Geboorte Van De Oceaan


Eens 2 Miljard Jaren Geleden

Eens 2 miljard jaren geleden
sloeg een bol van vlammend gas
weg van de zon

En de bol de bol de bol
Draaide rond en rond en rond
Tot ze eindelijk haar plekje
In ons zonnestelsel vond
Eens 2 miljard jaren geleden

En de geest van de vader
der goden zweefde
Over het water gelijk een mist
Waarvan de bol de bol nog niets van wist
en die draaide draaide draaide maar…
en de geest waaide waaide daar…

ja zo’n 2 miljard jaren geleden
Eens in een heel ver verleden
Zeker…  2 miljard jaren geleden



4,5 miljoen jaar geleden ontstond de aarde, er waren toen nog geen zeeën. De aarde was zo warm dat er geen water bestond, alleen waterdamp. Toen de aarde afkoelde, veranderde de waterdamp in regenwolken en ging het regenen. Tenslotte vormde het water poelen en bijna 1 miljard jaar later ontstonden er oceanen.



Zo gaf elk volk, dat aan de zee leefde, de oceaan een bovennatuurlijke oorsprong. Maar de werkelijke geschiedenis, zoals die door moderne geleerden uit waarneming en onderzoek samengesteld werd, is zelfs nog wonderbaarlijker. De waarheid, welke hun instrumenten en berekeningen onthuld hebben, is een vreemder sprookje dan de weelderigste fantasie ooit gedroomd heeft.

Het is in het kort als volgt:

Eens, ongeveer twee en een half biljoen jaren geleden, werd een grote bol van vlammend gas van de zon afgeslingerd en ging, snel ronddraaiend, de ruimte in. Toch verloor de zon er niet alle controle over, maar liet deze wentelende bol in een regelmatige baan om zich heen gaan. Dit nieuwe hemellichaam was de Aarde, een ontzettend hete massa, die zich veel sneller bewoog dan thans, want zij is langzamer geworden naarmate zij ouder werd en een grotere vastheid verkreeg. Natuurlijk begon de Aarde af te koelen zodra zij ver genoeg van de zon verwijderd was, en tenslotte werden de hete gassen tot vloeibaar gesteente. Donkere, dikke wolken, zo zwart als de zwaarste regenwolken, die wij ooit gezien hebben, strekten zich overal mijlen hoog boven de Aarde uit. Maar van regen was geen sprake, want de Aarde was zo heet, dat elke druppel water, die er opviel, sissend in stoom zou veranderen, als het speeksel op de vinger van de huisvrouw, die onderzoekt of het strijkijzer al warm genoeg is, om gebruikt te worden.

De afkoeling van de Aarde was een zeer ingrijpend proces, dat grote scheuren, builen en kuilen veroorzaakte — dit alles veel eerder dan een ronde, gladde bol achter te laten. Het vloeibare gesteente was regelmatig aangetrokken en afgestoten, zoals wij het thans tijdens eb en vloed in de Oceaan waarnemen — maar op de Aarde werkte de aantrekkingskracht van de zon want de maan, die voornamelijk de getijden veroorzaakt, was er nog niet. Waarschijnlijk niet lang voordat de buitenste laag steen verkoelde tot een harde korst, werd het vloeibare gesteente op zo’n hoogte en met zo’n snelheid door de zon aangetrokken, dat een groot brok van de Aarde los sprong. Dit was de oorsprong van de maan.

De rest van de aardkorst was te dien tijde al zo hard, dat zij niet vloeide in de diepte, die ontstaan was toen de maan van de Aarde afbrak. Tenslotte werd deze inzinking de Grote Oceaan. Ten bewijze hiervan voeren de geleerden aan, dat de bodem van de Grote Oceaan uit basalt bestaat, dat ook de stof is van de middelste aardlaag. De bodems van de andere zeeën zijn graniet, als het merendeel van de buitenste aardlaag. Onderzoekingen van de laatste tijden hebben uitgewezen, dat de gemiddelde dichtheid van de maan gelijk is aan die van de aardkorst, maar minder dan die van de Aarde in haar geheel. Dit duidt er op, dat de maan van dezelfde stof is als de aardkorst.

Ongeveer een miljoen jaren nadat de zon de Aarde afgeslingerd had, koelde de Aarde af tot haar huidige vastheid. Een heet, nog steeds gesmolten middelpunt; een middelste laag, die halfvast is in zijn binnenste gedeelte, doch harder wordt naarmate men meer zijn oppervlak nadert; en een betrekkelijk dunne buitenste laag, die de aardkorst van onze wereld vormt. De voortdurende draaiing heeft deze materialen gegroepeerd toen zij nog zacht waren, zodat de lichtste aan de buitenkant zijn. Het volgende, zwaardere materiaal, het basalt, vormt de middelste laag. Het zwaarste van alle, waarvan men gelooft, dat het gesmolten ijzer en nikkel is, bevindt zich in het hart van de Aarde en is zo heet als de zon of als de gloeiendste hel, die men zich maar voorstellen kan.

Zo gauw de aardkorst koel genoeg geworden was, om water op te nemen, begon het te regenen. De zondvloed is in Genesis onvolledig beschreven. Want in plaats van veertig dagen en veertig nachten, regende het ongeveer veertig eeuwen. Het regende zonder onderbreking en met de kracht van tropische stortbuien. Het regende totdat de wolken ongeveer 300.000.000 kubieke mijlen water geloosd hadden op de kale rotsen, die alles uitmaakten wat er op Aarde was, want er was toen nog geen korrel zand en geen spatje modder — laat staan een grassprietje of iets anders, dat leefde. Eindelijk hield het regenen op en begon de zon voor de eerste keer over het aardoppervlak te schijnen — want tot die tijd waren de wolken zo dik, dat zij elke zonnestraal tegenhielden.

De grote scheuren en inzinkingen, die door het afkoelingsproces ontstaan waren, werden gevuld met water, helder en zoet. De rotsen en builen rezen er boven uit, zuivere, naakte rots. Maar het water was niet zo zuiver als de regen zelf, omdat de stortvloed langs de rotsen het eindeloze proces van de erosie begonnen was van de zouten en andere mineralen uit de steen te spoelen en in de zee te brengen. Maar bij zijn geboorte was de Oceaan zo zoet als een meer in het binnenland, bedekkend het oppervlak van de Aarde, zoals hij het nu nog doet.




Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *