Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

De Oudheid

De geschiedenis der muziek begint daar, waar de geschiedenis der mensheid een aanvang neemt. Zodra getuigenissen in steen de herinnering bewaren aan voor­bije geslachten, aan verre culturen, aan een geordende samenleving van denkende, voelende en scheppende levende wezens, verhalen zij ons tevens dat deze niet alleen de muziek kenden, maar dat zij aan haar een belangrijke functie inruimden bij de gebeurtenissen, die zij de moeite waard achtten in onvergankelijk materiaal af te beelden.

De opgravingen in het Ur der Chaldaeën, het stamland van Abraham, brachten muziekinstrumenten, o.a. een harp, aan het licht. Een afbeelding op speksteen­vaatwerk, ongeveer 2500 jaar voor Chr. vervaardigd, uit het land der Sumeriërs, een volk dat in Zuid Babylonië woonde, toont het bespelen van een grote trommel; een harpspeler, die een offerhandeling begeleidt, is afgebeeld in een reliëf op een kalksteenpilaar uit het koningspaleis te Tello, beide zijn thans in het Louvre te Parijs.

Maar reeds was de muziek niet alleen een attribuut bii sacrale handelingen: een terra-cotta reliëf uit ongeveer dezelfde lijd en hetzelfde land, thans in het Pennsylvania-Museum te Philadelphia toont een luitspelenden herder met zijn hond. De in het Oosten van Klein-Azië wonende Hethieten bezaten omstreeks 1000 v. Chr. blijkens afbeeldingen op de muur van de koningsburcht te Ujuk gitaren en trom­petten. Luit-, harp- en trommelspelers, ja hele optochten van harpenisten, schalmei- en lierspelers met zangers, kinderen en volwassenen, die in de handen klappen, een rijk en hoog ontwikkeld musiceren met een hoog ont­wikkeld instrumentarium, tonen ons Assyrische afbeel­dingen op basalt-albast en ivoor uit de 10de tot 7de eeuw v. Chr.

En dan de Egyptenaren! Wandschilderingen uit het Oude Rijk verhalen reeds bijna 3000 jaar v. Chr. van een bloeiend musiceren. Wij zien hoog ontwikkelde harpen samenspelen met een dwarsfluit onder leiding van een dirigent, we zien hoe op een dergelijke muziek jonk­vrouwen een dans uitvoeren. Luiten en lieren zien wij daar eerst later optreden, maar in ieder geval vóór de 15de eeuw v. Chr.

Ook daar vindt men blijkens de muur­schilderingen de muziek zowel ter verheerlijking van de eredienst als van het leven. Verder zijn er authentieke in­strumenten gevonden: tempelratels, harpen, lieren, klep­pers uit ivoor, een dubbele en een enkele schalmei, en pok de z.g. Thebaanse trompetten, waarvan men voor de oorlog er enige voor de B.B.C. heeft bespeeld. Verdi had zich in zijn opera Aïda al door de Thebaanse trom­petten laten inspireren en ze nieuw laten vervaardigen voor de triomfmars in dit werk.

Al naar gelang zeer primitief of ultramodern aandoende beeldjes uit het derde millennium v. Chr. uit Keros op het Griekse eiland Amorgos tonen eveneens schalmei (dulos) en harpspelers. Duizend jaar later beeldt men op Kreta eveneens aulos- en lyraspelers (-speelsters) af.

Ook uit China, Indië, Arabië, uit Mexico en Peru zijn herinneringen aan bloeiend muziekleven tot ons gekomen. Soms zijn het instrumenten, die door toeval zijn bewaard • gebleven, dan weer berichten of verhandelingen.

De Chinezen kenden reeds duizenden jaren geleden een toonsysteem, dat geheel met het onze overeenkomt, met 12 halve tonen binnen de octaaf. Zij maakten er echter geen gebruik van, maar beperkten zich tot 5 tonen, z.g. pentatoniek. Deze 5 tonen verdelen de octaaf alleen in hele tonen en kleine tertsen en laten dus de halve tonen achterwege: b.v. cd…fga…coffga…cd…f. Ook de tegenwoordige Chinese muziek beperkt zich tot deze „pentatoniek” en wanneer de melodieën al niet de­zelfde zijn als voor 3500 jaar, dan kunnen zij er toch niet veel van verschillen.

Wanneer latere componisten een Oosters of specifiek Chinees effect willen bereiken, bedienen zij zich nog steeds van de pentatoniek, b.v. Weber in de ouverture Turandot, Prinzessin von China, Auber in Le cheval de bronze, Puccini in Turandot en Butterfly, Debussy in Pagodes enz.

