Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Hans Leo Haszler (1564 – 1612)

COMPONEREN, ORGANISEREN, SPECULEREN
Hans Leo HASZLER (1564 – 1612)

Kaspar, Hans Leo en Jakob waren de zeer muzikale zoons van de orgelspelende wapenbewerker en edelsteensnijder Isaak Haszler te Nürnberg, een ’fürnehmer’ musicus naar een tijdge­noot heeft getuigd. De middelste der broers kreeg blijvende faam als eerste Duitse componist met grote kwaliteiten, die een ver­smelting wist tot stand te brengen van de nieuwe Italiaanse kunst met de oude Zuid-Duitse.

Daartoe had hij zich de voornaamste elementen eigen gemaakt van de orgel- en klavierstijl en van de vocale muziek der Venetianen, als leerling van Andrea Gabrieli en vriend van diens zoon Giovanni Gabrieli. Maar ook de grond voor zijn latere perfecte optreden als man van de wereld en als zakenman moet hij in Venetië hebben gelegd.

In maart 1585 luisterde Haszler een huwelijk in de Augsburgse schatrijke bankiersfamilie Fugger met zijn orgelspel op (’schlug in der Kirchen das Ambt und bei der Hochzeit’) voor het in die tijd hoge honorarium van 20 florijnen. Zijn spel en zijn toen reeds aan de dag tredende briljante aanleg op heel andere gebie­den bezorgden hem in het begin van het daaropvolgende jaar een vaste aanstelling bij de Fuggers en daarmee de relaties met vorstenhuizen welke bij die grote zakenlieden in het krijt ston­den. Als ’Kammerorganist’ en leraar van aanzienlijke burger­zoons kreeg hij de gelegenheid zich in belangrijke financiële transacties te mengen, waaronder beleggings- en leningsmanipulaties voor Keizer Rudolf II hem geen windeieren legden.

Be­moeiingen met de constructie, de bouw en de verkoop van me­chanische muziekinstrumenten deden hem verstrikt raken in een drietal processen met concurrenten, die het moeilijk konden ver­kroppen dat Haszlers ’Spielwerk’ (waarvoor hij ook composities schreef) alle andere dergelijke constructies in kwaliteit overtrof; zelfs een keizerlijk patent vrijwaarde hem niet voor de aanvallen van zijn benijders.

Neue teutsche Gesang nach Art der welschen Madrigalien u. Canzonetten 4-8 v. en Lustgarten neuer teutscher Gesang, Balletti, Gaillarden u. Intraden 4-8 v. waren de voornaamste muzi­kale producten uit die rusteloze Fuggertijd. Zij vormden mede de bodem waaruit de grote Duitse vocale en instrumentale lied- en danskunst opbloeide.

In de tweede bundel, de Lustgarten (gedrukt in 1601) stond de beroemde melodie welke Haszler onsterfelijk zou doen worden: Mein G’müt ist mir verwirret von einer Jungfrau zart, het wereldlijke lied waarvan onmiddellijk een Lutherse ’contrafact’ (geestelijke parodie) werd gemaakt met Christoph Knolls tekst Herzlich thut mich verlangen nach einem seligen End en later met de koraaltekst O Haupt voll Blut und Wunden (waarvan Bach in zijn Mattheüs Passie een paar onvergankelijke harmonisaties schiep).

Als overtuigd protestant was Haszler verplicht voor zijn streng-katholieke Augsburgse broodheren enige meerstemmige missen en motetten (Sacri concentus) te componeren, die echter minder geïnspireerd en ’gladder’ klinken dan de latere, vaak ontroerende protestantse kerkliederen zoals Psalmen und Christliche Gesang, mit 4 St. auf die Melodeien fugweis komponirt (dus imiterend polyfoon; 1607) en Kirchengesaenge, Psalmen und geislliche Lieder, auf die gemeinen Melodeien mit 4 St. simpliciter geset zet (gangbare melodieën, eenvoudig homofoon, 1608).

In de ontstaanstijd van deze prachtige, gemakkelijk in het gehoor liggende zangen was Hans Leo Haszler na Augsburg al­weer drie jaren ’Oberster Musiker’ van de stad Nürnberg ge­weest, in 1605 naar Ulm verhuisd na met een Ulmse koopmans­dochter getrouwd te zijn, en had hij zich in vele buitenmuzikale bezigheden begraven. In zijn geboortestad bestond zijn werk in het organiseren en opbouwen van muziekinstituten en het mu­ziekleven in het algemeen. Van Ulm uit speculeerde hij in het groot, interesseerde zich in koper- en zilvermijnen, liep grote risico’s bij geldleningen aan kleine vorsten. Bij vele van zijn zaken (waarbij zijn twee broers hem hielpen) moet hij tot aan de grens van het geoorloofde gegaan zijn en niets en niemand ontzien hebben.

Niet voor zijn christelijke kerkliederen, evenmin om zijn grote muzikale invloed, maar als dank voor zijn vele verdiensten op commercieel en financieel gebied werd Haszler (mèt zijn broers) reeds in 1595 door de keizer in de adelstand verheven, waarvan de rang in 1604 nog werd verhoogd en aan de uitbreiding van het wapen het recht op de naam ’Haszler von Roseneck’ werd verbonden.

Na drie Ulmer jaren verbond Haszler zich aan het hof van de keurvorst van Sachsen, Christiaan II; hij leed toen al aan longtering en stierf op een hofreis met de volgende keur­vorst, Georg I, na aankomst in Frankfurt, waar men de keizer- verkiezing van Matthias zou bijwonen. Negen jaar na zijn dood kregen de nabestaanden van Hans Leo Haszler von Roseneck nog geld uitbetaald dat de keizerlijke kas hem schuldig was . . .

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!