom produceert zulk een rijkdom aan voedsel, dat gedurende ontelbare eeuwen de grootste vogelbevolkingen, die de wereld ooit gekend heeft, er te gast gingen en op haar broed- gronden ’s werelds beste natuurmest deponeerden. Op deze zo­geheten Guano-eilanden, bij de kust van Peru, werden de voor­raden uitgegraven en in zulke hoeveelheden, dat gedurende vele jaren de landbouw in Europa en Amerika van deze bron afhanke­lijk bleef — totdat wij kunstmest leerden maken.

Stroken van een rijke zeevoedselvoorraad worden ook gevonden langs de grenzen van al de oceaanstromen, waar zij een andere stroom ontmoeten. De onrust, die verwekt wordt door deze tegen­strijdigheid, brengt koud water uit de diepte omhoog, want zelfs in de heetste klimaten is een aantal mijlen in de diepte het water dicht bij het vriespunt. Bij de combinatie van rijke mineralen en zonlicht begint het smullen in de oceaan.




Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *