Met De Wind Mee De wind brengt van zee oh ik zou willen gaan daar aan de overkant van ‘t water |
Het woord „wind” betekent stromingen in de atmosfeer. De wind wordt veroorzaakt door twee hoofdfactoren. Deze zijn de omwenteling van de Aarde en de hitte van de zon. De drie voornaamste verschijnselen, die veroorzaakt worden door onregelmatige bewegingen in de atmosfeer, zijn de cycloon, de tornado en de orkaan. Deze zijn natuurlijk gemakkelijk te onderscheiden van de passaatwinden, moessons en andere regelmatige stromingen, van een briesje tot een storm.
Een cycloon is een wind, die draait rondom een centrum van lage barometerstand. Er bestaat een eenvoudige wet, die het eerst geformuleerd is door de nederlandse weerkundige Buys-Ballot. Zij luidt als volgt: Op het noordelijk halfrond zal een waarnemer, die met zijn rug naar de wind staat, de lage druk aan zijn linkerkant hebben. Op het zuidelijk halfrond echter zal de druk aan de rechterkant lager zijn dan aan de linkerkant. Een cycloon blaast altijd spiraal vormig in de richting van het middelpunt van lage luchtdruk en het hele systeem kan een snelheid bereiken van twintig en meer mijlen per uur. De richting op de equatoriale breedten is veelal van oost naar west, op hogere breedten van west naar oost. Dus uit de wet van Buys-Ballot vloeit voort, dat de draaiing van de cycloon op het noordelijk halfrond tegen de wijzers van de klok in gaat en op het zuidelijk halfrond met de wijzers van de klok mee. Een tornado is een zeer hevige, stormachtige draaiing van de lucht, gelukkig zelden meer dan honderd meter in doorsnede en met een baan van ongeveer vijfentwintig mijl lengte. Hij wordt vergezeld van een trechtervormige wolk, waarom heen de wind spiraalsgewijs naar boven draait, gewoonlijk tegen de wijzers van de klok in. Zoals te land een tornado huizen kan oplichten en bomen ontwortelen, zo kan hij op zee grote hoeveelheden water tot een verschrikkelijke hoogte opzuigen. Dit water wordt tenslotte weer neergeploft en schepen worden er door overstroomd. Tornado’s zijn eveneens verantwoordelijk voor de zogenaamde „bloedregen” (bestaande uit een soort rode stof), waarover men in Australië hoort spreken en voor de „regen van vissen en kikvorsen”, die buitengewoon zeldzaam is, maar waarvoor door geloofwaardige getuigen wordt ingestaan. Een orkaan is een cycloon met een zeer lange middellijn, soms driehonderd mijl of meer. De lage druk beweegt zich met een snelheid van tien tot vijftien mijl per uur en de wind woedt voort met een snelheid, die gemeten is tot honderdveertig mijl per uur of meer. Orkanen bewegen zich gewoonlijk op lage breedtegraden naar het westen en zuidwesten en wijzigen slechts hun koers naar het noorden en noordoosten, zodra zij hogere breedtegraden bereiken. Dit is zeer gelukkig voor het noord-amerikaanse vasteland, dat zodoende gespaard wordt voor menige orkaan, die begint in de Caribische Zee. Deze stormen worden tegenwoordig zeer nauwkeurig geobserveerd door meteorologische stations — in de afgelopen jaren hebben de weerkundigen vrouwennamen gegeven aan de orkanen — en nauwgezette waarschuwingen worden uitgezonden door de radio betreffende snelheid, koers en omvang. Aan wal kan men voorzorgsmaatregelen nemen en de schepen op zee kunnen dikwijls ontsnappen, als zij zich op het pad van de orkaan bevinden. Rond de equator of een weinig ten noorden er van, bevindt zich een tamelijk smalle gordel van lage druk. Van daar af neemt de druk toe, afhankelijk van vele afwijkingen, met de afstand in de richting van de polen. Daardoor blaast ten noorden en ten zuiden van deze equatoriale gordel, bekend als de streek der windstilten, die gewoonlijk lichte of veranderlijke winden genieten, een oostelijke wind. Zij worden passaatwinden genoemd. Aan de oppervlakte van de aarde blaast de wind bijna altijd uit een hoek van 20 tot 30 graden in de lage druk, zodat de passaatwind aan de noordzijde van de streek der windstilten noordoostelijk is, terwijl de passaatwind van het Zuidelijk Halfrond uit zuidoostelijke richting komt. De doldrums variëren een weinig met de tijd van het jaar. Hij is in de winter iets ten noorden van de equator, maar in de noordelijke zomer bewegen de doldrums zich