Over de muziekbeoefening bij de Hebreërs bevat de Bijbel tal van gegevens, die overigens niet altijd even duidelijk zijn. Zo is er grote onzekerheid over de in­strumenten, die daar vermeld worden. Vast staat echter, dat zij over een groot instrumentarium beschikten; trom­petten, bazuinen, ramshoorns, harpen, cithers, bekkens en schellen kunnen geïdentificeerd worden. Deze instrumen­ten verenigden zich met zangstemmen tot zeer pompeuze combinaties. De voornaamste tempelzangen waren de psalmen, waarin trouwens herhaaldelijk muziekinstru­menten genoemd worden:

Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom;
Looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte!
Looft Hem vanwege zijn mogendheden;
looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid!
Looft Hem met geklank der bazuin;
Looft Hem met de luit en met de harp!
Looft Hem met de trommel en fluit;
‘Looft Hem met snarenspel en orgel!
Looft Hem met helklinkende cimbalen;
Looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid!
Alles wat adem heeft, love den Here! Halleluja!

Verder zijn er aanwijzingen, dat de Joden zowel solo- als koorzang en de afwisseling van solo en koor en van twee koren kenden.

Ook de Bijbel getuigt van de hoge ouderdom der muziek, daar reeds Genesis IV vers 21 Jubal vermeldt „deze was de vader van allen, die harpen en orgelen han­delen”. Evenals in Ps. 150 moet men hier het woord „orgel” niet letterlijk nemen, de vertaling heeft hier een onvertaalbaar Hebreeuws muziekinstrument vervangen door een moderner.

Van groot belang voor de ontwikkeling der Europese muziek is die van het oude Hellas. In Griekenland was het gehele leven als gedrenkt in kunst en vanzelfsprekend nam daar dus ook de muziek een grote plaats in. Onder muziek verstond men echter niet de enkele toonkunst, maar de onverbrekelijke eenheid van woord en toon: dichtkunst’en muziek waren niet te scheiden.

Evenals alle exotische en antieke volkeren kenden de Grieken alleen eenstemmigheid, dus enkel melodie, zonder’ tegenstemmen of begeleiding. Van die melodieën zijn er slechts ongeveer een dozijn tot ons gekomen. Geen won­der, want ze werden zelden genoteerd en zelfs wanneer dit gebeurde, is het begrijpelijk, dat het merendeel daar­van toch verloren moest gaan. Slechts wanneer zij in steen gebeiteld werden, maakten zij een kans de eeuwen te trotseren. Zo b.v. het liedje, dat zekere Seikilos het bei­telen op het graf van zijn jong gestorven vrouw, te Tralies in Klein-Azië en dat men wel een antiek „Freut euch des Lebens” heeft genoemd.

Dit liedje dateert overigens niet uit de bloeitijd – de 5de eeuw v. Chr. – maar uit de 1ste of 2de eeuw vóór het begin van onze jaartelling. De vorm der melodie, met een regelmatige voor- en nazin, elk van 8 maten en deze weer bestaande uit 4 + 4, die elk weer uit 2 + 2 bestaan, doet reeds geheel denken aan de melodievorm der muzikale klassieken. (Mozart b.v.). De toonsoort echter – de Grieken noemden deze, dcbagfed, Phrygisch – treft men in Mozarts tijd in de kunstmuziek niet aan. Ze komt echter tot ± 1600 wel voor en heet dan Dorisch. Maar met die namen willen wij ons nu niet vermoeien, we doen nu muziekgeschiedenis voor ons pleizier. Het rhythme, met de eigenaardige lange noten op zwakke maatdelen, doet ons ook misschien even ongewoon aan, maar als geheel is menige hedendaagse melodie ons vreemder dan deze 2000-jarige.

Uit het bovenstaande zal de lezer begrepen hebben, dat de Grieken ook een muziekschrift bezaten (ze hadden er zelfs twee, één vocaal en één instrumentaal) en dat men dit schrift tegenwoordig weer kan ontcijferen. Hun toon­systeem kwam met het onze overeen, zelfs kenden zij meer tonen dan wij, daar zij ook de halve toon midden­door deelden. In een enkele melodie maakte men echter slechts gebruik van een klein gedeelte van het voorhanden toonmateriaal. In bovenstaande melodie komen slechts 7 tonen voor, binnen de omvang van een octaaf.

