De raaf en de vos


Op een mooie ochtend liep de Vos door het bos op zoek
naar iets om te eten. Opeens zag hij boven hem, op een
tak in een hoge boom, een Raaf zitten. De Vos was
 normaal niet geïnteresseerd in Raven, maar deze had
een groot stuk kaas in zijn bek, en daar had de Vos wel
zin in. Hij zei tegen zichzelf:

“Ik moet niet verder zoeken. Die kaas zal
me heerlijk
smaken bij mijn ontbijt.”

Daarop liep hij naar de voet van de boom waarin de Raaf
zat, keek bewonderend naar de vogel en riep:

“Goede morgen, mooie vogel!”

De Raaf draaide zijn kop opzij en keek wantrouwig naar
de Vos. Maar hij hield de kaas stevig in zijn bek en gaf
geen antwoord. Daarop zei de Vos:

“Wat een mooi dier is dat toch! Hoe glanzend zijn die veren!
Wat een prachtige vorm en welke sterke vleugels! Zulk een
schitterende vogel moet ook wel heel mooi kunnen zingen,
want alles is perfect aan dit dier. Indien het maar één liedje
wou zingen, dan weet ik zeker of ik het de koning van de
vogels mag noemen.”

Toen hij deze vleiende woorden hoorde, liet de Raaf zijn
achterdocht varen. Hij wilde zo graag Koning van de Vogels
genoemd worden dat hij zijn bek opende en zijn lelijk krassende
stem liet horen; daardoor viel de kaas uit zijn bek, recht in de
open muil van de Vos.

“Dank u,” zei de Vos heel lief terwijl hij wegliep. “Alhoewel ze
nogal krast, heb je wel degelijk een stem. Maar waar is je
verstand gebleven?”

CONCLUSIE:

De vleiers leven op kosten
van wie naar hen luistert.

Tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.