Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Johann Strausz Jr. (1825-1899)

Johann Strausz Jr. (1825-1899), de grootste van alle Strauszen, heeft veruit het belangwekkendste deel van hun gezamenlijke werken geschreven. Er zijn er bij, die terecht tot het woord ‘on­sterfelijk’ hebben geïnspireerd. Er zijn er ook onder die niet meer waarde hebben dan van snel neergekrabbelde routine-invallen.

Johann Jr. componeerde te allen tijde, dag en nacht, tenminste als hij niet toevallig at, sliep, biljartte of kaartte. En zelfs dan … Schetsboeken, vodjes papier, overhemd-manchetten, mouwen van nachtjaponnen, tafellakens waren nimmer veilig voor zijn notenstift. Honderden nooit gebruikte motieven vonden ten­slotte een plaats in de ’melodieën-kist’ die Adèle, zijn derde vrouw, als een kostbare schat behoedde!

Uit de wel benutte ingevingen maakte hij (voor een deel in 13 operettes en 1 ballet verwerkt) 174 polka’s, 159 walsen, 70 qua­drilles, 40 marsen en 36 diversen. Daar zij uit gemiddeld 9 the­ma’s zijn samengesteld, heeft Johann Jr. alleen al voor zijn ’walsen’ meer dan 1400 verschillende melodieën moeten vinden!

De meeste op bestelling van Weense verenigingen of clubs, van juristen, doktoren, journalisten, architecten, ingenieurs, in­dustriëlen, politici en gewone burgers, die allen hun eigen feesten en bals gaven en dus hun ’eigen’ danscomposities wilden heb­ben … Vandaar die vele merkwaardige titels als: Elektromagne­tische Polka, Motor-Quadrille, Juristen balltanze, Telegraphische Depeschen-Walzer, Promotionen-Walzer, Diviclenden-Walzer, Luzifer-Polka, Demolierer-Polka, Leitartikel-Walzer, Morgen- blcitter-Walzer, Feuilleton-Walzer, Prozess-Polka, Publizisten- Walzer enz.

Over zo’n melodische vruchtbaarheid zei Johann Strausz Jr. op rijpere leeftijd: . In die tijd was voor het componeren maar één ding nodig: er moest ons iets invallen. En, heel eigenaardig, er viél ons ook altijd wel iets in. Hiervan waren wij ouderen zo zeker, dat er in de regel ’s morgens nog geen noot op papier stond van een nieuwe wals die wij voor ’s avonds hadden beloofd!’

Is er één andere componist van ’amusementsmuziek’ te noemen, die het, als Johann Jr., heeft bestaan in de betrekkelijk korte tijd elf (opnieuw: elf!) wereldberoemd en klassiek geworden dansge- dichten en zangspelen op zijn naam te brengen?

Tussen 1867 en 1888 begroetten muziek- en danslustigen over de gehele aarde met stijgend enthousiasme de komst van An der schonen blauen Donau, Künstlerleben, G’schichten aus dem Wienerwald, Wein, Weib und Gesang, Wiener Blut, Die Fledermaus, Rosen aus dem Süden, Frühlingsslimmen, Eine Nacht in Venedig, Der Zigeunerbaron en Kaiser-Walzer! Vier van deze meesterwerken beho­ren ongetwijfeld tot de tien, welke men in het befaamde gezel­schapsspel krijgt toegemeten om op een grammofoonplaat mee te nemen naar een onbewoond eiland in de Stille Oceaan:

De Mooie blauwe Donau, die bij de première op 15 februari 1867 maar matig kon bekoren vanwege de afschuwelijke tekst, die er door de een of andere rijmelaar speciaal voor de Weense Mannenzangvereniging op was gemaakt:

’Wiener seid froh! / Oho, wieso? /
Ein Schimmer des Lichts – / Wir sehen noch nichts . ..
Der Fasching ist da, / Ah so, na ja!’ Enz.

die daarna toch een tijdlang ’tophit’ in Parijs werd met de woor­den:

’Fleuve d’azur / Sur ton flot pur /
Glissela voile / Comme une étoile. ..’

en die tenslotte snel tot de meestgespeelde wals werd, in zijn oor­spronkelijke gedaante van zuiver instrumentale danscompositie, met een eerste oplaag van een miljoen stuks gedrukte blad­muziek!

De Verhalen uit het Weense woud (1868), welke op haar innigst met de sfeer van de Donaustad verweven muzikale poëzie be­vatten, getuige reeds de tedere inleiding met zijn typische ’Schrammel’-bezetting van cither-solo met strijkersbegeleiding. Het Weense bloed (1873), dat vier maanden na de dood van Johann Jr. de door een zekere Adolf Mülier samengestelde operette van dezelfde naam naar grote successen voerde.

En de Keizerwals (1888), die als troost voor het in ongelukkige veldtochten verspelen van menig stukje grondgebied, werd opge­dragen aan de populaire, stille heerser keizer Franz Joseph!

Rond 1860 had hij tweehonderd muzikanten in vaste dienst, die, in drieën gedeeld, als drie autonome Strausz-orkesten in drie Weense zalen tegelijkertijd ten dans speelden, elk onder leiding van een der drie broers. Het gebeurde dan wel, dat Johann, de ’walsenkoning’ die als een menselijke magneet de duizenden tot zich trok, liet bekend maken, dat hij de drie kapellen in hoogst­eigen persoon zou komen aanvuren.

Hoe dat mogelijk was? Per fiaker snel heen en weer rijdend verscheen hij zowaar telkens een half uur voor een der ensembles om bij een betoverd auditorium zijn triomfen te oogsten, de overige tijd aan Joseph, Eduard of een handige concertmeester overlatend! Een muzikale simultaan- partij, die vóór noch na hem ooit is gespeeld!

