Song: Zo Ver In De Toekomst Opnames zijn nog niet begonnen dus voorlopig nog de sample-tune. Wordt waarschijnlijk een beetje cabaret-achtig kleinkunst liedje…
Het korter worden van veel gletsjers op aarde moet al begonnen zijn rond 1800. De gletsjers groeiden aan tijdens de 18e eeuw maar dat was het (tijdelijk) gevolg van de kleine ijstijd. Ook ondergrondse aktiviteit (vulkanen) is van invloed, alles wijten aan de opwarming tijdens de moderne tijd na 1850 lijkt niet helemaal correct…
Continentverschuiving
volgens Alfred Wegener
De naam Alfred Wegener zal altijd verbonden blijven met het idee van continentverschuiving.
Hij was niet de eerste aan wie de overeenkomst in kustverloop van tegenoverliggende continenten, bijvoorbeeld Afrika en Zuid-Amerika, was opgevallen. Hij was wel de eerste die probeerde met geologische gegevens de overeenkomst verder te onderbouwen.
Lange tijd werd echter zijn theorie door het merendeel van de geologen niet aanvaard. De reden daarvoor was dat hij geen geschikt mechanisme kon formuleren, waarmee dit soort gigantische veranderingen -verschuivingen van een heel continent over honderden of duizenden kilometers- kon verklaren.
Hij dacht daarbij aan getijden- of centrifugale krachten en dat viel niet in de smaak van de natuurkundigen.
In een groot deel van de geologische wereld werden daarom de overeenkomsten in aardlagen aan weerskanten van de oceanen als toeval terzijde gelegd en continentverschuiving werd lange tijd verguisd.
Pas in de jaren 1970 is er een ommekeer gekomen, nadat onderzoek van de zeebodem aan weerskanten van de Mid-Atlantische Rug aanleiding gaf tot het ontstaan van de theorie van de platentektoniek.
De Humboldt Stream (El Nino) is vernoemd naar Alexander Humboldt die in zijn tijd door velen – zelfs Charles Darwin – als de grootste natuurwetenschapper aller tijden gezien werd.
OP gezette tijden leest men in de dagbladen, dat een deel van de kust in zee zinkt of er uit oprijst. Maar het is altijd zo weinig en zo moeilijk te meten, dat er geen bijzondere aandacht aan geschonken wordt. Wij hebben gelijk, dat wij er ons niet door laten opschrikken, want deze veranderingen voltrekken zich zo langzaam, dat wij geen moeite hebben ons aan hen te wennen. Maar de zee heeft andere mogelijkheden om te veranderen en daar wij niet behoeven te verwachten, dat zij morgen zullen plaats vinden, zijn zij misschien maar een beetje reëler dan dromen.
Het is niet waarschijnlijk, dat in de komende miljoen jaren weer een grote aardverschuiving zal plaats vinden als die welke de bergen te voorschijn riep. De laatste dateert juist van de vorige dag, zoals het geologisch uitgedrukt wordt. De oude aarde schijnt gedurende duizenden eeuwen te moeten rusten tussen haar grote, reconstruerende bezigheden. Zo zal er dus vermoedelijk in het volgende geologische tijdperk geen nieuwe komen. Maar er zijn enige interessante beschouwingen te geven betreffende andere soorten van wijziging in de oceaan, die de menselijke wezens bijna evenveel aangaan als de reeds genoemde.
Een van hen — en vele mannen van wetenschap geloven, dat deze thans aan de gang is en in een niet al te verre toekomst bespoedigd kan worden — is de haast volledige opruiming van het laatste ijstijdperk. Een deel van het water bestaat uit gletschers — zóveel, dat het smelten van een gedeelte er van de oceaan ongeveer 30 meter zal doen rijzen. En indien alles weer water werd — een zeer onwaarschijnlijke veronderstelling! — zou de zeespiegel 165 meter de hoogte ingaan.
In het eerste geval zou het grootste gedeelte van de atlantische kust van de Verenigde Staten verdwijnen, met inbegrip van de grote steden; de kustlijn zou gelijk komen met de basis van het Appa- lachengebergte, met een paar eilanden, die aangeven waar de verschillende staten geweest waren. De Golf van Mexico zou halverwege de Mississippi komen en in de Grote Oceaan zou het water alles bedekken, te beginnen bij de kustgebergten. Dergelijke vloeden zouden de grote bevolkingscentra van West-Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika wegwissen. Duizenden eilanden zouden verdwijnen en nog duizenden meer inkrimpen.
