Tussen Mythe en Muziek



“De muziek maakt de geest vrij en geeft vleugels aan de gedachten”.
– Friedrich Nietzsche


Ton LemaireExcerpt boek Ton Lemaire: Tussen Mythe en Muziek, Hoofdstuk 11

Het is gebleken dat Lévi-Strauss de mythologie heeft geanalyseerd als was het een taal. Maar het is nodig om daaraan toe te voegen dat hij ook de vergelijking maakt met de muziek en zelfs de analogie van de muziek gebruikt om de functie van mythen beter te begrijpen.

De taal blijft het paradigma, ook hier, want ‘muziek en mythe zijn twee zusters die door de taal zijn voortgebracht’. Taal, muziek en mythe zijn symbolische systemen die ten nauwste met elkaar verwant zijn, waarbij in de mythen het niveau van betekenis overheerst (mythen zijn in essentie verhalen) en in de muziek het niveau van de klank.

In de taal zijn fonemen de kleinste onderscheidbare eenheden, in de muziek de ‘sonemen’ (of ‘tonemen’), in de mythe de ‘mythemen’. Terwijl de taal na het foneem ook het woord en de zin kent, ontbreekt het eerste niveau in de mythen en in de muziek het woordniveau. Want daar nemen noten de plaats in van fonemen die worden gecombineerd tot melodische zinnen.

Muziek is onafhankelijk van de gearticuleerde taal (al kan ze er mee samengaan in lied en zang); ze ‘spreekt’ tot ons dankzij een structurering van klanken. In de gesproken taal volgen de woorden elkaar op in een lineaire reeks.

Maar zowel in de mythe als de muziek wordt die lineariteit doorbroken. In een muziekstuk namelijk komt een thema of motief herhaaldelijk terug, meestal in een andere toonhoogte. Daarom moet de partituur van een stuk niet alleen van links naar rechts maar ook verticaal worden gelezen om de melodie te zien ontstaan.

Iets dergelijks geldt voor de mythe, waar een zelfde thema in steeds nieuwe varianten terugkeert, een mytheem dat in ander materiaal wordt uitgedrukt. Ook mythen moeten niet slechts lineair maar tevens in kolommen van boven naar beneden worden gelezen.

Muziek en mythe hebben dus een andere verhouding tot de tijd; door hun structuur ontsnappen ze als het ware aan de tijd (anders dan de taal). Beide zijn, in de kernachtige verwoording van Lévi-Strauss, ‘machines om de tijd op te heffen’.

Een andere gelijkenis tussen mythe en muziek betreft hun verhouding tot het zintuiglijke en het intellectuele. Beide opereren via de nauwe vereniging van die twee, de eerste middels de logica van het concrete, de ander door de modulering van klanken. Daarop berust hun uitzonderlijk vermogen om tegelijk in te werken op zowel de zintuigen als de geest, om emoties én ideeën op te wekken. Het esthetisch genoegen van de muziek komt omdat ze zowel lichaam als geest raakt in een totaalervaring: ‘de muziek beleeft zich in mij, ik beluister mezelf door haar heen’.

Verbazingwekkend is daarbij dat de muzikale emotie vaak juist het sterkst is ná de uitvoering, wanneer de stilte is weergekeerd (Lévi-Strauss haalt hier Proust aan). Dan ervaart de luisteraar zich als verzadigd van muziek, ‘ondergedompeld door zin en ten prooi aan een soort invasie die hem zijn individualiteit ontneemt en zijn wezen’.

Door de muziek ‘voltrekt zich dit wonder dat de meest intellectuele van de zinnen, het gehoor dat normaal in dienst staat van de gearticuleerde taal’, een staat kent die gewoonlijk is voorbehouden aan de geur, van alle zintuigen die, die ‘het diepst is geworteld in het halfdonker van het organische leven’.

Dankzij de versmelting van het intellectuele en het zintuiglijke roept muziek in korte tijd een ‘exaltatie op van volledige vervulling’, dat een groot gevoel van dankbaarheid geeft. Kortom, ‘de muzikale vreugde is die van de ziel die dit keer is uitgenodigd om zich in het lichaam te herkennen’.

Een dergelijke heftigheid van beleving kent de mythe niet. Als de muziek het individu blootstelt aan zijn fysiologische verworteling, doet de mythologie dat met zijn sociale verworteling. ‘De ene grijpt ons bij de ingewanden, de andere om zo te zeggen “bij de groep”. En om dat te realiseren gebruiken ze die uiterst subtiele culturele machines die de muziekinstrumenten en de mythische schema’s zijn.

Mythen zijn anoniem, hebben geen herkenbare auteur; ze gaan bestaan zodra ze in een traditie worden opgenomen en verteld worden. Van de muziek kent men vaak wél de auteur, maar dat houdt nog niet in dat we weten hoe het scheppen van muziek in zijn werk gaat. De boodschappen die de muziek voortbrengt, worden door de meeste mensen verstaan, terwijl maar een uiterst kleine minderheid in staat is ze te creëren.

Van de tekensystemen is het alleen de muziek die de contradictoire eigenschappen in zich verenigt tegelijk begrijpelijk én onvertaalbaar te zijn.

Dat maakt ‘[…] van de schepper van muziek een godengelijk wezen en van de muziek zelf het hoogste mysterie van de menswetenschappen, datgene waarop ze stuiten en die de sleutel bevat tot hun vooruitgang’.

Updated: June 16, 2023 — 4:22 pm

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *