De os en de kikvors


Voorheen een stoere stier (zij t nu een forse os)
stond breeduit in de wei te wezen wie hij was.

Dit werd een kikkertje – voorheen nog zacht en aardig
opeens teveel, en t wist: ik voel mij minderwaardig.
Snel blies het dier zich op, keek schielijk om zich heen,
en zei toen:Nu is de os niet meer de grootste alleen.

Zijn makker in de sloot riep: ‘Ach Kikkertje, laat me
toch
niet lachen! Je bent nog even klein!’ En Kikker:
‘Nog
even wachten!’ En weer blies ‘t kikkertje zich
op en op, en op. Als zo iets mogelijk is, had het nu
een dubbele kop.

Maar weer zei Vors, zijn vriend, dat het nergens op
zou lijken.
En voegde er nog aan toe: Ach Kikker toch,
laat
naar je kijken!’ Juist dat dit zou gebeuren, had de
Kikker op het oog. Dus blies hij, en blies en blies

En als zijn vriend niet loog, is hij toen plots ontploft,
voordat hij weer kon blazen
. De os keek even op, dacht
na, en ging weer grazen.

CONCLUSIE:

Komt hoogmoed, naar men zegt, gemeenlijk voor de val;
uitzonderlijk als bier, komt hoogmoed voor de knal.

Tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.