zelfs verder naar het noorden en als gevolg daarvan volgen de beide passaatwinden. Nu vertoont de verdeling van druk op het Zuidelijk Halfrond een gordel van hoge druk rond de dertigste breedtecirkel. Dit is van bijzonder belang voor zeelieden, daar de barometerdruk gewoonlijk hoger is boven de zee dan op het vasteland. Deze gordels worden de subtropische anticyclonen genoemd. Zij kunnen veel gemakkelijker bestudeerd worden dan soortgelijke verschijnselen op het Noordelijk Halfrond, waar meer land is, dat het onderzoek belemmert. (Men moet er aan denken, dat het Noordelijk Halfrond bestaat uit 60.7 procent water, het Zuidelijk uit 80.9 procent). Zoals ik gezegd heb waait de wind in vele variaties. In de Noord-atlantische Oceaan bijvoorbeeld zijn de heersende winden westelijk. Maar in de dagen van de zeilschepen bleven de kooplieden, die op weg waren naar Ijsland en Groenland of New Found-land, soms in de lente wachten op de zogenaamde „oostelijke Paas-wind”. Dit was een zeer sterke bries, die hen over de Atlantische Oceaan gemakkelijker en veel sneller zou brengen naar de Davis Straat dan dat zij laveren moesten tegen de westelijke en zuidwestelijke winden. De sterke westelijke wind op het Zuidelijk Halfrond is regelmatiger, omdat zeer weinig land hem belemmert, maar toch kan ook hier de lage druk bij tussenpozen verschrikkelijke stormen voortbrengen. De subtropische anticycloon of de subtropische „hogedrukgordel”, zoals hij genoemd wordt, beheerst de toestanden in de Indische Oceaan. In noord India verhit de zon in de zomer de lucht, zodat deze lichter wordt en opstijgt. Als gevolg daarvan waait van de gehele Indische Oceaan een zeer brede luchtstroom, die voortgebracht wordt door de voortdurend toenemende druk vanuit de subtropische anticycloon van het Zuidelijk Halfrond, India binnen als zuidwesten wind, bekend onder de naam zuidwest moesson. Gedurende zijn reis van verscheidene duizenden mijlen is deze wind over de warme oceaan getrokken. Dientengevolge bereikt hij India als een warme en zeer vochtige luchtstroom. Dan wordt hij over de bergketens langs de kust gedrongen, waar hij afkoelt en de jaarlijkse zondvloed veroorzaakt, bekend als moessonregens. Deze duren tot eind september of begin oktober. In de winter loopt de wind om en blaast de noordoost moesson uit precies de tegenovergestelde richting. Hij begint in kracht af te nemen gedurende april. Dan komt er een korte periode met veranderlijke wind, hoofdzakelijk zwakke. Vroeg in juni wordt de depressie opnieuw gevormd en begint de kringloop van de moesson weer van voren af aan. Er zijn vele theorieën geweest over de oorsprong van de cyclonen. De meest aanvaardbare is misschien die van de noorse geleerde Vilhelm Bjerknes, die verklaart, dat een cycloon begint met een warme kern en eindigt met een koude kern. Dit is het resultaat van twee fronten, die elkaar ontmoeten. Om een tamelijk algemene verklaring te geven diene het volgende, een cycloon moet gezien worden als een golf op het front tussen koude oostelijke stromen van polaire oorsprong, die warme westelijke stromen van equatoriale oorsprong ontmoeten. Als de polaire lucht de equatoriale lucht tegenkomt, ontwikkelen zich een soort golven langs het polaire front en deze zijn van verschillend soortelijk gewicht. De koude lucht dringt onder de warme lucht, zodat alle equatoriale lucht van de grond opgeheven wordt en dan heeft de vermenging van de beide luchtmassa’s plaats, doch alleen als de lucht, die omhoog gaat, verplaatst kan worden door een voldoende sterke wind. Wanneer dit niet het geval is, wordt de lucht, die opstijgt van de lagere regionen vervangen door een luchtstroming van de omringende gebieden en dit heeft een toeneming van druk in plaats van een cycloon tot gevolg. Wanneer er een sterke wind is kan het proces van het vermengen van warme en koude lucht beginnen en het draaien van de aarde zal de kracht van de windgolven vergroten. Een cycloon vormt zich zeer vaak in de noordelijke kruin van zo’n golf, hoewel er in het eigenlijke verschijnsel vele variaties bestaan. Zeer dikwijls worden de zeewinden sterk beïnvloed door land-massa’s. De temperatuur van water verandert veel langzamer dan die van de oppervlakte