|
Hoe ontstaan zulke stromen? De oorzaken kunnen vele zijn, maar hier zullen slechts een paar van de meest belangrijke genoemd worden.
Een blik op de globe zal de overtuiging schenken, dat bijna alle landen naar het zuiden wijzen — Afrika en Amerika als continenten, Europa en Azië met de schiereilanden Spanje, Italië, Griekenland, Arabië, India, Malakka en Korea. Ook Californië, Florida en Groenland wijzen naar het zuiden. Rondom het Zuidpoolcontinent is een open ruimte en hier vloeit de stroom — voortgebracht door het draaien van de Aarde en de heersende winden — voort zonder belemmering en hapt zichzelf in de staart. De lange beweging veroorzaakt hoge golven en niets verstoort die stroom, die rondom de Aarde cirkelt. Het sneeuwt, het regent en in de zomertijd smelt het ijs. Ook worden reusachtige ijsbergen van de gletschers afgeduwd. Al dit water heeft een uitlaat nodig, opdat het niet over de Zuidpool zal stijgen. Zo verbreedt de Zuidelijke IJszeestroom (de Westenwind Drift) zich, totdat hij land raakt in het noorden, dat, om zo te zeggen, het water van de Zuidelijke Ijszee overschept naar de equator. Langs de westkust van Zuid-Amerika loopt de Humboldt Stroom, die koud water naar het noorden brengt en dat deel van het land droog houdt, dat, in andere tropische gebieden op dezelfde breedte, zijn jaarlijkse regenseizoen heeft. De Humboldt Stroom brengt koud water vol mineralen en klein dierlijk leven van de hogere breedtegraden naar het noorden. De lucht boven deze stroom wordt gekoeld, zodat wanneer hij aan de kust komt en over het Andesgebergte gedwongen wordt, hij zo’n lage temperatuur heeft, dat hij zijn vocht niet als regen verliest, hetgeen het geval is op vele andere plaatsen in de wereld, waar de lucht opstijgt om hoge bergketens te passeren. De Humboldt Stroom loopt naar het noorden tot aan Ecuador. Daar draait hij pal naar het westen, treft de Galapagoseilanden en omarmt het zuidelijk deel van die groep juist op de equator. De stroom wordt naar het westen omgebogen, omdat hij een andere stroom ontmoet, die van het noorden komt, de El Nino. Samen lopen zij parallel naar de Galapagos. De invloed van deze stromen wordt weerspiegeld in de buitengewoon verschillende temperaturen in het noordelijk en het zuidelijk deel van de Galapagosgroep en het grote verschil in het leven in de zee. Het koude water, zeer dicht stromend langs de westkust van Zuid-Amerika heeft een evenwicht geschonken. Wanneer vreemdelingen hier komen en aan de kust staan — of zelfs landinwaarts, in Lima bijvoorbeeld, waar mist en wolkenbanken elke dag gezien worden — zullen zij natuurlijk regen voorspellen. En toch valt in zekere delen van Chili en Peru minder dan twee centimeter regen per jaar. Bijna precies hetzelfde geschiedt in het westelijk deel van Zuid-Afrika. Ook hier zendt de Zuidelijke Ijszee een koude stroom langs de kust. Deze wordt de Benguela Stroom geheten en zijn gevolgen zijn gelijk aan die van de Humboldt Stroom. Het koude water houdt de lucht koel en de regenval aan de kust is minder dan een centimeter per jaar in West-Afrika. Mist vormt zich boven de kust, maar geeft geen regen om de plantengroei te voeden. In Australië stuurt de Zuidelijke Ijszee eveneens een stroom langs de westkust en het resultaat is woestijnen en droog land in westelijk Australië. De Golfstroom is de meest besproken stroom van de aardbol, omdat zijn warme water het klimaat van méér bewoonde landen be-invloedt dan enige andere stroom doet. Hij wordt gezegend waar hij ook gevoeld wordt. De Golfstroom is gedurende vele jaren niet algemeen bekend geweest. Eerst