Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Westerse Liturgieen

In het westen waren, evenals in het oosten, de kerken aanvankelijk betrekkelijk zelfstandig. Hoewel ze uiteraard veel ge­bruiken met elkaar gemeen hadden is het waarschijnlijk dat elke streek in het westen het oosterse erfgoed in een enigszins andere vorm overnam.

Deze aan­vankelijke verschillen leidden tussen de vijfde en de achtste eeuw in combi­natie met bepaalde regionale omstandigheden tot een aantal verschillende li­turgieën en zangrepertoires. Uiteindelijk verdwenen de meeste regionale varianten (de ambrosiaanse is een van de uitzonderingen) of werden ze opge­nomen in de enkele uniforme praktijk die onder het centrale gezag van Rome stond. Vanaf de negende tot de zestiende eeuw werd de liturgie van de wes­terse kerk, zowel in theorie als in praktijk, daaraan steeds meer geconfor­meerd.

Tijdens de zevende en de vroege achtste eeuw was de macht over West- Europa verdeeld onder de Lombarden, de Franken en de Goten en al deze po­litieke facties hadden hun eigen gezangenrepertoire. In Gallië waren er Galli- caanse gezangen, in het zuiden van Italië beneventaanse, in Rome oud-Roomse, in Spanje westgotische of mozarabische, en rond Milaan ambrosiaanse. (La­ter kwam Engeland tot zijn eigen gregoriaanse dialect, de Sarumritus, dat zich van de middeleeuwen tot de Reformatie handhaafde.)

De Gallicaanse liturgie, die zowel Keltische als Byzantijnse elementen be­vatte, werd door de Franken gebruikt tot vlak voor het eind van de achtste eeuw, toen zij verboden werd door Pippijn en zijn zoon Karei de Grote, die het gezang van Rome aan hun domeinen oplegden. Deze liturgie werd met zo­veel succes de kop in gedrukt dat er weinig over bekend is.

Aan de andere kant zijn haast alle oude Spaanse teksten en de bijbeho­rende melodieën bewaard gebleven, maar in een notatie die men niet heeft kunnen transcriberen omdat het systeem in onbruik raakte voordat de ge­zangen op notenbalken werden genoteeerd. De Spaanse liturgie kreeg haar de­finitieve vorm door het Concilie van Toledo in 633, en na de mohammedaanse verovering in de achtste eeuw noemde men haar mozarabisch, hoewel er geen reden is om aan te nemen dat de muziek Arabische invloeden had ondergaan.

De Spaanse liturgie werd pas in 1071 officieel vervangen door de Roomse, en zelfs tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds sporen van in enkele ker­ken in Toledo, Salamanca en Valladolid. Men heeft muzikale relaties ontdekt tussen gregoriaanse en ambrosiaanse offertoria en de daarmee corresponde­rende Spaanse categorie, de sacrificia.

Het oud-Rooms is een gezangenrepertoire dat bewaard is gebleven in ma­nuscripten uit Rome die dateren van tussen de elfde en de dertiende eeuw maar teruggevoerd kunnen worden tot de achtste eeuw. Naar men vermoedt is het een oudere traditie die in Rome standhield en zich verder bleef ontwikkelen zelfs nadat het gregoriaanse repertoire, sterk beïnvloed door de noordelijke, Frankische stijlen, zich over Europa verspreidde (zie pagina 42). Het door Ka­rei de Grote (742-814) gestichte Frankische koninkrijk omvatte de landstre­ken die men in moderne termen zou omschrijven als Frankrijk, Zwitserland, het westelijke deel van Duitsland en de Lage Landen. In deze tijd begon ook de verbreiding van het leenstelsel.

Wat waren de melodieën die vanuit Rome naar de Frankische landen wer­den gebracht nu precies? Men kan deze vraag niet met zekerheid beantwoor­den. De recitatietonen, de psalmtonen en enkele andere van de eenvoudigste types waren zeer oud en zijn misschien nagenoeg intact uit de vroegste tijd overgeleverd. Ongeveer dertig of veertig antifonale melodieën waren misschien ontstaan in de tijd van paus Gregorius. Veel van de meer complexe melodieën (tracten, gradualen, offertoria, alleluja’s) moeten in Rome in gebruik zijn ge­weest (misschien in simpelere versies) voordat ze naar het noorden werden verbreid.

En het is mogelijk dat enkele van de vroege melodieën bewaard zijn gebleven in de manuscripten van het oud-Roomse gezang. Hoe dan ook, we kunnen vermoeden dat in haar nieuwe omgeving deze geïmporteerde muziek in veel zo niet alle gevallen veranderingen onderging voordat ze uiteindelijk werd genoteerd in de vorm waarin we haar in de oudste, noordelijke manu­scripten vinden. Verder ontwikkelden zich in het noorden na de negende eeuw veel nieuwe melodieën en nieuwe gezangvormen. Kortom: nagenoeg het hele repertoire aan gezangen zoals wij dat nu kennen is ons overgeleverd vanuit Frankische bronnen die waarschijnlijk gebaseerd zijn op Roomse versies, met toevoegingen en varianten van plaatselijke kopiisten en musici.

Aangezien in de meeste manuscripten een versie van het gezangenreper­toire werd overgeleverd die in het Frankische koninkrijk was samengesteld en geredigeerd, zijn wetenschappers geneigd te geloven dat veel van de gezangen in de noordelijke religieuze centra zijn gecomponeerd en daar ook hun uit­eindelijke vorm hebben gekregen.

Recente vergelijkingen van de Frankische en de oud-Roomse versies hebben de opvatting gesterkt dat het oud-Rooms de oorspronkelijke bron is van gezangen die slechts kleine wijzigingen onder­gingen toen ze in Gallië werden overgenomen.

In de gezangen die in de be­langrijkste Frankische manuscripten bewaard zijn gebleven wordt, volgens de­ze opvatting, het repertoire overgeleverd zoals het werd gereorganiseerd onder leiding van paus Gregorius I (590-604) en een belangrijke opvolger, paus Vi- talianus (657-672). Vanwege de veronderstelde rol van Gregorius wordt dit repertoire gregoriaans genoemd.

Nadat Karei de Grote in 800 was gekroond tot ‘keizer’ van het Heilige Roomse Rijk, streefden hij en zijn opvolgers er­naar om dit gregoriaanse repertoire te verspreiden en de diverse regionale va­rianten de kop in te drukken, zoals het Keltische, het Gallische, het mozara­bische en het ambrosiaanse, waar zij niet helemaal in slaagden. In de negentiende en twintigste eeuw belastten monniken van de benedictijnse ab­dij van Solesmes in Frankrijk zich met van commentaar voorziene facsimile- edities van de bronnen van het gregoriaans in de reeks Paléographie musica- le. Ook publiceerden ze in aparte delen moderne edities in neumatische notatie voor diverse soorten kerkzang, die in 1903 door paus Pius X werden verklaard tot de officiële Vaticaanse edities. Sinds de mis in de landstaal werd aange- moedigd door het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965), worden deze boeken niet veel meer gebruikt in moderne kerkdiensten en worden ze niet meer regelmatig herdrukt.

Het belangrijkste centrum van de westerse kerk buiten Rome was Mi­laan, een bloeiende stad die nauwe culturele banden had met Byzantium en het Oosten. In de vierde eeuw was het de belangrijkste residentie van de wes­terse keizers, en later werd het de hoofdstad van het koninkrijk Lombardije in Noord-Italië, dat floreerde van 568 tot 744. Van 374 tot 397 was Sint Am- brosius de bisschop van Milaan. Hij introduceerde de responsoriale psalmo­die in het Westen, die paus Celestinus I vervolgens in Rome in de mis opnam.

In deze psalmstijl zong een solist of voorzanger de eerste helft van een psalm waarna de gemeente de tweede helft zong. Dankzij de belangrijke positie van Milaan en dankzij de energie en de persoonlijke reputatie van Sint Ambrosi- us had de Milanese liturgie veel invloed, niet alleen in Frankrijk en Spanje maar ook in Rome. De liederen van de Milanese liturgie raakten later bekend als het ambrosiaans, hoewel het te betwijfelen valt of er iets van de overgele­verde muziek dateert uit de tijd van Sint Ambrosius zelf.

De ambrosiaanse li­turgie met zijn afgeronde gezangenrepertoire is in Milaan tot op zekere hoog­te tot op de dag van vandaag gehandhaafd, ondanks diverse pogingen om haar te onderdrukken. Veel van de gezangen lijken in hun huidige vorm op die van de Roomse kerk, waaruit blijkt dat er ofwel een wisselwerking was ofwel dat ze van dezelfde bron zijn afgeleid. Als er twee versies van dezelfde melodie zijn en als die tot het geornamenteerde type behoort (zoals een alleluia) is de ambrosiaanse versie doorgaans meer doorwrocht dan de Roomse; en als het * om een sober type gaat (zoals een psalmtoon), is de ambrosiaanse versie een­voudiger dan de Roomse.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!