van het land, en de lucht boven de verschillende zeeën wordt op vele wijzen beïnvloed. In onze dagen, met overal meteorologische stations, worden inlichtingen over wind bij internationale overeenkomst uitgewisseld over de gehele wereld. Het is hoofdzakelijk ten gerieve van vliegers, maar zeevaarders profiteren er eveneens van, zelfs al hebben ze slechts belangstelling voor het lagere gedeelte van de atmosfeer. In de meeste gevallen kunnen stormen vele uren, voordat zij losbarsten, bepaald worden, zodat schepen van koers kunnen veranderen — om dit slechte weer heen — als het dreigend genoeg is, om een omweg te rechtvaardigen. Als men een kaart van de winden bekijkt kan men zien, dat dezelfde wetten, die van toepassing zijn op de zeestromingen ook de atmosfeer regeren. Zoals een neer (tegenstroom) wordt gevonden in het water, ziet men ook dikwijls contra-wind langs de grenzen van vaste windroutes. Wanneer een passagier op een groot schip let op de vogels, die het vaartuig volgen, zal hij bemerken hoe zij, door hun vleugels uit te spreiden, kunnen rusten op de wind zonder een spier te bewegen. Zij trekken partij van de lucht, die de hoge kant van het schip treft en daar overheen geperst wordt. De vogel vindt precies de plaats, waar de opstuwing van de lucht en zijn eigen gewicht een evenwicht handhaven. Hetzelfde kan men waarnemen tussen de kruinen van hoge golven. Telkens ziet men de vogels het golfdal volgen tussen de kruinen, zich op hetzelfde ogenblik voor- en zijwaarts bewegend. Zij fladderen in het geheel niet met hun vleugels, hetgeen aantoont dat er een afzonderlijke circulatie van lucht is tussen de golftoppen. Hetzelfde beginsel wordt aangewend bij zweefvliegtuigen, welke voordeel trekken uit opstijgende stromen en in staat zijn urenlang in de lucht te blijven. De poolwind, zowel uit het zuiden als uit het noorden, heeft een oneindig samentreffen op de lagere breedtegraden, zelfs wanneer zij niet bijdraagt tot cyclonen. Natuurlijk zijn wij hoofdzakelijk geïnteresseerd in het Noordelijk Halfrond, vooral in de Atlantische Oceaan, omdat deze het meest bereisd wordt. In het noorden van de Atlantische Oceaan is Groenland, bedekt met de grootste glet-schers van het Noordelijk Halfrond. Het weer in Europa, Canada en de Verenigde Staten, wordt om zo te zeggen in Groenland gemaakt. Dat is de reden, dat gedurende de laatste wereldoorlog de duitse generale staf vele pogingen ondernam om kennis te krijgen van de weersgesteldheden aldaar. Niet minder dan veertien verschillende expedities werden door de Gealliëerden vernietigd — expedities, welke tot taak hadden in Groenland te blijven en berichten over de weerstoestanden naar huis te zenden. Het windsysteem is in de allereerste plaats het volgende: als de lucht over de groenlandse ijskap stroomt wordt zij afgekoeld en wordt daarbij zwaarder dan de omringende atmosfeer. Deze neergaande stromen blazen van uit de rand van de grote gletscher zowel naar het oosten als naar het westen. Dit is opgemerkt door reizigers, die over Groenland trokken en die de wind tegen hadden, terwijl zij de gletscher opgingen, aan welke kant ook, en op harde paksneeuw moesten voorttrekken. In het midden van Groenland zullen ze gewoonlijk kalme of zeer lichte, veranderlijke winden aantreffen en als gevolg daarvan sneeuw, bijna zo zacht als in de bossen van Canada. Hoewel soms onvoorziene winden kunnen opsteken, die alle berekeningen en theorieën omverwerpen. Gewoonlijk echter blijven de koude luchtstromingen neergaan over de Noordatlantische Oceaan, in de ene richting Skandinavië, Noord-Duitsland en Engeland treffend met al hun kracht, en in de andere Canada. Waarschuwingen, die thans driemaal per dag worden uitgezonden van Groenland geven niet alleen piloten en boeren, maar alle schepen op zee inlichtingen over het weer, dat op komst is. De veiligheid van schepen met hun passagiers, bemanning en lading is thans veel meer verzekerd dan ooit tevoren. Maar dit betekent alleen en uitsluitend, dat de mens geleerd heeft voorzorgsmaatregelen te nemen. De wind blaast precies hetzelfde als altijd — krachtig of zacht — een contact teweegbrengend tussen land en zee, zoals geen andere natuurlijke kracht dit kan doen. |