sinds 1769, toen de grote Amerikaan, Benjamin Franklin, directeur-generaal van de Posterijen was, kreeg hij bekendheid. Hij had een kaart getekend, die een stroom toonde, welke dwars over de Atlantische Oceaan liep. Men had hem gevraagd dit te doen, omdat in Nieuw-Engeland iemand geklaagd had, dat het langer duurde om van Europa naar Amerika te varen dan omgekeerd. Franklin onderzocht het probleem en ontdekte spoedig, dat een stroom in oostelijke richting, die, zoals hij te weten kwam wel drie mijlen per uur liep, welbekend was aan de walviskapiteins van Nieuw-Engeland. Nu wordt keer op keer vastgesteld, dat schippers, die op walvissen, zeehonden of vis uit zijn, veel van de Natuur afweten, dat zij nimmer openbaar maken. Zij zijn geen geleerden en zij hebben er geen belang bij de plaatsen gepubliceerd te zien waar zij de beste vangst gehad hebben. De concurrenten moeten dat maar allemaal zelf uitvinden. Maar de walvisvaarders wisten, dat de stroom, oostwaarts buigend van Kaap Hatteras, een pal oostelijke koers neemt van af de breedte van de Grand Banks (de New-Foundlandbank), de Atlantische Oceaan doorkruisend. Deze stroom is gemakkelijk in kaart te brengen, want hij kan met het blote oog herkend worden. De Golfstroom heeft blauw, donker water, terwijl het water van de Atlantische Oceaan zowel ten noorden als ten zuiden van de stroom, groen en grijs is — vol met mineralen en dierlijk leven. De walvisvaarders merkten dit niet alleen op door de kleur, maar het was een feit, dat nooit walvissen gevonden werden in de Golfstroom zelf — ten noorden en ten zuiden van de stroom wel. Daardoor kruisten vele walvisvaarders heen en weer over het blauwe water in het groene en hun logboeken toonden dus waar de stroom liep. Gelukkig vertakt deze Golfstroom zich en brengt warmte en andere goede factoren voor de plantengroei naar vele plaatsen. In de eerste plaats gaat een tak er van langs de westkust van Groenland en schenkt daarbij dit gebied een grote tegenstelling in planten, dieren en mensen, vergeleken bij de koude, verlaten oostkust. Verderop worden vertakkingen langs het westelijk deel van Ijsland gevoerd en bespoelt de Golfstroom de zuidelijke kust van dit opmerkelijke eiland. Het is een kenteken van de nauwe verbinding met de Golf van Mexico, dat men dikke mahoniehouten balken kan zien in de huizen van de arme vissers langs de zuidkust van Ijsland. De mahoniebomen waren — mogelijk vele tientallen jaren geleden — in het water gevallen bij Cuba of ergens in de Caribische Zee. Zij waren met de Golfstroom meegedreven en werden gevonden door de vissers in het boomloze land. Tegenwoordig zullen daar geen mahoniebomen meer heengebracht worden — zij worden te zorgvuldig gekweekt in de landen, waar zij groeien. De Golfstroom stroomt snel, hoewel zijn vaart getemperd wordt wanneer hij de Atlantische Oceaan doorkruist. Maar hij heeft zichzelf reeds gedeeld, verspreid; stromen gezonden naar het oosten, het noorden en het zuiden. De noordwaartse stroming gaat langs Engeland en Skandinavië. Hij komt dicht bij de lange noorse kust en buigt om het Kola-Schiereiland heen, waar hij ronddraait — nadat hij vele vreemde dingen op de kust geworpen heeft. In een museum in Alexandrovsk, waar, in weerwil van de noordelijke breedtegraad, het gehele jaar open water gevonden wordt, kan men zien wat door de Golfstroom aangespoeld is — takken van allerlei soorten tropische bomen, dode dieren uit de tropen, insecten, gereedschappen, gebruikt door de bevolking aldaar en karakteristieke voorwerpen, overboord geworpen van schepen, die door de Golfstroom varen of