Een verhoging van de waterspiegel met 180 meter zou de zee bijna terugbrengen tot de uiterste grenzen, die zij ooit bereikte. In plaats van voor 71 % zou dan het oppervlak van de aarde voor 85 of 90 % met water bedekt worden. Van de oostelijke Verenigde Staten zou vrijwel niets overblijven, uitgezonderd een keten van eilanden waar thans het Appalachengebergte is.
De Grote Meren en de Golf van Mexico zouden elkaar ontmoeten in de Mississippi-Vallei en in het westen zouden alleen de hoge plateaus en de bergen behouden blijven. De Hudson Baai zou een zee worden, die het grootste gedeelte van noordelijk Canada bedekte. Er zou weinig overblijven van de europese beschaving, zoals wij die kennen. Een paar rotsige eilandjes zouden de plaats aangeven waar de Britse Eilanden, westelijk Frankrijk, België, Nederland en Skandinavië geweest waren. De hooglanden van Spanje en Italië zouden geïsoleerd worden in een zee, welke zich uitstrekte tot in Afrika, voorbij de Sahara. Van het noorden zou het water over een aanzienlijk deel van Rusland rollen. Soortgelijke veranderingen zouden plaatsvinden in de vorm van de andere continenten en eilanden.
Er is een „maar” bij dit alles, dat het vooruitzicht minder alarmerend maakt. Het smelten zou duizenden jaren in beslag nemen en twee factoren zouden tussenbeide komen, welke de overstromingen niet zo groot zouden doen zijn als men veronderstellen mocht. Het land, bevrijd van het ijs, zou een neiging vertonen om naar boven te gaan, zoals het schip, dat, ontdaan van zijn lading, hoger in het water komt te liggen. De bodem van de zee, niet in staat het extra gewicht van het water te torsen, zou daarentegen een neiging vertonen naar beneden te gaan.
Indien de gletschers hun tegenwoordige houding lieten varen en een nieuwe ijsperiode zouden bewerken, zoals de wereld die al eerder gekend had, zouden zij zoveel water aan de zee onttrekken, dat alle grote havens landhavens zouden worden, honderd mijl en meer verwijderd van het zoute water.
Het grote continentale vastelandsplat met zijn zandvlakten en rotsen, bulten en grotten, ravijnen en riffen, zou naar boven komen. Rivieren zouden beginnen nieuwe beddingen naar zee te snijden. Engeland zou een deel van Europa worden. Siberië en Alaska zouden samengevoegd worden en enkele eilandenketens zouden grote massa’s land worden.
Voor de mensheid zouden de veranderingen in het klimaat belangrijker zijn dan het inkrimpen of uitbreiden van de landoppervlakte. Wanneer de Grote Oceaan zijn warme wateren verder naar de polen uitstrekte en grote ijsmassa’s deed smelten, dan kreeg bijna de gehele wereld het gelijkmatige klimaat, waarbij wij thans aan de tropen denken. Fruit en groenten zouden groeien in een grond, die nu een toendra is. Het vergt een grote landmassa om de beduidende temperatuursveranderingen te scheppen, zoals wij die in de gematigde luchtstreken kennen en er zou geen land genoeg zijn om het soort van weer, dat wij nu hebben, te handhaven.
Daarentegen zou een nieuwe ijsperiode veel van het land, waarop mensen leven, met gletschers bedekken en de rest van hen zou bij de Eskimo’s in de leer moeten gaan, om zich aan de koude te kunnen aanpassen. De kariboe zou terugkeren naar de kusten van de Middellandse Zee, waar overblijfselen van de primitieve mens bewijzen, dat deze dieren er in een vroegere ijsperiode veelvuldig voorkwamen.
Geen van deze „ijs-uitersten” is in alle opzichten een hersenschim. In waarheid zijn deze beide vier keren voorgekomen in ongeveer het laatste miljoen jaar — het Pleistocene Tijdperk. Er bestaat geen zekerheid, hoewel de meeste wetenschapsmensen geloven, dat de Aarde verkeert in een periode van smeltende gletschers en dat dit nog lang moet voortgaan, alvorens een nieuw ijstijdperk zal intreden. Wat wel zeker lijkt is, dat duizenden jaren verlopen moeten, alvorens grote veranderingen plaatsvinden.