De grootste verdiensten voor de wetenschappelijke fun­dering van het toonsysteem had Pythagoras (6de eeuw v. Chr.), die als grondslag van het hele systeem de kwint aannam. Elke toon is dus de kwint van een andere toon en heeft weer een kwint boven zich. Jammer was het, dat hij tevens beweerde, dat tertsen en sexten dissonanten waren. Om te berekenen op welk deel van een snaar een interval te vinden was, maakte Pythagoras gebruik van een instrumentje met één snaar en een verplaatsbare kam, het z.g. monochord. Het schijnt, dat hij bij zijn onder­zoekingen veel gebruik heeft gemaakt van wat hij geleerd had van Egyptische priesters.

De muziek stond in Griekenland hoog in aanzien. Men schreef haar een grote invloed op het karakter toe en Plato eiste daarom, dat zij onder staatstoezicht zou wor­den gesteld. Volgens de z.g. Ethos-leer kon zij, al naar gelang, tot handelen aanzetten, de persoonlijkheid ver­sterken of een verstoring van het geestelijk evenwicht te weeg brengen, die eventueel een volslagen opheffen van de wil ten gevolge kan hebben. Dit zou, door het tot ont­lading brengen van een innerlijke spanning, zielsziekten kunnen genezen.

Ook maakte men onderscheid tussen de aan Apollo en de aan Dionysos gewijde muziek. De Apollinische was rustig, mannelijk, klaar, voornaam; de Dionysische deli- rerend, extatisch, wild uitgelaten, razend. In de eredienst van den God van de wijn, van de bezetenheid, echter ook van worden en vergaan, ontstond uit aanvankelijk wilde koorzangen, de dithyramben, de tragedie, die zich van Thespis over Aeschylos tot Sophocles en Euripides ontwikkelt. In deze treurspelen had de muziek een be­langrijk aandeel: de koren en de alleenspraken werden gezongen, ze werden door de aulos, een schalmei (primi­tieve hobo) of door schalmeien en kithara, een grote lier, begeleid, d.w.z.: Meegespeeld.

Vóór de Moetijd van het treurspel, de 5de eeuw v. Chr., kende men reeds het epos, dat in de 8ste eeuw v. Chr. door Homerus tot ongeëvenaarde bloei werd gebracht en de subjectieve gevoelspoëzie, de lyriek, waarvan Archi- logos van Paros, Sappho en Anacreon de eerste meesters waren. Deze werd op de lyra begeleid, vandaar de naam.

Een zelfstandige instrumentale muziek kenden de Grie­ken eveneens, deze was uit Klein-Azië geïmporteerd. Met de „strijd van Apollo met de draak”, door Sakadas voorgedragen op de aulos bij de Pythische spelen omstreeks 580 v. Chr., begint de geschiedenis der programmamuziek.

Na het einde van de 5de eeuw verviel de Griekse muziek meer en meer in uiterlijkheden en virtuositeit. I brli behielden de Grieken ook tijdens de bloeitijd van Rome de leiding in de muziek, daar in Rome de muziek geheel ontdaan werd van haar gewijd karakter. De Romeinen stelden haar in dienst van hun militairisme en hun genotzucht. In de circussen maakte daar een nieuw instrument, het ca. 200 v. Chr. te Alexandrië door den (iriek Ktesibios uitgevonden waterqrgel, grote opgang en begeleidde er pantomimische intermediën.

Wie zou ge­dicht hebben, dat dit instrument zou uitgroeien tot het meest gewijde instrument der komende eeuwen, het kerk­orgel? Maar het is waar: ook het bioscooporgel – ter begeleiding van pantomimen op doek! – is er uit voort­gekomen.

Evenals thans nog bij de primitieve volkeren werd in de oudheid aan de muziek tovermacht toegeschreven. De oudste mededelingen over muziek vindt men in een pyra- midc van 3000 v. Chr., die van koning Ounas; het is een gezang, dat tegen slangenbeten beveiligt.

In de Bijbel lezen wij, hoe David Sauls waanzin genas met harpspel en hoe de muren van Jericho vielen bij bazuingeschal.

De Griekse sage verhaalt van Orpheus, die de wilde dieren temde met zijn gezang en die daarmee zelfs door­drong in de onderwereld, om er zijn geliefde Euridice aan te ontrukken, wat hem alleen mislukte, omdat hij zichzelf niet in bedwang had. Van Amphion verhaalden de Grieken, dat hij met zijn tonen een burcht bouwde, een mooi symbool voor de toonkunst, die zelf een burcht uit tonen is.

Volgens de Chinezen is hun pentatonische toonreeks door de wondervogel Foang-Hoang voorgefioten en de tonen hebben bij hen verheven namen: f: kung (= keizer), g: tschang (= minister), a: kio (= het volk), c: tsche (= staatsaangelegenheden), d: yu (= het algemene wereldbeeld.

De Indische góden worden merendeels afgebeeld met muziekinstrumenten.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!