In de nacht van 19 op 20 oktober 1874, bijna tien jaar voor zijn dood, werd hij plotseling volslagen doof! Dat was het gevolg van een hersenziekte die zich tijdens de zomermaanden daarvoor al had aangekondigd: eerst begon het linkeroor anders te horen dan het rechter.
Daarna werd elke samenklank tot een ondragelijke dissonantie; vervolgens ging er in het linkeroor een As- majeur kwartsextaccoord aan één stuk door in pijndoende hoge ligging klinken; en tenslotte volgde de abrupte absolute geluidloosheid .. . Dezelfde hersenaandoening leidde tot zijn ongeneeslijke krankzinnigheid in het laatste jaar van zijn leven.
De duizenden die zijn Tsjechische dansen en liederen kennen, de tienduizenden die zijn opera De Kus (1876) bewonderen, de honderdduizenden die spelend en luisterend van zijn beide meesterlijke kwartetten, no. 1 in e (Uit mijn leven), no. 2 in d, genieten, de miljoenen voor wie De Moldau, dat mooie symfonische gedicht uit de cyclus Mijn Vaderland, niet meer is weg te denken van de orkestprogramma’s – al dezen moet het onbegrijpelijk voorkomen, dat de maker van deze schone werken er nimmer ook maar het eenvoudigste klankprobleem in heeft kunnen controleren, ja, er zelfs nooit ook maar één noot van heeft gehoord .. .