Een volgende grote verandering in de zee, die de mens dwingen kan zijn levenswijze te herzien, is de plotselinge verandering in een van de voornaamste zeestromingen of haar vernietiging, tengevolge van een aardbeving onder zee. De stroom, die de meeste invloed heeft op Europa en de Verenigde Staten is de Golfstroom. Deze helpt hun zowel aan hun bijzonder klimaat als aan hun regenval.
Wanneer de Golfstroom om een of andere reden zijn werkzaamheid zou stoppen, zouden honderden miljoenen mensen genoodzaakt worden zich aan een geheel nieuwe omgeving te wennen. En op dezelfde wijze zou de vernietiging van een andere belangrijke stroom vruchtbare landen omzetten in woestijnen en woestijnen in tuinen, de winters verlengen of verkorten, de regenval doen toenemen of verminderen.
Wij kennen reeds enige van deze gebeurtenissen, want tweemaal in de opgetekende historie is de Humboldt Stroom, een brede stroom van koud water, lopende van de Zuidelijke IJszee naar de westkust van Zuid-Amerika, onderbroken geworden.
Wanneer de winden het land in waaien in de richting van de Andes — en de overheersende winden gaan meestal de tegengestelde kant uit — worden zij opwaarts gedreven en door de hoogte sneller afgekoeld dan zij verwarmd worden door het land — en de vochtigheid in hen wordt slechts als mist waarneembaar. Zo komen tussen de bergen en de Grote Oceaan regens bijna even zelden voor als sneeuwbuien in Florida. Maar eenmaal, toen de Humboldt Stroom het opgaf, kwam een warme stroom van het noorden, de Nino, langs de kust en de winden kregen toen het typische tropische karakter; warm en zwaar van vocht. Zij doorweekten de landen met stortregens en deden stof in modder veranderen, huizen van leem en klei wegvagend, die er zelfs niet op berekend waren om weerstand te bieden aan een vriendelijk regenbuitje, en veroorzaakten rampzalige overstromingen.
Het had ook een slechte invloed op de zee. De inktvissen en schaaldieren, die zich verlieten op de koude wateren van de stroom, en de vissen, die zich met hen voedden, stierven bij de oplopende temperatuur. De zeehonden en walvissen en grote scharen vogels, die de Guano-eilanden voortbrachten, kwamen om van de honger of trokken naar elders. De dingen keerden pas tot hun normale staat terug toen de Humboldt Stroom zich herstelde, maar de verandering in de levensvoorwaarden — hetzelfde geschiedde, volgens de geologen, toen de Benguela Stroom in Afrika zijn werkzaamheden stopte — geven ons een denkbeeld van wat er allemaal plaats vinden kan, als een zeestroom vernietigd wordt, want elke continentale kust is erbij betrokken.
Misschien zal de volgende grote verandering in de zee niet het werk van de Natuur, maar van de mens zijn. Enkele jaren geleden hebben de Russen al half en half ernstig gesproken over een plan, dat van de noordelijke woestijnen van hun enorme land een onbeschrijflijk rijk gebied met een gematigd klimaat zou maken. Het enige, dat zij daarvoor benodigden, waren machinerieën, om het water van de Noordelijke IJszee rond de noordelijke kust van Siberië te verwarmen. Atomische energie biedt de mogelijkheid een dergelijke machinerie tot stand te brengen.
Toen ik er jaren geleden was, vernam ik, dat de russische theorie als volgt luidde: wanneer de Bering Straat afgedamd wordt — hetgeen voor moderne ingenieurs geen bijzonder spectaculaire onderneming zou zijn — konden atomisch aangedreven pompen het warme water van de Grote Oceaan over de dam in een stroom drijven, die breed genoeg is om in dat gedeelte van de Noordelijke Ijszee de temperatuur te doen stijgen. Dit zou dan voor Siberië bewerkstelligen wat de Golfstroom voor Europa doet. De grote woestenijen, bedekt met sneeuw en ijs, zouden veranderen in weelderig, vruchtbaar land, in staat om grote bevolkingsmassa’s in leven te houden. Dat zou misschien ook gebeuren met Alaska en noordelijk Canada.
