Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Katholieke gezangen en liturgie

HET GREGORIAANS EN HET WERELDLIJKE LIED 

Voor het bestuderen van de muziekgeschiedenis is het uiteraard belangrijk bepaalde genre- en stijlkenmerken van verschillende periodes te kennen. Nog belangrijker is het echter om met de muziek zelf vertrouwd te raken.

Kenmerken alléén zijn niet meer dan een geraamte: alleen de muziek zelf kan daaraan leven en betekenis geven. Dit besef is vooral belangrijk bij de bestudering van het gregoriaans, dat voor veel mensen onbekend terrein is. Men zou het gregoriaans eigenlijk moeten zingen en beluisteren om aan het specifieke geluid te wennen. Daarbij gaat het niet alleen om de intrinsieke schoonheid van deze gezangen maar ook om het verband met de historische, liturgische en analytische informatie die in dit hoofdstuk aan de orde wordt gesteld.

Reden te meer voor een aansporing tot bestudering van het gregoriaans is het feit dat deze gezangen na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) nagenoeg verdwenen zijn uit de katholieke eredienst. Toen werd namelijk toegestaan dat het Latijn in de liturgie door de volkstaal werd vervangen. In Europa is het Latijn nog in gebruik bij een aantal kloosters en in sommige diensten van de grotere parochiekerken, maar in Amerika is het liturgische Latijn op sterven na dood.

Hoewel het Latijn de officiële taal en gregoriaans de officiële muziek van de katholieke kerk is gebleven, is het gregoriaans in de praktijk grotendeels vervangen door muziek die geschikter wordt geacht om door de hele gemeente te worden gezongen: vereenvoudigde versies van de vertrouwde melodieën, nieuw gecomponeerde stukken en zo nu en dan een experiment met populaire muziek. Als er al sprake is van een authentieke melodie, dan is de omzetting naar de volkstaal onvermijdelijk van invloed op het karakter van de muziek.

Het gregoriaans maakte, net als overigens de hele liturgie, eeuwen van groei, ontwikkeling en verandering door, maar een aantal rituelen bleef vrijwel onveranderd. Het merendeel van de gezangen stamt uit de middeleeuwen en bleef vanaf die tijd ook uitgevoerd worden, al dan niet in verbasterde versie. Zo kreeg het gregoriaans een drieledige betekenis: historische institutie, repertoire voor concerten van oude muziek en onderdeel van de hedendaagse liturgie.

De historicus wordt geconfronteerd met een conflict tussen enerzijds het reconstrueren van authentieke versies en functionele contexten in overeenstemming met de diverse middeleeuwse praktijken en anderzijds de manier waarop de gezangen optreden in recente edities en kerkelijke gebruiken. Aangezien de uitgaven en opnamen van het gregoriaans die de onderzoeker momenteel ter beschikking staan gebaseerd zijn op de door het Vaticaan officieel goedgekeurde uitgaven, meestal geredigeerd door de benedictijnse monniken van de abdij van Solesmes, lijkt het verantwoord om het repertoire te beschouwen aan de hand van de liturgische conventies zoals die thans in acht worden genomen – al vertroebelt dat ons zicht op de eeuwenlange ontwikkeling van stijl en uitvoering. Op het gevaar af het verleden geweld aan te doen, zullen wij ons hier dan ook richten op de uitvoerings-traditie van de late negentiende en vroege twintigste eeuw: gezangen zoals ze tot voor kort nog algemeen in gebruik waren. Zo kunnen we in elk geval tot op zekere hoogte delen in de ervaringen van middeleeuwse monniken en leken.

De belangrijkste diensten in de rooms-katholieke liturgie zijn het officie en de mis.

De officiën worden elke dag gehouden in een vaste volgorde en op vaste tijdstippen. Dit vindt over het algemeen alleen plaats in kloosters en bepaalde kathedralen. De dag begint met metten (vóór zonsopgang), dan volgen de lauden (bij zonsopgang), priem, terts, sext en noen (respectievelijk om zes uur, negen uur, twaalf uur en drie uur ’s middags), vespers (bij zonsondergang) en completen (meestal direct na de vespers). Het officie, uitgevoerd door leden van de clerus en de religieuze orden, bestaat uit gebeden, psalmen, lofzangen, beurtzangen, responsoria, hymnen en lezingen.

De muziek voor het officie is bijeengebracht in een liturgisch boek dat Antifonarium heet. Het belangrijkste muzikale moment van het officie is het zingen van psalmen met hun antifonen, hymnen en cantica, en schriftlezingen met hun responsoria.

Muzikaal gezien zijn de metten, de lauden en de vespers het belangrijkst. Tot de metten behoren enkele van de oudste kerkelijke gezangen. Aan het eind van de vespers zingt men het canticum Magnificat anima mea Dominum (‘Mijn ziel maakt groot den Heere’; Lucas 1:46-55) op een formule die veel wegheeft van die van de psalmen, met dit verschil dat het initium (de intonatie) niet alleen voor het eerste vers maar voor alle verzen wordt gebruikt. Omdat de vespers het enige officie waren waarbij vanaf de vroegste tijden meerstemmige zang was toegestaan, zijn ze van groot belang voor de geschiedenis van de geestelijke muziek. De Tweede Kerstvespers, gezongen op 25 december, zijn, hoewel meer geornamenteerd dan de meeste andere, karakteristiek voor dit officie.

De completen worden gekenmerkt door het zingen van de vier antifonen van de gezegende Maagd Maria, de zogenaamde Maria-antifonen, één voor elk van de vier belangrijkste delen van het katholieke jaar: Alma Redemptoris Mater (Zalig de moeder van de Verlosser) gezongen tussen Advent en 1 februari; Ave Regina Caelorum (Gegroet, koningin der hemelen), van 2 februari tot woensdag in de Goede Week; Regina caeli laetare (Verheugt u, koningin), van Pasen tot Drievuldigheidsdag, en Salve Regina (wees gegroet, Koningin), van Drievuldigheidsdag tot Advent.




De mis is de belangrijkste dienst van de katholieke kerk. Het woord mis is terug te voeren op de slotformule van de dienst: Ite, missa est (Gaat, het is de wegzending). De dienst staat bij andere christelijke kerken bekend als eucharistie, liturgie, Heilige Communie en Heilig Avondmaal. Hoogtepunt van de mis is de herdenking van het Laatste Avondmaal (Lucas 22:19-20; Eerste brief aan de Korinthiërs 11:23-26) waarbij brood en wijn geconsacreerd worden, via welke de aanwezige gelovigen deelhebben aan het lichaam en het bloed van Christus.

In de katholieke kerk wordt de mis in zijn volledige ceremoniële vorm hoogmis (missa solemnis) genoemd. Tot de hoogmis behoren gezangen van priester, diaken en onderdiaken, maar ook koor en gemeente brengen één- of meerstemmige zang ten gehore. De stille mis (missa privata) is eenvoudiger en duurt minder lang; hier neemt één priester (celebrant) tevens de taken van diaken en subdiaken waar, terwijl één misdienaar in de plaats komt van koor en overige dienaren. Tijdens de stille mis wordt uitsluitend gesproken en niet gezongen. Een hedendaagse mengvorm van hoogmis en stille mis is de gezongen mis (missa cantata) waarbij één priester de mis opdraagt en koor of gemeente één- of meerstemmige zang ten gehore brengt.

De diverse delen van de mis zijn op verschillende tijdstippen en plaatsen tot de vaste liturgie gaan behoren. In de vroegste beschrijvingen van de viering van het Laatste Avondmaal, of Eucharistie, zijn al duidelijk twee delen te onderscheiden: de Dienst van het Woord en de Liturgie van de Eucharistie. Egeria, een uit Spanje of Gallië afkomstige vrouwelijke pelgrim, beschreef ergens tussen 381 en 384 de liturgie zoals zij die in Jeruzalem aantrof. Zij maakte melding van gebeden, lezingen en gezangen in verschillende delen van de erediensten.

In de Ordo romanus prunus, een verzameling liturgische instructies die door de bisschop van Rome aan het eind van de zevende eeuw te boek zijn gesteld, wordt gesproken van het Introïtus, het Kyrie, het Gloria en de Collectes. Deze vier delen gaan volgens de Ordo vooraf aan lezingen uit de Heilige Schrift, zoals het evangelie, en aan de gebeden van de voor de eucharistie bijeengekomen gelovigen. De vroege christenen werden gemaand regelmatig samen te komen voor dankzegging en lofprijzing van de Heer. Deze gebeden van dankzegging, het brengen van offergaven en het breken van het brood werden uiteindelijk samengevoegd tot de Liturgie van de Eucharistie. Daarbij werden het offer van Christus en het Laatste Avondmaal herdacht; de gelovigen deelden in de Heilige Communie brood en wijn, door de kerkvaders beschouwd als het lichaam en het bloed van Christus.

 

 

Tegen het einde van de zesde eeuw had de Canon, het hoofdonderdeel van de mis, een duidelijke vorm aangenomen: de dienst begon met een dialoog waarbij de celebrant de gelovigen vroeg hun hart te verheffen, en eindigde met de communie en een postcommunie-gebed. Diverse zevende-eeuwse en latere sacramentariën (instructieboeken voor de celebrant van de eucharistie, voor het doopceremonieel en voor andere rituelen) geven blijk van een aanzienlijke mate van uniformiteit bij dit hoofdonderdeel van de mis.

Paus Pius V publiceerde in 1570 een missaal (een boek met de teksten voor de mis) waarin de besluiten van het Concilie van Trente waren verwerkt. In dit missaal werden de teksten en riten van de Liturgie van de Drieëenheid vastgelegd; pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw werden ze door het Tweede Vaticaanse Concilie aangepast.

 

 

De mis volgens de Liturgie van de Drieëenheid begint met de Introïtus. Oorspronkelijk was dit een volledige psalm met bijbehorende antifoon, die werd gezongen bij binnenkomst van de priester (de antiphona ad intröitum, ‘de antifoon bij de binnenkomst’). Later werd dit deel van de mis ingekort tot één enkel psalmvers met antifoon. Onmiddcllijk na de Introïtus zingt het koor het Kyrie, op de Griekse woorden Kyrie eleison (Heer, ontferm u over ons), Christe eleison (Christus, ontferm u over ons) en opnieuw Kyrie eleison, waarbij elke aanroeping driemaal wordt herhaald. Daarna volgt, behalve tijdens de boetperiodes van Advent en Vasten, het Gloria. De priester begint dit deel van de mis met de woorden Gloria in excelcis Deo (Ere zij God in de hoogste hemelen) en het koor vervolgt met Et in terra pax (En vrede op aarde). Dan komen de Voorbeden (Collectes) en de lezing van het Epistel, gevolgd door de Graduale en het Alleluia, beide gezongen door één of meer solisten die door het koor worden beantwoord.

Tijdens bepaalde feesten, zoals Pasen, komt na het Alleluia nog een Sequentia, terwijl in de boetetijd het Alleluia wordt vervangen door de meer ingetogen Tractus. Na de lezing van het Evangelie volgt eventueel een preek en daarna het Credo, waarbij de priester begint met de woorden Credo in unurn Deum (Ik geloof in één God), gevolgd door het koor met Putrem omnipotentem (Almachtige Vader). Hier eindigt de Dienst van het Woord en zijn we aangekomen bij de eigenlijke eucharistie.

Tijdens de bereiding van brood en wijn wordt het Offertorium gezongen. Dan volgen diverse gebeden en de Prefatie, waarna het koor het Sanctus (Heilig, heilig, heilig) en het Benedictus (Gezegend Hij die komt in de naarn des Heeren) ten gehore brengt. De Canon, het gebed van de consecratie, wordt gevolgd door het Pater noster (Onze Vader) en het Agnus Dei (Lam Gods). Nadat het brood en de wijn genuttigd zijn, zingt het koor de Communio en zegt de priester de gebeden van de Postcommunio. De dienst eindigt met de slotformule lte missa est of met Benedicamus Domino (Looft de Heere), dat afwisselend door de priester en het koor wordt gezongen.

De muziek van de mis, voor zowel proprium als ordinarium, is vastgelegd in een liturgisch hoek met de naam Graduale. Het Liber usualis bevat een selectie van de meest uitgevoerde gezangen uit het Antifonarium en de Graduale. De teksten voor mis en officie bevinden zich in respectievelijk het missaal en het brevier.


In deze moderne transcriptie is een aantal van de tekens opgenomen die bij de neumen uit het manuscript staan geschreven. Het sterretje geeft het moment aan waarop koor en solist, of twee gedeelten van het koor, elkaar afwisselen. Het rechte lijntje onder een aantal notenparen is een uitbreiding van het teken dat dient om een geringe verlenging van de noten aan te geven. De kleine nootjes komen overeen met het teken dat waarschijnlijk heeft gediend om een lichte vocalisatie op de eerste (stemhebbende) medeklinker aan te geven in combinaties als ergo, ventris. Het gegolfde lijntje staat voor een teken dat vermoedelijk een lichte versiering van een noot heeft aangeduid, wellicht zoiets als een korte triller of mordent.




 
Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!