Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

De Engelse Muzikale Opleving

Tijdens de Rozenoorlogen (1455-1485) was de produktie van muziek in Engeland teruggelopen. Onder Hendrik VII (1485- 1 509) begon een opleving, maar de Engelse componisten uit die tijd schijnen ten aanzien van Europa een relatief geïsoleerde positie te hebben ingenomen.

De ontwikkelingen op het vasteland gingen niet ongemerkt aan de Engelsen voorbij, maar tot na 1510 stak geen van de Frans-Vlaamse componisten het Kanaal over; de nieuwe stijl van doorgeïmiteerd contrapunt kreeg dan ook maar langzaam voet aan de grond in Engeland. Afgezien van een aantal vroege uitzonderingen werd de stijl voor het eerst rond 1540 toegepast in psalmzettingen en motetten. Intussen bleef men wereldlijke muziek op Britse wijze componeren.

Handschriften uit de regeerperiodes van Hendrik VII en Hendrik VIII (1509-1547) bevatten allerlei liederen en instrumentale muziek in drie- en vierstemmige zettingen. Daarin komen vele aspecten van het hofleven aan de orde, hetgeen in het toenmalige Engeland populaire elementen geenszins uitsloot.

Het grootste deel van de bewaard gebleven Engelse polyfonie uit de periode rond 1500 bestaat uit religieuze muziek, vooral missen, magnificats en votiefantifonen. Uit veel van dit werk blijkt de Engelse voorkeur voor een vollere vijf- of zesstemmige klank (in tegenstelling tot de imitatieve, vierstemmige texturen die in de muziek op het vasteland de norm waren). Engelse componisten hadden een goed oor voor de harmonische dimensie van de muziek en voor de mogelijkheden om een afwisselend klankbeeld te creëren door middel van contrasterende stemgroepen. Een andere Britse eigenaardigheid, die de hele zestiende eeuw stand zou houden, was het schrijven van lange melisma-tische passages op een enkele lettergreep van de tekst, een soort vrije vocali-se, die vaak voorkwam in de codasecties van motetten. Hieruit konden prachtige, expressieve passages voortvloeien.

Twee vooraanstaande Engelse componisten uit het begin van de zestiende eeuw waren William Cornysh de Jongere (ca 1465-1523) en Robert Fayrfax (ca 1464-1521). Eerstgenoemde was befaamd om zijn wereldlijke liederen en motetten, de tweede vooral om zijn missen en andere religieuze muziek. Cornysh en Fayrfax zijn ook vertegenwoordigd in het Eton Cboirbook, dat door sommigen wordt beschouwd als het mooiste Engelse manuscript dat bewaard is gebleven (al zijn er ook delen van verloren gegaan). Het koorboek werd tussen 14510 en 1502 samengesteld voor Eton College en bevatte oorspronkelijk zevenenzestig antifonen ter ere van de Maagd Maria, gezongen tijdens de dagelijkse kerkdienst die door de collegestatuten werd voorgeschreven.

John Taverner (ca 1490-1545) was zonder twijfel de grootste Engelse componist van zijn tijd. Taverner is gedurende vier jaar kapelmeester geweest van Oxford College, dat later Christ Church zou worden en toen beschikte over een groot koor van veertig man. Taverners missen en magnificats zijn meestal geschreven in de rijke, melismatische Engelse stijl van omstreeks i 500, waarin de imitatietechniek spaarzaam wordt toegepast en soms sequentiële passages voorkomen.

Taverners mis The Western Wynde is een van de drie missen op dit thema die Engelse componisten in de zestiende eeuw geschreven hebben. Alledrie de missen zijn onconventioneel, zowel in hun keuze van een wereldlijke cantus firmus als in hun behandeling daarvan als een varia-tiereeks, op een manier die doet denken aan de Engelse klaviervariaties uit het tweede deel van de zestiende eeuw. Taverner gebruikte een soortgelijke techniek in zijn mis Gloria tibi trinitas, waarvan het ‘In nomine Domme’ aanleiding gaf tot een heel repertoire van instrumentale In nomine-composities.

Omstreeks 1550 waren Christopher Tye (ca 1505-ca 1572), Thomas Tallis (ca 1505-1585) en Robert Whyte (ca 1538-1574) de belangrijkste drie componisten in Engeland. De belangrijkste van de drie was Tallis, wiens oeuvre een schakel vormt tussen vroeg- en laat-zestiende-eeuwse Engelse stijlen en in wiens loopbaan de religieuze beroering en de verbluffende politieke veranderingen hun weerslag vonden, die van invloed waren op Engelse kerkmuziek uit deze periode (zie ook pagina 2.95 e.v.). Onder Hendrik VIII schreef Tallis votiefantifonen en missen (waaronder één parodiemis) en tijdens de regering van Edward VI (1547-1553) maakte hij muziek voor de Engelse kerkdienst en anthems op Engelse teksten.

Uit de tijd van koningin Mary stammen Latijnse hymnen en (waarschijnlijk) de grote zevenstemmige mis Puer nobis. Ook onder koningin Elizabeth was Tallis nog actief; in zijn muziek uit die periode vinden we zowel Engelse als Latijnse teksten.

Tot zijn late werken behoren twee schitterende zettingen van de Klaagliederen van Jeremia, teksten die omstreeks 1450 door componisten zijn ‘ontdekt’ en in de zestiende eeuw een apart genre in de kerkmuziek zijn gaan vormen. Opvallend aan het werk van Tallis is dat zijn melodieën zo geschikt zijn om gezongen te worden, een kenmerk overigens van veel Engelse muziek uit de zestiende eeuw. De melodiecurve sluit zo goed aan bij de natuurlijke toonval van de woorden, de muziek verbeeldt zo treffend de inhoud van de tekst en de partijen zijn zo vaardig toegesneden op het stembereik van de zangers dat luisteraars en zangers steeds beseffen dat het hier gaat om een wisselwerking tussen stemmen, en niet om een of ander samenspel van abstracte melodielijnen.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!