De wolf en het lam


 

Dorst bracht de wolf en ’t lam eens saam bij een rivier.
Stroomopwaarts dronk de wolf; veel lager ’t andre dier.

Het lam deed dit bewust om niet de wolf te hindren,
maar deze, dwars van aard, voelde zich nu de mindre.
Twistziek, op ruzie uit, roept weldra dus de wolf:
‘Houd op! Je maakt dat hier het water vreeslijk golft.
Ik ging, als ik je was, mijn dorst maar elders lessen!’

Het lam, geschrokken wel, vraagt fier:
‘Wil jij mij pressen te gaan weg van hier?
Maar wolf, je klacht is heus misplaatst.
Bedenk: het is de stroom, die jou bij ’t drinken plaagt.’
De wolf, verbouwereerd, weet eerst niets terug te zeggen.
Het spijt hem, dat het lam zijn klagen kon weerleggen.

Onredelijker nog voegt hij er dan aan toe:
‘Een halfjaar terug alreeds was jij onheus, en hoe!’
‘Maar wolf, dat kan toch niet! ’k Was toen nog niet geboren.’
‘Wat maakt dat voor verschil? Dan was ’t je vaders horen
die mij gekwetst heeft, knaap. Hij heeft het nooit geboet…’
En met dat hij dit zegt, drinkt hij het lam zijn bloed.

CONCLUSIE:

Wie toch, en met geweld, onredelijk wil wezen,
die moet dan deze fabel nog eens overlezen.

Tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.