Ga je voor de Stones of de Beatles? Dat is – zoals elke baby-boomer weet – de belangrijkste vraag in de geschiedenis van de pop & rock muziek. Maar voor enkele Amerikaanse baby-boomers was dit niet afdoende en zij wilde het wel eens onderzoeken of deze 2 bands werkelijk verantwoordelijk waren voor de revolutie van 1963/64, de historische gebeurtenis die men ten westen van de Atlantische Oceaan, het Noord-Amerika, de Britse invasie noemt en die ten oosten daarvan vaak wordt gezien als het begin van de moderne popmuziek.
Matthias Mauch van de Universiteit van Londen en Armand Leroi van het Imperial College besloten op een dag deze vraag, en enkele andere vergelijkbare kwesties, nu eens op een wetenschappelijke manier onder de loep te gaan nemen. Ze verzamelden gegevens uit de Billboard Hot 100, de standaard voor hitmuziek in Amerika en gebruikten de data van de site Last.fm, een muziek-streaming service, voor het verzamelen van 30-seconden clips van exact 17,094 nummers – 86% van het totaal dat in de periode 1960-2010 de hitlijsten wist te halen. Vervolgens onderwierpen ze al deze clips aan hun geluids-analyses en muziek-statistieken.
Het onderzoek werd kort geleden gepubliceerd en kreeg onmiddelijk aandacht.
Het duo ontdekte dat al deze popmuziek van de laatste decennia onderverdeeld kan worden in wat zij “topics” noemden. Dit waren samenhangende harmonische en timbrale thema’s die ofwel aanwezig waren of helemaal niet te horen waren in de muziekstijl van een clip. Ze onderscheidde 8 van deze harmonische topics (of onderwerpen, thema’s) die te maken hadden met akkoordreeksen of akkoordgebruik (bv. dominant septiem-akkoorden aanwezig of juist helemaal afwezig, of recht-toe-recht-aan majeur- en mineur akkoorden).
De timbrale onderwerpen bevatte o.a de karakteristieken zoals “drums, agressief, percussief” en ‘vrouwelijke stem, melodieus, vocaal’. Enzovoort. Zoals verwacht waren verschillende genres oververtegenwoordigd in enkele van deze onderwerpen. Nummers met het label “jazz” of “blues” bijvoorbeeld, hadden een hoge frequentie van het onderwerp H1 (die met betrekking tot de dominant-7 akkoorden). het H3-onderwerp (voor de kleine septiem) is het meest voorkomende in funk, disco en soul. T3, een timbre onderwerp dat beschreven word als ‘energiek, spraak, helder’ komt vooral voor in hip-hop.
Zoals kon worden verwacht, werd ook de opkomst en ondergang van deze topics bestudeerd: met een statistische techniek die de onderzoekers “principal-component analysis” genoemd hebben, waren ze in staat om de moderne populaire muziek onder te verdelen in 13 genre-overschrijdende “stijlen”. Zo was het mogelijk om de opkomst en teloorgang van verschillende muziekstijlen beter in kaart te brengen. Verder statistische verwerking – waarbij werd gekeken hoe de mix van stijlen van een bepaalde kwartaal zich vergeleek met die van eerdere en toekomstige kwartalen – toonde aan wanneer een “mix” (van stijlen en timbres) snel aan het veranderen was of dat de ontwikkeling ervan traag was.
Uit de grafieken bleek dat er 3 periodes waren van zo’n opvallend snelle verandering, omwenteling of revolutie. De eerste was die van 1963/64, de periode van de Britse invasie. Hoewel dit de kleinste revolutie lijkt te zijn moet gezegd worden dat dit resultaat vermoedelijk te wijten is aan het feit dat er weinig eerdere kwartalen waren om mee te vergelijken (het onderzoek begint bij 1964 en heeft geen data gebruikt van voor die tijd).
De tweede omwenteling is die van de vroege jaren 80 en de derde vond plaats zo rond 1991. Deze muzikale aardverschuivingen komen overeen met de periodes die muziek critici ook hebben omschreven als de belangrijkste veranderingen (klassieke rock, de new wave en hip-hop respectievelijk), maar deze analyse suggereert tevens dat bijvoorbeeld de punk van de jaren 70 in feite niet die grote revolutie was die hun fans zo graag willen geloven. De principal-component analysis techniek kan ook antwoord geven op de vraag in welke mate de Britse bands de revolutie van de vroege jaren 1960 hebben veroorzaakt. Dr Mauch en Dr Leroi keken naar de stijlen van de Hot 100 songs van de Beatles en de Rolling Stones, die samen met maar liefst 66 titels in de hitlijsten van voor 1968 vertegenwoordigd waren.
De conclusie is dat de Britten misschien niet de revolutie zelf zijn begonnen maar dat ze toch misschien de Bolsjewieken ervan waren en de aanzet ertoe hebben gegeven. De veranderingen in de muziek waren al reeds sluimerend aanwezig voordat de Stones en de Beatles op het muziektoneel verschenen, maar zonder hen is het heel goed mogelijk dat de revolutie niet had plaatsgevonden.
Het onderzoek toont aan dat na hun doorbraak de muziekstijlen zeer snel veranderden en anderen artiesten ook in korte tijd de stijl van de nieuwe popmuziek adopteerden. Dr Mauch en Dr Leroi lijken vervolgens een zeer nuttige manier te hebben ontwikkeld voor de analyse van culturele veranderingen. Ze zijn inmiddels bezig dezelfde wetenschappelijke werkwijze toe te passen op de populaire muziek van voor de jaren 60 en ook de volksmuziek; het is tevens niet ondenkbaar dat dezelfde methode ook gebruikt kan worden voor andere culturele zaken als de populaire muziek (denk aan de mode, de kunstwereld, enzovoort). Hun methode is natuurlijk niet almachtig. Het kan bijvoorbeeld, geen sluitend antwoord geven op de vraag die aan het begin van dit artikel gesteld wordt. Maar gelukkig is dat voor deze Beatle of Stones vraag helemaal niet nodig. Het antwoord is natuurlijk overduidelijk: de Stones. Toch? Niet dan? Okay, de Beatles dan maar…
Oorspronkelijk artikel: The Economist, 9th May 2015 Bewerking & vertaling: John Hoeve, Moonpub NET