WIE ZOEKT GIJ IN HET GRAF?
Tussen de in grotten afgebeelde bison- en berendansen van de IJstijd en de geraffineerde hedendaagse vertoningen van een opera Tosca in de Scala van Milaan, een in de Weense Staatsopera of de vierjaarlijkse Passiespelen te Oberammergau en Tegelen, liggen enige ontwikkelingsstadia van in wezen één en dezelfde kunst: het zichtbaar en hoorbaar maken van wereldlijke en geestelijke, feestelijke of plechtige gebeurtenissen uit de cultuurgeschiedenis, die de mensen boeien en beroeren.
De Egyptische priesters, als góden, godinnen en dieren verkleed en gemaskerd, voerden hun ’cultische spelen’ op voor het front van hun tempels en zongen en speelden daarbij. De oude Grieken beleefden het ontstaan van hun tragedieën en comediën met koor- en solozang en instrumentenklank uit de ruige festijnen ter ere van god Dionysis. Nadat deze drama’s tijdens de Romeinse overheersing nog gepeperder waren geworden dan zij bij de Hellenen soms al waren, heeft de christelijke kerk ze om hun ’zedeloosheid’ steeds opnieuw openlijk afgekeurd. Zij heeft echter niets kunnen doen aan het feit dat ook na de ondergang van het WestRomeinse
Rijk ’mimen’ en ’joculatores’, toneelspelers en potsenmakers, zich over West-Europa verspreidend, succes oogstten met hun vaak zeer platvloerse, overwegend geïmproviseerde volkstoneel. In gelovige kringen ontstond toen in de 10e eeuw, als een soort tegenhanger, het liturgisch drama, de gecostumeerde handeling die een bepaald onderdeel van de muzikale liturgie aanschouwelijk maakte voor een kerkelijk publiek. Van lieverlede werden daarin de vermaledijde, geminachte wereldse acteurs toch weer aan het werk gezet bij het uitbeelden van de volkse en humoristische scènes der overigens ernstig bedoelde voorstellingen.
Zo kan men dus spreken van een ononderbroken, zij het wat kromme lijn die loopt van de heidense cultische manifestaties der Oudheid naar de Verbeeldingen’ van christelijke bijbelse taferelen in de Middeleeuwen. Het oudste liturgische drama’ waarvan het bestaan is overgeleverd, was een Driekoningenspel op Latijnse tekst van ±: 950. (In Normandië moet al veel eerder in de 9e eeuw de muzikale basis voor dit kunstgenre zijn gelegd.) Hierop volgde al spoedig het Paasdrama, in zijn oervorm door koorknapen en geestelijken in liturgische kleding gezongen in de Paasnacht, later met medewerking van leken in bijbelse gewaden geacteerd en gezongen op een ’toneel’ in de kerk, op de met dialogiserende tropen aangevulde Gregoriaanse Introïtus van de Paasmis:
Wie zoekt gij in het graf (’Quem queritis in sepulchro’) – Wij zoeken Jezus
van Nazareth, de gekruisigde (Jesum Nazarenum quaerimus cruci-fixum)
door Maria Magdalena, Maria de moeder van Jacobus en Salome (vrij naar
Marcus 16 en Johannes 20).
Het zijn de Engelsen die van dit genre het eerstgeboorterecht opeisen met het Winchester Easterplay’ uit 980. In de loop van de tijd breidde men het aantal der scènes en dus der melodieën uit, hetgeen leidde tot het ontstaan van meer dan vijfhonderd (o.a. Nederlandse) Paasspelen. De liturgische drama’s kregen vervolgens ook andere hoogtepunten uit de bijbel tot onderwerp: het Kerstgebeuren met de aanbidding door de wijzen uit het Oosten, de kindermoord in Bethlehem door Herodes de Grote en de klaagzang van Rachel (Mattheus 2 : 16-18) in Kerstspelen, de driekoningenscènes in Driekoningenspelen,de geschiedenis der vijf wijze en vijf dwaze maagden in het spel van gelijke strekking (Mattheus 25 : 1-13), Jezus’ lijden en sterven in Passiespelen (Mattheus 26 en 27), allengs met ingevoegde gesproken teksten in de volkstaal. Toen bepaalde passages al te realistisch werden ’aangekleed’ en Vertoond’ en te zeer op die in het vermakelijke volkstoneel gingen lijken (bijv. de race van Simon Petrus en de andere discipel die Jezus liefhad naar het heilige graf, Joh. 20 : 3, 4) is het liturgische drama naar het kerkplein of de markt verwezen.
Onder een groot aantal verschillende namen werden in de middeleeuwen de liturgische drama’s en geestelijke spelen aangekondigd, zoals: ’ordo’, ’officium’, ’processio’, ’historia’, ’miraculum’, ’misterium’ (van ’ministeriüm’ = dienst of verrichting; dus niet ’mysterium’ of in het Frans ’mystère’), ’ludus’, ’repraesen-tatio’, ’similitudo’, ’planctus’, ’spil’ of ’play’, waarvan de onderscheiden betekenissen moeilijk onder woorden te brengen zijn. Elk spel afzonderlijk had dan bovendien zijn eigen titel naar de inhoud ervan, bijv.: Suscitatio Lazari (Opwekking van Lazarus) en Visitatio sepulchri (Bezoek aan het graf). Tezamen met het liederspel (in dialogen gedramatiseerde wereldlijke liederen tot een verhaal gerangschikt) en het volkstoneel is het liturgisch drama de belangrijkste voorloper van de opera en in zeker opzicht ook van het oratorium in zijn vorm van ’sacra representazione’.