Een hert vroeg eens een schaap een mudje rogge te leen.
Het schaap was niet zo dom of ’t gaf het niet meteen.
“t Is al heel wel,’ zegt zij, ‘maar wie staat voor u borg en…’
‘Dat is mijn vriend de wolf. Maakt u dus maar geen zorgen.’
‘De wolf, zegt gij? De wolf? Dat mislijk stuk venijn?
Ik vertrouw hem voor geen cent. Ik zal wel wijzer zijn!
En daar gij bovendien sneller dan ik kunt lopen,
leen ik de rogge u niet. Gij kunt ze van mij kopen!’
CONCLUSIE
Wees wijs en wijst dus nooit, om voor u borg te staan,
van wie gij lenen wilt, zijn ergste vijand aan.