deze kruisen. Wij hebben gesproken over verschillende stromen, maar men dient te begrijpen, dat het water ergens heengaat en ergens vandaan komt en daarom moeten wij ons weer naar het eind van de wereld begeven, zoals het geval was met de Zuidelijke Ijszee. Zoals gezegd is, huist de Zuidpool in het binnenste van een groot, met gletschers overdekt eilandenrijk, geheel omgeven door zee; de Noordpool is bedekt door de door land omringde Noordelijke Ijszee met slechts drie uitlaten naar de zuidelijke wateren. Evenals het het geval was met de Zuidelijke IJszee, vraagt het ijs en de sneeuw in het Noord-poolgebied, dat in de zomertijd smelt, om uitwegen. Bovendien monden grote rivieren, hoofdzakelijk van Siberië en Canada in de Noordelijke Ijszee uit. Dit veroorzaakt druk op het water, zodat het naar de zuidelijke oceanen vloeit door alle drie de doorgangen. Van de Beringstraat loopt een stroom van koud water, de zogenaamde Oya Shio, langs de kust van Kamchatka en de Koerilen Eilanden. Hij drukt zichzelf dicht tegen de oostelijke kust van Japan aan — tussen Japan en een warme noordwaartse stroom — Kuro Shio genaamd. Van de oostzijde van Noord-Amerika loopt de koude Labrador Stroom langs de kust, geperst tussen de Golfstroom en het eiland New Foundland. Hij houdt de kust van Maine koel en de zee tamelijk koud om te zwemmen, totdat hij zich, verder zuidwaarts, vermengt met de Golfstroom —- of er onderdoor duikt. De derde grote arctische stroom gaat langs de oostkust van Groenland. Zo blijven alle drie de grote stromen naar het westen gaan, dicht bij de oostkust van de landen, welke zij passeren. (In de Noordelijke Ijszee heeft men meestal de stroom mee, wanneer men land aan stuurboord heeft.) De Oost-Groenland Stroom is de machtigste uitlaat van de Noordelijke Ijszee en brengt massa’s ijs met zich mee — „sworis” — welke rond de zuidpunt van Groenland, Kaap Farewell, gevoerd worden. Hier ontmoet hij een tak van de Golfstroom. De gecombineerde stromen draaien naar het noorden en brengen ijs en drijfhout op de westkust van Groenland, soms bijna tot aan de Poolcirkel toe. Als het ijs daar ontdooid is, komt veel drijfhout vrij van het vaste ijs en spoelt aan land. De Labrador Stroom brengt ijs van het Kane-bekken en Lancaster Sound, langs de oostkust van Baffinland — de „vestis” — welke zich soms in slechte ijsjaren verenigen met de „storis”, die van Groenland komen. Tenslotte wordt dit ijs naar het noorden van New-Foundland en Belle Isle Straat gebracht, waar, in de lente, drijvende ijsvelden een paar miljoen zeehonden herbergen, die leven schenken aan hun jongen. Het grootste gedeelte van de Oost-Groenland Stroom, gaande door de Straat van Denemarken, tussen Ijsland en Groenland, ontmoet de Golfstroom, dwars door diens koers stromende. Daar koud water zwaarder is dan warm, duikt hij onder, wordt een onderzeese stroom en komt niet eerder weer aan de oppervlakte dan wanneer hij de equatoriale breedten bereikt. Deze stroom werd het eerst gevonden door de grote noorse ontdekkingsreiziger Fridtjof Nansen. Hij had vroeger, in Groenland, grote bomen gezien, voortgedreven door de Noordelijke Ijszee en hij wist, dat zij uit Siberië kwamen. Maar langs welke weg? De ameri-kaanse Jeannette Expeditie verongelukte in 1881 en gedurende hun pogingen om het vasteland van Siberië te bereiken, lieten de onfortuinlijke ontdekkingsreizigers een van hun boten en massa’s van hun gereedschappen op het ijs achter. Enkele jaren later werden deze gevonden door een Eskimo in Frederikshaab in Groenland: zij waren de Pool overgestoken of althans daar dicht in de