De Pioniers


Kontiki – Instrumentaal


Song “Kontiki” – een coverversie van de Shadow’s hit jaren 1960. Het is nog steeds de eerste testopname maar is al aardig op weg naar klaar.


De wereld heeft zo veel soorten schepen gekend, dat de ene zeer spoedig vervangen werd door de andere en de oude soorten zijn snel in het vergeetboek geraakt. Dit was het geval met het zogenaamde balsa vlot, kortgeleden in de herinnering der mensen teruggeroepen door de noorse ethnoloog en ontdekker, Thor Heyerdahl, die de oplossing van een eeuwenoud probleem vond, toen hij bezig was oude graven te bestuderen in de woestijn van Peru.

In deze graven, zelfs in de alleroudste, lagen lange, smalle planken met aan een der einden een insnijding voor een stuur. Zij waren alle met grote zorg gesneden uit ijzerhard hout, vaak van de zware algarroba-boom, hetgeen in die dagen een inspannende arbeid geweest moet zijn — want werktuigen van ijzer of van ander stevig metaal waren toen nog onbekend. In de musea, waar dit

alles uitgestald staat, worden vele theorieën verkondigd. Een enkele keer vermeldt het kaartje: „symbolen, vermoedelijk gebruikt bij optochten”. Maar hoe het ook zij, deze geheimzinnige voorwerpen werden altijd gevonden bij werktuigen, die op enigerlei wijze met de zee verband hielden, bijvoorbeeld lange roeiriemen — en zij waren versierd met afbeeldingen, die op de zee betrekking hadden.

Dr. Heyerdahl heeft bewezen, niet alleen met zijn vondsten in de graven en in de literatuur, maar ook met oude tekeningen en met zijn eigen ervaringen, dat deze planken geen roeiriemen of roei-bladen waren, maar middenzwaarden, die nodig waren om de grote vlotten van de Indianen, die in zee gingen, te besturen. Het middenzwaard is het zekere bewijs er voor, dat de vlotten over zeilen beschikten, want een middenzwaard is van geen enkel nut op een vlot zonder zeil.

Hieruit blijkt, dat aan de kust van Peru het zeil gebruikt werd, geruime tijd, voordat de Inca’s zich er vestigden, want de oude graven zijn alle van vóór de Inca-periode. In 1526 zagen enkele spaanse ontdekkingsreizigers ter hoogte van Ecuador een peruaans balsa vlot met zeilen. Dit geschiedde, voordat de Spanjaarden ooit Peru zelf gezien hadden of iets afwisten van de Inca’s.

De kapitein, die zich van het vlot meester maakte, rapporteerde zijn koning, dat het vlot masten en wanden had van zeer fijn hout, welke goed gemaakt waren en dat het katoenen zeilen bezat van hetzelfde type als hun eigen schepen. Het vlot droeg een bemanning van twintig Indianen en een lading van meer dan dertig ton.

Andere spaanse schrijvers verklaren, dat deze zeilende vlotten niet ver achterstonden in manoeuvreerbaarheid bij hun eigen karvelen. Zij schreven over vlotten, die gebruikt werden voor het transport van troepen, voor het maken van ontdekkingen, voor het vissen en het verladen van handelsgoederen. Dikwijls waren gedurende lange reizen langs de kust ook vrouwen aan boord. Enkele van de tekeningen, gemaakt door deze Spanjaarden, vertonen deze lange planken, maar zonder enige verklaring erbij. Verder komen op deze tekeningen geen roeiriemen of stuurriem voor.

Maar enkele Indianen schijnen te zitten in een houding, die het hun mogelijk maakt de middenzwaarden te hanteren — of de „guaras”, zoals zij het noemden.

Dr. Heyerdahl heeft het principe ontdekt, volgens welk het vlot bestuurd kan worden en het vlot kan zowel laveren als zich tegen de wind in keren. De middenzwaarden of guaras, die ca. 3 J/2 meter lang zijn en 45 cm breed, werden vertikaal geplaatst tussen de hoofdbalken van het vlot, zowel van voren als van achteren.

Wanneer enkele zwaarden diep in het water geduwd worden en andere opgehesen worden, kan het voor de wind zeilen, oploeven, wenden en afvallen en verder alle bewegingen verrichten van een schip met kiel en roerblad. Deze methode, die bij de meeste volken van Europa onbekend was, werd door de Indianen beheerst.