Drie vrouwen hebben Johann Strausz Jr. op de weg naar wereld­roem begeleid. Met de bijna 10 jaar oudere Jetty Treffz, dochter van een zilversmid uit Gumpendorf, eens een talentvolle begin­nende operazangeres, daarna de maitresse van een baron Todesco, moeder van vijf buitenechtelijke kinderen, trouwde hij op 27 augustus 1862 in de Weense Stefansdom. Zij werd zijn goede genius en schonk hem al het geluk, dat een man maar verlangen kan.

Zij trad op als zijn secretaresse, zijn muziekkopiïste, zijn kwartiermaakster en reclamechef, bankier, impresario, dokter, kokkin en … artistieke geweten. Zij leidde voorzichtig maar vastberaden zijn schreden van de dansvloer af naar het operette- theater. Zij inspireerde hem tot het wonderwerk Die Fledermaus (1874). Op 9 april 1878 bezweek zij aan een beroerte, na de ont­vangst van een brief waarin een mislukte zoon haar trachtte geld af te persen.. .

In september van datzelfde jaar trad een door de dood van Jetty totaal uit het lood geslagen, eenzame Johann Strausz in het hu­welijk met de 30 jaar jongere zangeres Lily Diettrich, een blond, blauwogig, kuis, koel Gretchen-type, dat helemaal niet bij hem paste. Zij veranderde snel in een dom, egoïstisch, neurastenisch, twistziek, wreed duivelinnetje. Deze episode eindigde met een schandaal: Lily ging er met de directeur van het Theater an der Wien vandoor en liet een geslagen, aan zichzelf twijfelende man achter.

Toen kwam, in januari 1883, Adèle Deutsch, de jonge weduwe van een bloedverwant van Strausz, in Johanns leven. Het duurde vier jaren voor zij hun verhouding een wettige basis konden geven. Johann moest uit de katholieke kerk treden en evange­lisch worden, verwisselde’ het Oostenrijkse met het Saksische staatsburgerschap, diende zich zogenaamd in de stad Coburg te vestigen en daarna werd de scheiding van Lily pas mogelijk. Adèle groeide van bewonderaarster tot ideale echtgenote van de grote kunstenaar en bleef dat in de ogen der Weners nog een mensenleeftijd na ’ Jeans’ dood.

Zij werd allengs van toehoorster raadgeefster en van raadgeefster leidster van een nog steeds zich verdiepende muzikale geest. Ging zij in haar pogingen om hem boven de operette uit in de richting van de opera te heffen wel eens wat te ver, niemand mag daarbij vergeten, dat mede door haar zorgen meesterwerken als Der Zigeunerbaron (1885) en Kaiserwalzer ontstonden.

Een moeder had hem tot kunstenaar gemaakt, een scherpzinnige oudere vriendin en vlijtige vrouw Jetty Treffz bezorgde hem wereldroem, een jongere geliefde en artistiek-begaafde doelbewuste echtgenote kroonde hem tot koning van de melodie in twee- en driekwartsmaat!

En toch verloor de grote kunstenaar, de magnetische mens, de magiër Johann Strausz Jr. met de jaren zijn vaart, zelfbewustzijn, jovialiteit. Al werkend aan steeds nieuwe, maar ook steeds min­der slagende projecten werd hij melancholiek, stil en schuw. Ver­schijnselen, die men later complexen zou gaan noemen, kregen beangstigende afmetingen. Angst voor het sterven deed hem tel­kens de dood trotseren in afmattend nachtelijk werk, lange ver­moeiende Tarock-partijen.

Kinderlijke bangheden dwongen tot bijna waanzinnige gedragingen. Zo durfde hij niet meer in het lo­kaaltreintje naar de Semmering te rijden zonder alle gordijntjes neer te laten en met het gezicht naar beneden languit op de vloer te gaan liggen als het over een brug of door een tunnel reed. Altijd had hij champagne bij zich om zijn schroom voor het een of ander weg te spoelen.

Hij werd de operette, de muziek moede. Hij las niet meer, zag geen toneelstuk meer, ging niet meer naar de opera. Portretten van de paar laatste jaren tonen een gespannen en bedrukte man met ogen die verraden dat zijn innerlijk in paniek verkeerde over zijn eigen, onbegrijpelijke zielstoestand. Nog in leven stierf hij langzaam van binnen uit, mismoedig, doof voor de kreten van bewondering voor zijn werken, die daarbuiten, ver weg, hem steeds meer eer en roem vergaarden.

Zo nu en dan vermande hij zich. Op 22 mei 1899 trad hij voor de lessenaar van de Weense opera om Die Fledermaus te dirige­ren ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van haar première. Hij bracht het tot aan de helft van de ouverture en lag met zweet bedekt en sidderend al weer op zijn sofa thuis, vóórdat het doek voor de eerste akte opging …

Op 26 mei sleepte hij zich naar een elegant modefeest in het Prater, waar hij als beroemdheid onmogelijk gemist kon worden. Aller ’Schani’ zette glimlachend handtekeningen in welriekende poëzie-albums en op fraai geborduurde waaiers. Dinsdag 30 mei constateerden de artsen een zware ontsteking van beide lóngen. IJlend meende hij figuren op een Chinees scherm operetterollen te zien spelen. Zachtjes zong hij het aardige liedje van zijn leraar Drechsler: ’Brüderlein fein. .Zaterdag 3 juni 1899 des mid­dags om vier uur kwam het einde.

Johann Strausz Junior sloot voorgoed de ogen op de drempel van een nieuwe eeuw, zonder te weten dat die hem in de rijen der groten op zou nemen.

DE STRAUSZ FAMILIE

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!