Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Francesco Landini (1325 – 1397)

Zo moet het gebeurd zijn: toen de vreselijke pokken woedden in Fiesole op de heuvel bij Florence, teisterden zij ook de kleine Francesco Landini, het zoontje van de schilder Jacopo del Casentino van de familie der Landini, die uit het dorp Pratovecchio daarheen gekomen was. De ziekte gunde de kleuter het leven, maar ontnam hem het licht van zijn ogen. Geen dokter was er in die tijd die daar iets tegen kon doen.

Heeft Franceschino de geweldige herfstregens van 1333 nog kunnen zien of alleen maar kunnen hóren, die de Arno tenslotte buiten haar oevers deden treden en een vloedgolf veroorzaakten welke Florences oosterpoort onheil brengend binnenstoof? Of was hij toen nog niet eens geboren, zoals sommigen beweren, die over een zesde zintuig schijnen te beschikken bij het doorsnuffelen van oude papieren. Niemand kent het juiste antwoord op die vragen.

Zeker is, dat het in Francesco’s hoofd en hart begon te zingen niet lang nadat de duisternis voorgoed over hem neerdaalde. En er bloeiden zoveel soorten muziek in hem op, zijn oren werden zo fijngevoelig, zijn handen zo behendig en rap, dat hij opgroeide tot de grootste muzikant van zijn tijd, de bloeitijd en tevens voleinding van het Trecento.

Omtrent Landini’s leven vóór 1368 zijn vrijwel geen gegevens bekend en uit de jaren daarna bereikten slechts spaarzame verhalen de volgende generaties. Hij moet goed muziekonderwijs hebben genoten en zelf hard hebben gewerkt, anders was hij niet bekend geworden als voortreffelijk bespeler van uiteenlopende instrumenten als luit(’lyra limbuta’), gitaar, psalterium, fluit, schalmei, fiedel en orgel.

Vooral het orgel had zijn grote liefde, zowel het grote in de kerken (hij was jarenlang organist van ’San Lorenzo’ in Florence), als het kleinste voor wereldse doeleinden, het ‘portatief’ of ’organetto’; tijdgenoten spraken van ’manu .. . velocissima’ – met snelste hand – wanneer zij het hadden over Francesco’s orgelspel. De laatste van drie liefderijke bijnamen in oude bronnen benadrukte dat duidelijk: ’da Firenze’ (van Florence), ’cieco’ (de blinde), ’degli organi’ (van de orgels; merkwaardig, steeds in meervoud!).

Maar hij hielp ook orgels bouwen, repareerde (blind!) zijn eigen instrumenten en construeerde zelfs een nieuw speeltuig met klavier, de serena serenorum (sirene der sirenes?), een kruising van luit en psalterium.

Als componist en virtuoos was Landini de eerste ’individuele musicus’ van de geschiedenis, levend in streken waar zo ongeveer iedereen muziek maakte (daarvan bericht menige passage in Boccaccio’s ’Decamerone’!) en het bewijs leverend van de stelling dat muziek door alle tijden heen ‘romantisch’ is geweest, ook bij de aanvang van de Italiaanse muzikale ‘renaissance’. Hij dichtte tal van teksten voor zijn composities zelf (maar zette ook gedeelten van Dante’s ‘Commedia’ op muziek) en bezong daarin de schoonheid van het leven en de aantrekkelijkheid van de dood, de liefde in het algemeen en de liefde voor één vrouw in het bijzonder.

De stijl van zijn caccia’s, madrigalen en ballata’s was een soepel mengsel van Franse polymetrisch-polyfone èn Italiaanse melodisch-monodische schrijfwijze, met de nadruk op het melodische voor de hoorder. Daarmee ‘completeerde’ hij de kunst van die andere grote 14e eeuwer, de Machault (1301-7577). In het jaar dat, naar de overlevering wil, diens vierstemmige ’Kroningsmis’ voor het eerst werd uitgevoerd (1364), kreeg in Venetië Landini de lauwerkrans voor orgelspel en compositie op het hoofd gedrukt.