Toen Dr. Heyerdahl plannen ontwierp voor zijn Kon-Tiki-Expe-ditie (zie hoofdstuk 22), in 1947, bouwde hij van het indiaanse balsa-vlot een getrouwe copie, om te bewijzen dat men er mensen van Peru naar Polynesië mee brengen kan. Hij voorzag het natuurlijk van voren en van achteren van guaras. Maar wetenschapsmensen noch zeelieden waren bekend met guaras en geen van hen had veel vertrouwen in hun waarde.

In het begin dachten de zeelieden, dat de vijf guaras van de Kon-Tiki alleen de drift wat zouden verminderen — hetgeen zeggen wil: helpen, dat het vlot recht vooruit komt. Zij duwden de guaras zo diep mogelijk in het water en maakten hen stevig vast. In deze positie kregen zij inderdaad de functie van een kiel en het vlot kon bijna negentig graden van de wind zeilen. Meer dan dit kon niet gebeuren, want dan zou het zeil van voren gevuld worden en het vlot achterwaarts drijven.

De guaras verzekerden ook een gelijkmatige koers wanneer de wind achterlijk was. Toen geraakte de Kon-Tiki in een storm en verloor de guaras, zodat het vlot aan de genade van de wind en de stroom overgeleverd werd tot het in Polynesië strandde. Toen de guaras nog op hun plaats waren, doch los, werd ontdekt, dat men geen behoefte had aan een stuurriem. Het vlot kon bestuurd worden en men kon van richting veranderen met de guaras alleen.

Later bestudeerde Dr. Heyerdahl oude documenten uit Peru en Ecuador wat nauwgezetter en vond vele oude verklaringen, dat men balsa-vlotten op zee tegen de wind in had zien kruisen. Hij kwam tot de slotsom, dat hij de oude techniek van zeilen niet begreep. Nadat hij met andere deskundigen gesproken had, bouwde hij een nieuw balsa-vlot van hetzelfde principe als de Kon-Tiki maar kleiner. Met dit vlot koos hij zee en herontdekte de oude indiaanse methode.

Het geheim was, dat de Indianen een soort systeem van tegenwicht hadden, met de mast en het zeil als vaste punten, beheerst door de druk van de wind. Eén arm van de hefboom was het vlot zelf achter de mast, de andere was het vlot voor de mast. Wanneer de guaras voor de mast groter waren, volgde de achtersteven de wind. Wanneer de guaras achter de mast groter waren, zou het voorste deel van het vlot de wind volgen. De guaras, die het dichtst bij de mast waren, hadden minder effect tengevolge van de verhouding tussen de hefboom en de druk van de wind.

Deze scherpzinnige zeelieden leerden op deze nieuwe expeditie spoedig hoe hoog of laag elke guara moest zijn om het verlangde effect te bereiken. Zij leerden ook een en ander, dat nuttig genoemd kan worden voor ons in de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld het plaatsen van guaras of soortgelijke werktuigen op de gebruikelijke reddingsvlotten, die op oceaanstomers staan — zij kunnen dan geschikt gemaakt worden om hen op zee te hanteren. De bemanning aan boord is dan niet meer alleen en uitsluitend afhankelijk van de komst van redders.

Thor Heyerdahl is zeer geestdriftig geworden voor het vlot en niet alleen vanwege zijn eigen grote succes met de Kon-Tiki. Hij is een ernstig en nauwgezet man van de wetenschap. Hij erkent, dat de Indianen gewone boten hebben gekend gedurende de prae-Inca-beschaving. Maar zij gaven aan hun vlotten de voorkeur, omdat deze vele voordelen hadden. Een boot kon door een enkele golf met water gevuld worden en zinken of een gehavende lading oplopen. Al het water echter, dat in een vlot kan komen, zal vanzelf weer weglopen en, wanneer de lading waterdicht ingepakt is,

zal er geen schade ontstaan. Daar de vlotten even goed zeilden als welke boot ook, was het heel gemakkelijk met hen te manoeuvreren. Dit voordeel zal de oorsprong geweest zijn van de stro-boten, die in Polynesië en Zuid-Amerika gevonden worden. Bepaalde plaatsen hadden, natuurlijk, geen geschikt hout. Maar in elk geval zijn er verscheidene plaatsen in de Grote Oceaan, waar boten gevonden worden, die even groot en van dezelfde vorm zijn als gewone schepen, maar vervaardigd uit gevlochten hol gras. Hun voordeel is, dat elke hoeveelheid water, die er in slaat, er weer vanzelf uitgaat. Natuurlijk kan een boot van stro nooit zo’n zware lading dragen als een balsa-vlot.

