De kikkers willen een koning


 

Kikvorsen, springers in het veld van de natuur,
stond d’onbezonnenheid hard tegen op de duur.

Ze vroegen daarom aan de opperste der góden
voor hen een koning af te zenden, met geboden,
een strakke teugel en een vaste hand.
Een staf, een scepter haast gelijk, daalt uit de hemel af
en plonst, als kikkervorst, tussen de plompeblaren.
De kikkers schrikken weg; ’t gekwaak komt tot bedaren.

De staf drijft eenzaam rond; geen vors verroert een been.
Dan, na verloop van tijd, is er toch eindlijk een,
bij wie nieuwsgierigheid het van de angst gaat winnen.

Hij steekt zijn kop door ’t kroos; hij kijkt, hij kwaakt,
en binnen de kortste tijd zit ieder spottend op het hout:
hoe waardig koning ook, hij laat de kikkers koud!

Het duurt dan ook niet lang of hij wordt afgezworen.
Maar van een nieuwe vorst wil d’oppergod niet horen:
‘Wat denken jullie wel? Ik zond mijn eigen staf!
Maar als die wordt versmaad, komt er een slang voor straf!’
De slang, belust op bout, heeft het toen wel geweten.
En d’een na d’ander zijn de kikkers opgevreten.

CONCLUSIE

De ontevredenen zij dit verhaal een leer:
soms is de medicijn veel erger dan het zeer.

Tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.