Tot zover klinkt het allemaal wonderbaarlijk. Maar de effecten zouden niet beperkt blijven tot Canada en Rusland. Het koude water van de Noordelijke IJszee, dat, tengevolge van het smelten van de sneeuw en het ijs door de warme stroom over de dam van de Bering Straat zou toenemen, moest ergens heengaan. Daar de uitweg van de Grote Oceaan geblokkeerd werd door de Noordelijke Ijszee, zou het overtollige water van de Grote Oceaan alleen in de Atlantische Oceaan kunnen afvloeien. Het meeste ervan zou door de Barentsz-Zee stromen langs de kusten van Noorwegen. Deze stroom zou vermoedelijk de Golfstroom uit zijn koers dringen — wanneer hij hem althans niet langs de kusten van Europa vernietigde — en de gehele weg tussen Skandinavië tot Spanje zou het land niet veel beter worden dan een woestijn. De koude wateren zouden de lucht zo droog maken, dat in Londen de „fog” verdween en regen er een zeldzaamheid werd. Dit zou nauwelijks de vernietiging van de europese landbouw vergoeden. Nederland kon een klimaat verwachten als dat van de meest noordelijke top van Labrador.
Natuurlijk, het is niet verder gekomen dan tot een schema, toen men vijftig of zestig jaren geleden het plan opvatte om een kanaal te graven van de zee tot in het laaggelegen land van de Sahara-woestijn en een grote binnenzee te scheppen. Het denkbeeld was, om zodoende een weg te maken, teneinde de rijkdommen van de binnenlanden van Afrika te bereiken, zodat die toegankelijk zouden worden voor handelsdoeleinden. De tegenstand kwam van de mensen der wetenschap, die vreesden, dat de druk van het gewicht van de nieuwe zee elders vulkanische uitbarstingen zou te weeg brengen.
Terwijl de voornaamste veranderingen in de toekomst veroorzaakt zullen worden, doordat de zee op het land inwerkt, bestaat er een, waarbij het land de vorm van de zee wijzigt. Wanneer de rivieren slik en zand en rots van de bergen aanvoeren, wordt dit opgehoopt in de ondiepe wateren van het vastelandsplat. Tenslotte wordt dit zo zwaar, dat de bodem van de Oceaan zakt en er eerder dieper dan ondieper water ontstaat. Er wordt beweerd, dat de lading zo groot wordt, dat op dat punt de aarde in elkaar klapt, hetgeen een hevige, maar betrekkelijk plaatselijke verheffing van de bodem veroorzaakt. Dergelijke dingen worden weer opgeheven door het rijzen van het land.
In overeenstemming van de theorie van Wegener bewegen alle continenten zich bijna onmerkbaar naar het westen, hetgeen het feit verklaart, dat het Andesgebergte groeit, op sommige plaatsen meer dan negen meter per jaar, op dezelfde wijze, waarop modder zich ophoopt voor een bulldozer. Op een plaats in Groenland, waar de Eskimo’s stenen steigers oprichten, om hun kano’s weg te houden van de honden, hebben zij tweemaal in mijn leven nieuwe moeten bouwen, welke dichter bij de zee waren, omdat het land de hoogte inging. Misschien is dit toe te schrijven aan het feit, dat het land zijn evenwicht verplaatst of misschien aan het gewicht van het ijs. Andere plaatsen in Groenland, die nu onder zee zijn, staken vroeger boven het water uit.
Bij al deze veranderingen, sedert de Aarde geformeerd werd, zullen de voornaamste bekkens van de oceaan blijven wat zij zijn. Zij zijn ongevoelig voor de invloeden van gletschers en stromingen. Deze bekkens bezitten hun eigen aardbevingen en vulkanen, welke, naar het schijnt, grote spleten maken of belangrijke aardverschuivingen, maar deze gebeurtenissen kunnen plaats vinden, zonder dat de mens er iets van merkt, tenzij hij over zeer fijne en gevoelige instrumenten beschikt. Deze bekkens zijn de meest onveranderlijke fysische trekken van de wereld en de grondslagen daarvan zullen slechts veranderd worden tijdens een van de grote en zeer zeldzame geweldige veranderingen, die de korst van de gehele Aarde een ander aanzicht zal geven.