buurt. Zij dreven langs de oostkust van Groenland en meer dan honderd mijlen langs de westkust. Deze feiten brachten Fridtjof Nansen er toe zijn beroemde expeditie met de Fram (1893—1895) te beginnen. Hij voer langs de noordkust van Siberië en raakte in het ijs vast, verwachtende, dat hij over de Pool zou drijven. Hij kwam echter niet verder dan 86 graden en 14 minuten (tweehonderd zesentwintig mijl van de Pool), maar hij zag duidelijk, dat het ijs in zuidelijke richting dreef, hetgeen bewees, dat hij het bij het rechte eind gehad had. Later betoogde Roald Amundsen, dat wanneer Nansen oostelijker in het ijs geraakt was, hij over de Pool zelf gekomen zou zijn. Hij ging door de Beringstraat met de Maud, maar stootte op een begrensde stroom, die hem steeds maar in het rond liet draaien en hem gedurende vijf jaar nergens bracht. In 1937 ging de russische ontdekkingsreiziger Papanin met een vliegtuig naar de Pool en bleef daar op het ijs tot februari van het volgende jaar. Hij dreef naar het zuiden langs de oostkust van Groenland — waarbij hij tegelijkertijd waarnemingen kon doen omtrent het water beneden hem. Hij ontdekte een warme stroom in de tegengestelde richting van die, welke hijzelf ging. Tevens vond hij op de bodem van de Noordelijke Ijszee, die een gemiddelde diepte heeft van ongeveer dertienduizend meter, een bergrug van de Nieuwe Siberische Eilanden over de Pool naar Groenland. Deze ontving de naam van Papaningebergte. Het komt echter nimmer boven de oppervlakte van de zee. Maar de Polen zijn niet de enige bronnen van de overheersende stromen. Soms hoort men, op meer of minder schertsende wijze, spreken over de vrees, dat de Amerikanen de Golfstroom weleens konden veranderen en daarbij de Europeanen blootstellen aan een verschrikkelijke koude, welke de overhand zou krijgen, wanneer het warme water er niet meer vloeide. Hierover werd veel gesproken, toen plannen ontworpen werden voor de aanleg van het Panama-kanaal. Aanvankelijk waren de Verenigde Staten voornemens een kanaal aan te leggen, dat op het niveau van de zee stond, dus zonder sluizen, zodat de Golfstroom in de Grote Oceaan kon lopen. Een antwoord daarop was, dat geen enkel door mensen gemaakt kanaal al het water van de Golfstroom kan opnemen, die ongeveer honderd mijlen breed en iets meer dan een mijl diep in Straat Florida is. Daar hij stroomt met een snelheid van bijna drie knopen, is het gemakkelijk te begrijpen, dat er om dit alles te absorberen een kanaal nodig is, dat vijfhonderd maal het volume van de Mis-sissippi heeft. Tenslotte werd het Panamakanaal gebouwd mèt sluizen. Opgemerkt dient te worden, dat de snelheid van de Golfstroom ten zuiden van Florida gedeeltelijk voortkomt uit het feit, dat hij heuvelafwaarts stroomt. De oostelijke passaatwind stapelt het water op in de Golf van Mexico, zodat het niveau ongeveer twintig centimeter hoger is aan de zuidwestelijke punt van Florida dan verderop in de Atlantische Oceaan. Wanneer hij langs de oceaan stroom is het water ongeveer vijfenveertig centimeter hoger langs de kust van Cuba dan verderop. Dit weerlegt het oude geloof, dat de oceaan absoluut op één niveau is. Dat is hij niet. De algemene stromen aan de oppervlakte van de oceaan hangen voor een groot gedeelte af van de heersende winden, maar ook andere factoren moeten in aanmerking genomen worden. De verdamping speelt eveneens een grote rol. Dit is duidelijk vast te stellen, hoewel op beperkter schaal, in de Middellandse Zee. Ten noorden van Algerië ligt een plaats, waar het weinig regent en het gewoonlijk kalm weer is. Hier brandt de zon, met het