In de jaren na 1460 werden de klassieke neigingen der Renaissance onderbroken. De kunsten, alsook de muziek, schonken weer meer aandacht aan het uitbeelden van de werkelijkheid, toonden zich gehaaster en legden de nadruk op beweeglijkheid en gevoel.
De Bourgondische componisten die vóór 1460 de toon aangaven, namen slechts in geringe mate aan deze kentering deel. De nieuwe mannen waren uit nog noordelijker gelegen landen afkomstig, uit Vlaanderen en Nederland. De voorman van de Nederlanders was Jan of Johannes Ockeghem (ook wel Okeghem). (Geschiedenis van de Muziek – Curt Sachs)