De Romeinse muzikanten, comedianten en goochelaars, of deftiger: histriones, mimen, joculatores(letterlijk: potsenmakers; vgl. het Duitse Jokus en het Engelse joke), moeten nadat zij in de vroegste middeleeuwen de Alpen overgetrokken waren, ooit en ergens musicerende Germanen, Kelten en Galliërs zijn tegengekomen en zeker hoogst verbaasd zijn geweest bij de aanblik en vooral bij het aanhoren van deze zwaar op de hande, vaak met belangrijke status beklede Skalden uit Scandinavië, Skóps uit Duitse landen en Barden uit Ierland en Wales.
Zowel de zuidelijke als de noordelijke dichter-zangers konden terugzien op een eerbiedwaardige, zeer oude komaf; de eersten waren nakomelingen in rechte lijn van de klassieke Griekse zangers en kithara-spelers, de laatsten kwamen voort uit de vóórchristelijke kaste der Keltische Druïden-priesters.