Philippo de Monte (1521-1603), geboren te Mechelen, verbleef enkele jaren te Napels (tegelijk met di Lasso), was één jaar lid van de Hofkapel van Philips II (getrouwd met koningin ’bloody’ Mary) in Engeland, waar hij bevriend werd met Byrd; na omzwervingen langs Antwerpen, Rome, Florence, opnieuw Napels en Genua, aangesteld als leider van de keizerlijke hofkapel te Wenen (1568) bleef hij dat 35 jaar lang onder Maximiliaan II en Rudolf II, die ook wel in Praag resideerde.
Hij was in zijn tijd bijna even beroemd als Palestrina en Lasso en volgens een tijdgenoot ’ein stiller eingezogener züchtiger Mensch, wie ain junkfrau’, die voorbeeldig Italiaans sprak en het Latijn volmaakt beheerste; componeerde 1217 drie- tot zevenstemmige madrigalen (meer dan wie van zijn generatie-genoten ook) w.o. 144 geestelijke of z.g. Madrigali spirituali, tezamen in 42 boeken gedrukt; 319 motetten, 38 vijf- tot achtstemmige missen, 45 chansons; voor de wereldlijke madrigalen werden teksten van o.a. Petrarca, Tasso, Boccaccio, Guarini gebruikt, voor de geestelijke o.a. van Canisius en Tasso met een inhoud die meestal een godsverlangen, boetvaardigheid en verlangen naar vroomheid weergaven; hun contrapunt was haast even knap als die van Lasso.