DE EUROVISIE-TUNE VAN 1702 – CHARPENTIER (1634-1704). Wat zou Marc-Antoine Charpentier, als hij in de 20e eeuw geleefd zou hebben, jaarlijks op zijn bankrekening bijgeschreven krijgen voor de eerste acht maten van één van zijn Te Deums, die als tune van de Eurovisie-uitzendingen van tijd tot tijd de ether worden ingeslingerd?
Geboren als telg van een schilders- en beeldhouwers-familie werd Marc-Antoine Charpentier, na een studietijd bij de beroemde Carissimi te Rome, een der interessantste Parijse muzikanten-figuren van de 17e eeuw. De ruzie die de grote Molière op een gegeven moment met de eigengereide en eerzuchtige Lully kreeg, had tot gevolg dat Charpentier vast medewerker van de ’Comédie Franfaise’ werd en in die functie o.a. de eerste geslaagde toneelmuziek voor Molière’s Maladie imaginaire componeerde. Maar hij was ook verbonden aan instituten die zijn prachtige religieuze muziek bij massa’s konden gebruiken en maakte, als al zijn Franse tijdgenoten, vele wereldlijke en geestelijke gelegenheidswerken die hem de sympathie van Lodewijk XIV en diens kunstlievende hof deed verwerven.
Hof, theater en kerk waren de omgevingen waarin Charpentier zich, als zovele 17e en 18e eeuwse musici van belang, bewoog; opera, ballet, tragédie, comédie, oratorium, mis, Te Deum, psalm en ’histoire sacrée’, de muzikale genres waarmee hij zich met succes presenteerde.
De laatste zes jaren van zijn leven waren gewijd aan de Jezuïetenkerk ’St.-Chapelle’ te Parijs, voor welke instelling hij practisch alle muziek schreef die zij nodig had, dus ook ét Te Deums uit de jaren 1702 en 1703, die getuigen van een sterke, kundige muzikale persoonlijkheid met een vooruitstrevende geest.
Wat zou Marc-Antoine Charpentier, als hij in de 20e eeuw geleefd zou hebben, jaarlijks op zijn bankrekening bijgeschreven krijgen voor de eerste acht maten van één van zijn Te Deums, die als tune van de Eurovisie-uitzendingen van tijd tot tijd de ether worden ingeslingerd? Het internationale bureau voor auteursrechten zou, alleen al voor het turven van al die uitvoeringsbeurten een aparte employé moeten engageren, dat staat vast.
Behalve enkele ’airs’ voor theaterwerken, die tijdens zijn leven werden gedrukt, zijn de honderden partituren van Charpentier manuscript gebleven. Zijn neef, de bibliothecaris Edouard, heeft het grootste deel daarvan na zijn dood voor 300 ’livres’ aan de ’Bibliothèque du Roi’ verkocht, waarin zij onder de verzameltitel Meslanges werden opgenomen.