gevolg, dat er veel water verdampt. Wat er overblijft concentreert zich in een hoger zoutgehalte en wordt dus zwaarder. Het zware water zinkt naar de bodem, maar aangezien er geen gat in de oppervlakte van het water kan zijn, moet er ergens vandaan water toevloeien. De logische bron is vanuit de Straat van Gibraltar. Daardoor gaat de stroom hier van west naar oost. Maar naar de bodem gaande zal men tot de ontdekking komen, dat het water juist in de tegengestelde richting stroomt. Hetzelfde gebeurt aan de andere kant van de Atlantische en Stille Oceaan. De stromen worden voor een groot gedeelte voortgebracht door een onderscheid in dichtheid van het water, hetgeen afhangt van verschillende graden van afkoeling, verwarming en verdamping. In elk van de twee grote oceanen zijn twee gebieden met een maximum zoutgehalte van het water aan de oppervlakte, een in de noordelijke, de andere in de zuidelijke tropische gordel, gescheiden door een zone van minimum zoutgehalte rond de equator — daarna vermindert het zoutgehalte naar het noorden. De gordel van minimum zoutgehalte rond de equator wordt veroorzaakt door overdadige regen en het opborrelen van stromen van de Noordelijke en Zuidelijke IJszee-wateren. Bijvoorbeeld de Oost Groenland Stroom vloeit onder de Golfstroom door om weer nabij de equator aan de oppervlakte te komen. Andere stromen hebben de neiging van koud water, dat zich van de Polen beweegt naar de equator langs de bodem. Na verwarmd te zijn stroomt het terug naar hogere breedtegraden aan de oppervlakte — naar beide kanten. Ver onder de Oceaanspiegels zijn drie grote stromen ontdekt, die in richtingen gaan tegengesteld aan die van de stromen aan de oppervlakte. Eén stroom loopt onder de golfstroom in de Atlantische Oceaan, de andere zijn in de noordelijke en zuidelijke Grote Oceaan. Hetzelfde wat gebeurt met de Golfstroom kan gevonden worden in de Stille Oceaan. Hier is het de Japanse Stroom of Kuro Shio, die van de Philippijnen af naar de kust van Japan stroomt, waar hij verdeeld wordt door de Oya Shio, die het koude water naar beneden brengt. De Kuro Shio stroomt naar het oosten, doorkruist het noorden van de Grote Oceaan en zoals de Golfstroom naar het zuiden ronddraait in de Barentszee, stroomt de Kuro Shio in de Golf van Alaska. Daar bevinden zich een paar eilandjes, waar vele artikelen gevonden kunnen worden, die hun oorsprong vinden op de Philippijnen en Japan en verloren of overboord geworpen zijn door schepen in de omtrek. De Kuro Shio gaat langs de westkust van Noord-Amerika totdat hij voorbij Califomië en Mexico weer samenkomt met de Noord Equatoriale Stroom en terugstroomt naar het westen, zonder hindernissen, in de langste stroom, die op aarde bekend is — ongeveer 9000 mijlen van Panama naar de Philippijnen. Aangezien de heersende winden de voornaamste krachten zijn, die oceaanstromingen veroorzaken, veroorzaakt de passaatwind een westwaartse stroom in elk van de twee grote oceanen, aan beide zijden van de equator. De passaatwinden blazen van het noordoosten en het zuidoosten naar de equator en dit klopt zeer goed met de naar het westen vloeiende stroom aan beide zijden van de equator en een equatoriale oostwaarts-stromende tegenstroom in de kalme gordel tussen hen in. De Noord Equatoriale Stroom in de Atlantische Oceaan kan gevolgd worden van de Canarische Stroom af nadat deze de westkust van Europa passeert. Zo ziet men, dat de kringloop hier gesloten wordt. De stromen hebben de neiging met de wijzers van de klok mee te draaien, zoals alles op het Noordelijk Halfrond doet. Verder naar het westen wordt de Noord