Wanneer men deze wonderbaarlijke vlotten van Zuid-Amerika bekijkt, wordt het duidelijk hoeveel de bouwers ervan verschuldigd zijn aan de balsaboom, die zulk een bijzonder licht, maar sterk hout verschaft — dat men nergens anders vindt. Zonder dit hout zou het onmogelijk zijn om dergelijke vlotten te bouwen en ze gedurende lange reizen te besturen. Dit wordt duidelijk wanneer wij hen vergelijken met de grote, lompe vlotten die men bijvoorbeeld kan waarnemen op de Lena in Siberië.

De vlotten op deze rivier, die op drie na de grootste der wereld is, zijn gebouwd op het ijs. Bewoners van de „taiga”, de onmetelijke Siberische sparrenwouden brengen de winter door met het omhakken van bomen en het vervoeren van de stammen naar beneden, naar het ijs van de rivier. Grote vlotten worden hier gemaakt, die afzakken naar de houtmarkt, de stammen op een vernuftige wijze aan elkaar gebonden en met dekhuizen, die zelfs stenen haarden bezitten. Dikwijls worden twee vlotten aan elkaar bevestigd en elk van hen is vaak negentig meter lang.

Wanneer het ijs smelt, gaan de vlotten drijven, maar zij zijn moeilijk te besturen en soms is het onmogelijk dit te doen. De bemanningen beweren, dat sterke winden, die dikwijls in het Siberische laagland blazen de vlotten op een of andere bank kunnen drijven — zandbanken zijn altijd een groot gevaar. Deze vlotten hebben van achter twee stuurriemen, die elk door vier man bediend worden.

Wanneer van voren een of andere onverwachte hindernis gezien wordt, werkt vaak iedereen aan boord aan de stuurriemen of de mannen gaan er in kleine boten op uit, om door slepen en duwen het onwillige vlot van koers te doen veranderen. Er zijn drie of vier maanden mede gemoeid, om het vlot de rivier te laten afzakken. Wanneer men deze vlotten in ogenschouw neemt, zal men moeten erkennen, dat het elegante balsa-vlot der Indianen het verre wint in schoonheid en hanteerbaarheid.

Aan de andere kant van de Grote Oceaan hebben de bewoners van de Zuidzee-eilanden een zeer vernuftige en veilige manier uitgedacht om over water te reizen. Zij vonden de „uitlegger” uit, een soort instrument, dat hun boten onzinkbaar maakt en kapseizen kunnen zij evenmin. Enkele van deze kunnen een bemanning dragen van veertig tot vijftig mensen en een groot gewicht aan lading.

Deze uitlegger was een uitstekend vaartuig om te reizen tussen de verschillende eilanden en men gelooft, dat in de voorhistorische tijden grote landverhuizingen door middel van deze uitleggers plaats vonden. Soms is de uitlegger uitgegroeid tot een volledige boot, waardoor de toestand ontstaat, dat twee boten aan elkaar verbonden zijn, wat hen zeewaardiger maakt.

De afstammeling hiervan, de catamaran, is tegenwoordig zelfs te zien in de vorm van een sportieve zeilboot op onze meren.

Totdat men eens geprobeerd heeft om zelf een kano met uitlegger te peddelen is het moeilijk om zich voor te stellen hoeveel bekwaamheid er voor nodig is, om te voorkomen, dat de uitlegger zich draait als een spil, waar de hele boot om ronddraait, zodat hij eenvoudig in een cirkel rondgaat.

Het lijkt zo gemakkelijk wanneer men de eilanders bezig ziet, maar de snelle draai van elke slag is moeilijk te leren. Uitleggers worden op het strand getrokken, wanneer de bemanning landt, evenals de galeien van het oude Griekenland. De stuurman houdt de boot tegen totdat hij een bijzonder grote golf ziet naderen — dan proberen de peddelaars op de top van de golf te komen, om hun boot zo ver mogelijk op het strand te laten drijven.




Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *