Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Categorieën, vormen en typen gezangen

Het gregoriaans kan worden geclassificeerd op grond van de tekst. Er komen zowel bijbelse als niet-bijbelse teksten voor, waarbinnen weer een verdeling is te maken in proza en poëzie.

Bijbels proza treffen we aan in de lessen van het officie, en bij de mis in het Epistel en het Evangelie. Psalmen en cantica zijn voorbeelden van bijbelse poëzie. Niet-bijbels proza is te vinden in onder meer het Te Deum, en in veel antifonen, waaronder drie van de vier Maria-antifonen. Hymnen en sequentia’s zijn gezangen op niet-bijbelse poëzie.

Op grond van de uitvoeringspraktijk kan het gregoriaans worden ingedeeld in: antifonaal (koren in afwisseling), responsoriaal (afwisselend solist en koor) en direct (zonder afwisseling).

Een derde onderscheid is dat op basis van de relatie tussen noten en lettergrepen. Gezangen waarvan alle of de meeste lettergrepen één eigen noot hebben, noemt men syllabisch; lange melodische passages op één enkele noot vinden we in melismatische gregoriaans. Dit onderscheid is niet altijd even duidelijk: overwegend melismatische gezangen bevatten meestal wel een paar syllabische passages, terwijl in veel syllabisch gregoriaans korte melismen voorkomen van vier of vijf noten op bepaalde lettergrepen. Dit soort gezangen noemt men neumatisch.

Over het algemeen volgt de melodie in grote lijnen de gangbare accenten van het middeleeuwse Latijn door de beklemtoonde lettergrepen van het gezang te voorzien van meer of hogere noten. Dit worden tonische accenten genoemd. Er zijn echter veel uitzonderingen op de regel, zelfs in tamelijk bloemrijk gregoriaans, terwijl de regel moeilijk toepasbaar is in de recitatiefachtige gezangen, waar veel opeenvolgende lettergrepen op dezelfde toonhoogte liggen, en in de hymne, waar elke strofe tekst op dezelfde melodie gezongen wordt.

Bovendien is in het meer melismatische gregoriaans het melodisch accent veelal belangrijker dan het woordaccent. We vinden in deze gezangen dus lange melismen op onbeklemtoonde lettergrepen, vooral op slot-syllabes zoals de laatste a van ‘alleluia’ en op de laatste lettergreep van woorden als ‘Dommus’, ‘exsultemus’ en ‘Kyrie’. In dit soort gregoriaans krijgen belangrijke woorden en lettergrepen juist nadruk door ze van een eenvoudiger toonzetting te voorzien. Op deze wijze contrasteren ze met de rijk geornamenteerde, onbeklemtoonde lettergrepen.

In het gregoriaans is het niet gebruikelijk om woorden of woordgroepen te herhalen; toonschildering en het uitbeelden van losse woorden of beelden vindt men slechts bij uitzondering. De melodie is aangepast aan ritme en sfeer van de tekst, en aan de liturgische functie van het gezang, maar de melodie wordt bijna nooit voorzien van speciale op emotie of uitbeelding gerichte effecten. Het ontbreekt het gregoriaans overigens niet aan expressiviteit, maar de weergave van de tekst staat voorop. In sommige gezangen gebeurt dat zonder omhaal, in andere voorziet men de melodie van rijke versieringen’.

Elke gregoriaanse melodie is verdeeld in frasen en delen van frasen die corresponderen met de zinnen en zinsneden van de tekst. Deze verdeling wordt in de notenbalk van een moderne partituur aangegeven door middel van verticale lijnen, waarvan de lengte evenredig is aan het belang van de cesuur. Meestal heeft het melodisch verloop de vorm van een boog: het begin is laag, dan stijgt de melodie naar een hoger gebied, waar zij enige tijd blijft alvorens bij het einde van de frase weer af te dalen. Dit eenvoudige en natuurlijke model treffen we aan in vele subtiele combinaties. De melodieboog kan bij voorbeeld twee zinnen omspannen, of een aantal kleinere bogen bevatten. Een minder gebruikelijk melodisch patroon, kenmerkend voor zinnen die met een belangrijk woord beginnen, begint op een hoge noot en daalt daarna gelijkmatig af.

Met betrekking tot de vorm kunnen in het gregoriaans drie hoofdtypen worden onderscheiden:

1 De vorm die we aantreffen in de psalmtonen: twee frasen die met elkaar in evenwicht zijn en corresponderen met de structuur van de tekst in een typisch psalmvers.

z De strofische vorm, zoals die van de hymne, waarbij dezelfde melodie wordt gezongen bij verschillende coupletten tekst.

3 ‘Vrije vormen’ die alle andere types omvatten en zich niet lenen voor een beknopte beschrijving. Deze vrije vormen kunnen een aaneenschakeling zijn van een aantal traditionele melodische formules, of een nieuwe compositie waarin van dergelijke formules gebruik wordt gemaakt. Hierbij kan het gaan om een uitbreiding of ‘ontwikkeling’ van een bestaand melodietype of om geheel oorspronkelijke composities.

Zie verder: het flipboekje…

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!