Equatoriale Stroom een beetje smaller,ten zuiden van de Sargasso Zee. Op het Zuidelijk Halfrond zijn de stromen in de Atlantische Oceaan een spiegelbeeld van hetgeen gebeurt in het noorden: alles gaat tegen de wijzers van de klok in. De Benguela Stroom met zijn koude water beweegt zich langs de afrikaanse kust. Hij voegt zich bij de Zuid Equatoriale Stroom, die naar het westen vloeit totdat de oostelijke „bult” van het vasteland bij Brazilië de stroom in tweeën deelt. Een groot gedeelte van het water, misschien de helft, gaat naar het noorden langs de kust en komt de Golf van Mexico binnen, aldus samenkomende met de Noord Equatoriale Stroom en water gevend aan de Golfstroom. Het andere deel gaat zuidwaarts langs de kust van Brazilië — feitelijk genaamd de Braziliaanse Stroom — en buiten La Plata draait hij oostwaarts, zich samenvoegend met de Antarctische Stroom, deze volgend tot Afrika en zo de kringloop sluitend. Bijna hetzelfde gebeurt in de Grote Oceaan. Noord- en Zuid-Equatoriale Stromen gaan van oost naar west. Tussen hen bevindt zich een tegenstroom, maar er moet opgemerkt worden, dat deze ongeveer vijftien graden ten noorden van de equator zelf stroomt. De Noord Equatoriale Stroom ontvangt niet in dezelfde mate bijdragen van de Zuid Equatoriale Stroom als in de Atlantische Oceaan. Bovendien bestaan er andere verschillen, omdat daar geen gesloten barrière is als die welke Centraal Amerika biedt. De Torres Straat, Straat Soenda en andere waterwegen in de Grote Oceaan geven stromingen de gelegenheid er door heen te gaan, maar naar het zuiden en het noorden zijn de omstandigheden zeer gelijk aan die in de Atlantische Oceaan. |
Sommige mensen weigeren met beslistheid een Zuidelijke IJszee te erkennen en men moet toegeven, dat er geen grens kan worden aangewezen. De heersende westenwind zendt de stroom in het rond. De stroom van de Grote Oceaan, die tegen de wijzers van de klok indraait, komt ermede samen en hetzelfde geschiedt er als hiervoor werd vermeld.
De Indische Oceaan heeft zijn eigenaardigheden en volgt niet de regels van de meer gedisciplineerde oceanen. De reden hiervan is, dat de Indische Oceaan geen constante passaatwind heeft, maar geregeerd wordt door de min of meer grillige moesson, die zich naar het oosten of het westen verplaatst met de jaargetijden en de stromen noodzaakt hetzelfde te doen. Hoewel de Indische Oceaan veel kleiner is dan de Grote en de Atlantische Oceaan, is hij verdeeld in twee duidelijk herkenbare gedeelten. In het zuidelijk deel loopt de stroom tegen de wijzers van de klok in, zoals verwacht kan worden op het Zuidelijk Halfrond, oostwaarts naar Australië, daarna noordwaarts, waar hij niet alleen water stuurt naar de Grote Oceaan, maar ook toevoer daarvandaan krijgt. De stroom loopt dan westwaarts, totdat hij de afrikaanse kust bereikt, welke hij volgt om zich opnieuw bij de Antarctische Stroom te voegen. Zo zien wij de samenhang tussen alle zeeën, groot en klein. Er is altijd beweging, zowel horizontaal, veroorzaakt door de stromen, als vertikaal door het verschil in zoutgehalte. Dit is in het bijzonder het geval in door land ingesloten zeeën, zoals de Oostzee, die een groot deel zoet water ontvangt van rivieren en een ondiepe ingang heeft, geschapen door het Skagerrak en het Kattegat. Deze ingang is nauwelijks meer dan een drempel, waarover het zoute water van de Noordzee amper kan passeren. Daardoor vermindert het zoutgehalte van de Oostzee snel van 2.5 a 3.1 procent in het Skagerrak in het westen tot slechts 0.7 procent ten oosten van Bomholm en bijna zoet water voorbij Finland. |