In dezelfde tijd, dat het Duitse volk zich in de volkerenslag bij Leipzig ontworstelde aan het Napoleontische juk, werd in die stad de Duitser geboren, die voorbestemd was het muziekdrama definitief van vreemde smetten vrij te maken en een nieuwe oer- Duitse kunst te scheppen.
Dat hij daarbij moest voortbouwen op wat anderen reeds begonnen waren, doet aan zijn grote verdiensten weinig af: Weber en Beethoven, en verder teruggaand, Monteverdi en Gluck hebben hem op het juiste spoor gezet, en dat hij, eenmaal gerijpt, de Germaanse muziekgeschiedenis na het midden van de 19e eeuw ging beheersen met een geweld zoals dat niemand vóór hem ooit had kunnen aanwenden.
Het genie kwam toch weer alleen te staan, zoals dit in de Latijnse wereld met Verdi het geval zou zijn. En beiden samen hebben het mogelijk gemaakt, dat de muziek een nieuwe ontwikkelingsfase kon ingaan, zij het dat velen deze zien als de laatst-mogelijke met gedurende twintig eeuwen toegepaste en steeds verbeterde middelen. Men mag nimmer vergeten, dat zonder Tristan en Falstaff er waarschijnlijk nooit een van tonaliteit ‘bevrijde’, ’a-tonale’, ‘seriële’ muziek zou zijn gekomen…