GIAN FRANCESCO MALIPIERO, geboren en getogen Venetiaan, brak ook met de Italiaanse laatromantiek en vernietigde, nadat hij in 1913 in Parijs o.a. Strawinsky’s Sacre du Printemps had gehoord, al zijn werk uit de periode daarvóór.
Hij kwam onder invloed van D’Annunzio’s ‘poëtische’ theater, van het Duitse z.g. ‘expressionisme’ en liet zich tenslotte voornamelijk leiden door de oude voorbeelden van de Venetiaanse scholen en door zijn eigen merkwaardige wezen, waarin men neigingen tot het bizarre, het onwerkelijke, het grillige, het misantropische herkent, maar ook grote scherpzinnigheid en vasthoudendheid.
De z.g. ‘atonaliteit’ en het twaalftoonssysteem heeft hij niet willen erkennen en toch is hij aan de ‘seriële techniek’ niet voorbijgegaan, wat blijkt uit zijn no. 5 der Fantasie concertanti, de Dialoghi voor altviool en orkest (1956). Op vrijwel alle denkbare compositorische gebieden heeft hij zich met succes bewogen.