HET BELCANTO IN DE WIEG GELEGD
Giulio CACCINI (bijgenaamd ROMANO)
Hij was al op zijn veertiende jaar als luitenist, harpist en zanger ’uit Rome komend’ aan het Florentijnse Hof verzeild geraakt en kon met zijn niet al te sterke karakter moeilijk buiten de onoverzichtelijke intriges rond de groothertog blijven: toen in 1575 een Piero de’ Medici zijn gade Eleonora de Toledo van het leven beroofd had, ging het al spoedig van mond tot mond dat de bekende musicus Giulio Caccini de treurige rol van verklikker in het voorspel van dat drama had gespeeld!
Zijn misstap heeft gelukkig een goede verstandhouding met de groothertogelijke familie niet in de weg gestaan. Zowel bij het eerste huwelijk van Ferdinarido I de Medici in 1579, als bij het tweede, met Catharina van Lotharingen, in 1589, werd hij met ere genoemd als een der sterren van de muzikale feestelijkheden. In 1604 nodigde de Franse koningin Maria de’ Medici hem ’met zijn dames’ zelfs uit voor een artistiek bezoek aan het Parijse Hof. Deze ’dames’ waren zijn vrouw Lucia en zijn dochters Francesca en Settimia die alle drie zijn begaafde zangleerlingen waren en met wie hij al componerende en zingende aan de wieg van het Italiaanse bel canto stond. (Daarvóór was hem echter een reis naar Engeland verboden door Ferdinando, daar deze de Engelse koningin Elisabeth ervan verdacht, dat zij hem zijn beste musici wilde afkapen!)
Nadat Caccini, de ’monodie-specialist’ van de ’Camerata fiorentina’, in 1600 enkele bijdragen had geleverd voor de opera Euridice van de ’recitatief-specialist’ Peri (1561-1635) – omdat, naar de laatste onthulde, deze nummers gezongen zouden worden door personen ’dipendenti da lui’, dus van Caccini afhankelijk: zijn vrouw en dochters? – schreef hij in hetzelfde jaar, op dezelfde tekst van Rinuccini, een eigen Euridice, die echter pas in 1602 voor het voetlicht kwam.
Beroemd werd hij echter met zijn bundel mooie lyrische zangstukken voor één stem met instrumentale begeleiding: Le Nuove Musiche (1601), welke titel tevens de naam werd voor het gehele moderne monodische genre van de ‘canzonetta a uso di aria’, niet meer gecomponeerd op ’parole vili’ (laag bijdegrondse woorden), maar op verheven gedichten van eersterangs poëten als Rinuccini en Chiabrera.
Deze aria’s waren bedoeld om ’in concerto’ te worden voorgedragen, hetgeen Caccini inspireerde tot formulering van grondregels voor de virtuoze zangkunst, de kunst van het effectvol Vocaliseren’, ’coloreren’ (van versieringen voorzien) en ’trillers maken’ en van het uitvoeren van lange melodiebogen. Met de inleiding tot Le Nuove Musiche werd Caccini de auteur van de eerste ’zangmethode’ en de vader van de moderne zangkunst.