De vos en de ooievaar



‘Doe mij eens een plezier, en kom vanavond eten,’
had hartelijk de vos de ooievaar doen weten.
En zo was d’eiber dan, in wit en zwart – heel net!
– verschenen aan de dis. Dra werd hem voorgezet
een kolossaal breed bord (puur zilver, niet te tillen!)
met heldere bouillon van maagre kikkerbillen.

Je moest een kikvors zijn als je zo iets liet staan.
‘Begin maar’ zei de vos.‘Koud is er niets meer aan.’

Maar hoe de ooievaar zich wentelde of keerde,
het bord was te ondiep.

Wat of hij ook probeerde,
één droppel slechts per keer was wat hij binnen kreeg.

De vos liet’hem begaan, keek glundrend toe, maar zweeg.

Onthutst en boos verliet de gast al gauw de tafel,
met krampen in zijn nek en scheuten in zijn snavel.

De vogel vroeg daarna de vos bij zich terug.
‘Heel graag,’ antwoordde Rein.‘’k Ben gek op hazenrug!’

Maar, vreemd, hij werd onthaald op zoete melk met bessen,
fraai opgediend (’k geef ’t toe) in twee kristallen flessen.
De hoge slanke hals, voor d’eibersnep gepast,
bleek echter veel te nauw voor ’t snuitje van de gast.
Die voor een beetre trek een dag niet had gegeten,
kreeg nu zijn trekken thuis; dat is: hij kreeg geen eten.

CONCLUSIE:

Men zegt wel ‘oog om oog’men zegt wel ‘tand om tand’.
De fabel zegt: terecht! Gebruik dus uw verstand.

Tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.