Dat gebeurde tijdens feesten die weken duurden, feesten met toernooien, spelen en wedrennen, bijgewoond door een schitterend maar woelig internationaal publiek en de geleerde en artistieke bloem der natie (zelfs Petrarca was er een paar dagen lang getuige van!). Het feest vond plaats op het San Marcoplein en werd gedaan door Peter de Grote, koning van Cyprus, alias Pierre de Lusignan, hoogsteigcnhandig! Zo is het gekomen, dat ’Magister’ Francesco op een miniatuur in het Codex Squar-cialupi werd afgebeeld met een laurierkrans om het hoofd, in een deftig gewaad zijn ’organetto’ bespelend.

Over Landini’s populariteit vertelden oorgetuigen van zijn optreden in de illustere kring van edelen, filosofen, politici, geleerden, geestelijken en kunstenaars, die zich, bijvoorbeeld in de voorzomer van 1389, verzamelden in de tuinen van de villa ’Il Paradiso’, een der bezittingen van de schatrijke familie ’degli Alberti’. Een kilometer buiten de stadswallen van Florence lagen zij, in die dagen door een reeds hete zon beschenen, als een waar paradijs voor festijnen van geest en gemoed, van literair steekspel en muzikale kortswijl.

Daar moet Francesco – al ouder dan zestig jaar! – zich in spitsvondige discussies hebben gemengd, novellen van eigen hand hebben voorgedragen en tussen ernstige gesprekken door zijn ’ballata’s’ hebben gezongen (waarin spijt over vervlogen vergeefse jeugdliefdes de overhand hadden, maar zowaar ook vreugde om hernieuwd opvlammen der tedere gevoelens voor aanbiddelijke vrouwen werd uitgezongen . ..). Daar ook verrukte hij zijn gehoor van tijd tot tijd door zijn heerlijke, allerzoetste orgelspel, dat zelfs de vogels in het lover der bomen ontroerde!

Hierboven is geen sprake geweest van oorlogen, opstanden en godsdiensttwisten, natuurrampen en epidemieën (alleen al de pest van 1348/9 moet 25.000.000 Europese levens gekost hebben!) omdat zij op Francesco’s muziek maar weinig invloed hadden, hoewel zij in het werk van schrijvers en dichters (Boccaccio!) vaak fel beschreven zijn. Maar zij zijn er daarom wel geweest en beheersten zelfs verschillende periodes van het 14e eeuwse Italiaanse leven, wat niet vergeten mag worden bij het aanhoren van al het schoons aan dichtkunst en muziek uit die tijd.

Francesco degli organi is op 4 september 1397 begraven niet ver van zijn grote liefde, het orgel van ’San Lorenzo’, onder de stenen vloer die hij zo vaak had beschreden om bij haar te komen. Hij was zich nooit bewust geweest van eigen grootheid, evenmin als Bach, Mozart en Schubert dat eeuwen later zouden zijn.

Naslagwerken die spreken van ’honderden madrigalen, balladen en canzones’ in het oeuvre van Francesco Landini, overdrijven schromelijk: aan muziekstukken zijn 154 nummers bekend geworden (weliswaar in vele handgeschreven copieën verspreid) namelijk

11 twee- en driestemmige madrigalen, 2 caccia’s, 133 twee- en driestemmige ballata’s, en 8 ballata’s, die zowel twee- als driestemmige zettingen hebben. (Verreweg het belangrijkste daarvan zijn de meeste der ’ballata’s’, Landini’s specialiteit, w.o. sommige al in de richting van de meerstemmige ’canzone’ wijzen.)

Onder de titels springen deze naar voren: Musica son, Piu dolce, Per la ’njluenza di Saturn e Marte (madrigalen), Cosi pensoso (caccia), Non creder, donna, Altri n’ara. la pena, Orsü gentili spiriti (ballata’s, waarvan de laatstgenoemde: ‘Komaan, edele geesten’, wel tot het publiek in Alberti’s paradijs gericht zal zijn geweest!).

De Machault en Landini vormden het eerste der merkwaardige componisten paren waarvan de beide helften elkaar aanvulden of elkanders antipoden waren, die door de hele muziekgeschiedenis op de voorgrond traden: Machault/Landini, Binchois/Dufay, Palestrina/Lassus, Monteverdi/Frescobaldi, Bach/Handel, Gluck/Bach, Mozart/Haydn, Beethoven/Schubert, Mendelssohn/Schumann, Donizetti/Rossini, Wagner/Verdi, Bruckner/Brahms, Dvorak/Grieg, Strauss/ Pfitzner, Debussy/Ravel, Bartók/Strawinsky

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!