Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Pyotr Ilyich Tchaikovsky (1840 – 1893)

Zelden heeft de muziekgeschiedenis een componist gekend die meer onverhulde openheid en gevoelsmatigheden in zijn muziek gelegd heeft als Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky (1840-1893). 

Merkwaardig is dat die etalering van affecten in Tsjaikovsky’s muziek direkt gevolgen heeft voor de appreciatie van zijn oeuvre. Voor melomanen beschikt Tsjaikovsky over het heilige vuur en de gewijde inspiratie van de geboren melodieus, voor anderen is, juist door dat affect, zijn muziek goedkoop van een zekere perversiteit en van een beklemmende leegte. 

Ik werd daar weer eens bij bepaald toen ik in ‘Muzikale Ommegang’ van Alphons Diepenbrock las. In 1897 schrijft hij naar aanleiding van een uitvoering van Tsjaikovsky’s Zesde Symfonie in Amsterdam het volgende:

‘Laat het maar eens gezegd zijn dat deze symfonie een smakeloos maakwerk is. De ideeën zijn banaal en gering. Eigenlijk het mengsel van verlepte cocquetterie en Siberische barbaarsheid. Moet het publiek niet zelf van Tsjaikovsky, Grieg en al die schijnkunst langzaam gede- gouteerd worden?’

Grieg krijgt, zoals blijkt, ook meteen een veeg uit de pan mee! Het zijn boude uitspraken van iemand die zeker niet de eerste de beste was. Maar ze zijn kenmerkend voor de splitsing der geesten die het  fenomeen Tsjaikovsky rond de eeuwwisseling teweeg bracht. Niet iedereen blijkt zijn muziek geapprecieerd te hebben!

Natuurlijk getuigt het bovenstaande citaat van tijdgebondenheid. Diepenbrocks woorden hebben geen profetische allure gehad. Ware kunst overleeft alles, de tijd werkt als een zeef waarin smakeloosheid, banaliteit en geringe gedachte onmiddellijk hun onhoudbaarheid bewijzen. Merkwaardig vind ik overigens dat een erudiet man als Diepenbrock zo weinig begrepen heeft van de toonspraak en de muzikale ideeënwereld van een getourmenteerd man als Tsjaikovsky, juist in een tijd waarin de door Diepenbrock bejubelde Mahler met zijn immense probleem-symfonieën door hem ‘zo goed begrepen werd’.

Over zowel Tsjaikovsky’s en Mahlers artistieke tourmentaties bestaan geen twijfels; zij brengen deze op hun eigen wijze tot uitdrukking. Tsjaikovsky is dan de musicus ‘pur-sang’, Mahler daarentegen de ‘filosoof-componist’, degene die, zoals Mahler dat zelf noemt ‘werelden in zijn symfonieën uitdrukt’.

De muziek van Tsjaikovsky is vol tegenstellingen. Ze bevat ruw en fijn, banaal en delicaat, origineel en conventioneel. En zoals muziek het karakter van de componist weergeeft zijn al deze tegenstrijdige elementen een invalshoek tot het herkennen van de mens Tsjaikovsky. Het is de mens die zijn gehele leven leeft in een psychotische angst voor vrouwen, voor de dood en in afkeer voor vreemden. De grootste angst die Tsjaikovsky verteert is echter de angst voor zichzelf.

De levensweg van Tsjaikovsky wordt, naarmate deze grootser en triomfantelijker wordt, steeds ondragelijker en eenzamer. Met niemand is hij in staat een ontspannen, intermenselijke relatie op te bouwen. De relatie met zijn begunstigster, Nadjesjda von Meck, wier onbaatzuchtigheid zich over een deel van zijn leven zorgvuldig uitstrekt, degene die hem financieel ondersteunt zodat hij zich geheel aan het  componeren wijden kan, heeft dat contact, waarin de componist een indringende en openhartige correspondentie gevoerd heeft die Tsjaikovsky’s persoonlijkheid scherp tekent, is door haar rigoreus verbroken.

Het behoeft geen betoog hoe Tsjaikovsky onder die verbroken relatie geleden heeft. Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky is de neuroticus, het slachtoffer van zijn karakter. Tsjaikovsky is niet tegen zichzelf opgewassen. Ook in zijn werk leeft hij met een eindeloos conflict. Steeds is hij moedelozer dan ooit over de kwaliteit en zeggingskracht van een pas voltooid werk. Steeds weer zal het nieuwe, pas begonnen werk de oplossing moeten brengen voor wat hem maar steeds foltert. Dat is: niet optimaal gefunctioneerd te hebben als componist en daarom gefaald te hebben.

Tussen het turbulente Tsarenleven en de landelijke rust van zijn huis in Klin ontstaan de schetsen voor de Zesde Symfonie, bijgenaamd de ‘Pathétique’.  Het is niet te ontkennen dat dit werk iets afsluitends, iets testamentisch bevat. Dat was ook Tsjaikovsky’s bedoeling.

In een brief aan zijn neef, aan wie hij het werk opdraagt, komt iets tot uiting van de geestesgesteldheid waarin Tsjaikovsky zich tijdens het componeren bevindt:

‘Ik leed niet alleen aan mijn zwaarmoedigheid die zich niet in woorden laat uitdrukken (in de symfonie is een plaats die dat goed uitdrukt, geloof ik), maar ook onder een hevige afkeer van vreemde mensen, onder een onbestemde angst en de duivel mag weten waaronder nog meer’. 

Tsjaikovsky was van een vast geloof in zijn symfonie doordrongen. ‘Ik ben trots op haar zoals op geen ander werk’ schrijft hij aan zijn uitgever. Vier dagen na de eerste uitvoering op 28 oktober 1893 infekteert Tsjaikovsky zichzelf door het drinken van een glas door cholera-bacillen besmet water. Vier dagen later sterft hij. Zijn dood was een bewuste wens: hij heeft bereikt hetgeen hij in zijn leven najoeg. Daarvoor staat de Zesde Symfonie.

BRON: Wim Brandse – De Wonderlijke Bolero van Ravel

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!