Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Jazz Op Klompen 1

In het begin had je vaak het idee dat je met een ongezonde afwijking was behept als je van jazz hield. En wat jazz precies was, dat wist eigenlijk niemand. Het was ook allemaal nog zo nieuw, zo ontzettend verwarrend. We rekenden allerlei muziekjes tot jazz die er, naar later zou blijken, helemaal niets mee te maken hadden”.

Aan het woord is Kees Kranenburg, de in december 1975 overleden drummer die aan de wieg heeft gestaan van de jazz in Nederland. We geven hem opnieuw gelegenheid om even terug te gaan naar de jaren twintig. Kranenburg speelde toen bij de ‘attractie-kapel’ van violist Eddy Roos in Rotterdam, ‘Ik begon daar als professioneel muzikant in 1921, in het Eden Cabaret en wat wij speelden had niets met jazz te maken. Ons repertoire bestond uit walsen, ouvertures, populaire nummers, de nodige smachtende vioolsoli, xylofoon-vuurwerk en drumsoli. Ik had een gigantisch arsenaal van instrumenten, variërend van trommels en tom-toms tot autotoeters en sirenes. En als ik daar op te keer ging vonden de mensen het prachtig!

De baas van het Eden Cabaret, Jan Kok, ging wel eens naar Brussel. Hij was een verwoed gokker op de paardenrennen en interesseerde zich bovendien voor jazzmuziek. En in Brussel had-ie een zaak ontdekt waar ze dansmuziek speelden die dicht bij de jazz stond. Frank Corrente and his Georgians heette het orkest dat die muziek speelde en omdat Jan Kok er helemaal wég van was, nam hij ons hele orkest wel eens mee naar de Belgische hoofdstad. Wij vonden die Georgians het bittere einde en gingen ons ook bemoeien met ‘de nieuwe muziek’.

Een paar jaar later, in 1926, maakte de Amerikaanse king of jazz Paul Whiteman een Europese tournee waarbij Nederland niet werd overgeslagen. Wij, muzikanten waren diep onder de indruk van Whitemans muziek — al wisten we toen nog niet, dat die muziek weinig te maken had met de échte jazz.

Daar kwamen we pas veel later achter. Dankzij Amerikaanse grammofoonplaten en niet te vergeten dankzij het eerste bezoek aan Nederland van Duke Ellington — op 12 augustus 1933. Ellington speelde toen in de Scheveningse Kur-zaal, maakte na zijn optreden vanuit diezelfde zaal ook nog een radio-uitzending en was in jazzkringen het gesprek-van-vele-weken’.

Ook Pi Scheffer, ten tijde van Duke Ellingtons eerste concert in Nederland vierentwintig jaar en amateur-trombonist, noemt het optreden van de Ellington-band ‘een belevenis’. ‘En dan te bedenken,’ zegt hij, ‘dat we in 1930 nog uren in de rij stonden om het Engelse orkest van Jack Hylton de ‘Tiger Rag’ te horen spelen en in de paasvakantie van dat jaar naar het orkest van Marek Weber gingen luisteren die met repertoire op de proppen kwam als ‘In a Persian Market‘ en ‘Baby’s Erster Uhr‘. We dachten allemaal dat het met jazz te maken had en daar kwam eerst in de loop der jaren dertig enige verandering in. Er was toen een blad gekomen dat redelijke voorlichting gaf op jazzgebied, De Jazzwereld, en dan waren er verder natuurlijk de grammofoonplaten die je het kaf van het koren deden scheiden’.

In diezelfde jaren dertig kreeg Nederland er langzaam maar zeker een groot aantal orkesten bij die jazzmuziek propageerden—uiteraard naar Amerikaanse of Engelse voorbeelden. En hoewel het overgrote deel van hun repertoire (om den brode) moest bestaan uit dans-, show en amusementsmuziek, werd er tussen de bedrijven door heel wat jazz gespeeld. De orkestleider die er als geen ander in ons land in is geslaagd, een muzikale gedragslijn voor zijn orkest uit te stippelen waarmee liefhebbers van dans- en amusementsmuziek enerzijds en jazzliefhebbers anderzijds zich decennia lang konden verenigen, was Theo Uden Masman (1901-1965). Sprekend over de jazz in Nederland, kan niemand het orkest passeren dat hij achtendertig jaar lang heeft aangevoerd,

The Ramblers. Het is de meest vermaarde band geweest die ons land ooit heeft gekend en die zich al kort na zijn ontstaan ontwikkelde tot een ensemble van internationale betekenis. Gestart als pianist in een tien man sterke amateurband, The Queen’s Melodists, werd Masman beroepsmusicus bij The Resonance Seven, een orkest dat twee kapelmeesters had en waarin Kees Kranenburg achter de drums zat. Moeilijkheden tussen de beide orkestleiders waren er de oorzaak van dat Masman de algehele leiding van de band op zich nam, het orkest reorganiseerde en bovendien een nieuwe naam gaf, The Ramblers.

Op 1 september 1926 debuteerden deze Ramblers, zeven man sterk, in het Tuschinsky-cabaret La Gaité, in Amsterdam. Hoewel in eerste instantie een dansorkest, legden The Ramblers een grote voorliefde aan de dag voor het spelen van jazz, waarbij de zogenaamde hot chorusses niet van de lucht waren. Ook toen de band zich in 1932 als show-orkest ging ontpoppen bleven instrumentale jazzstukken het repertoire sieren.

Een man die van onschatbare waarde is gebleken voor de geschiedenis van The Ramblers was Jack Bulterman. Hij kwam het orkest in 1935 versterken als trompettist, maar bleek al spoedig zijn stempel op de band te drukken als arrangeur en als componist. Het is Bulterman geweest die The Ramblers een eigen gezicht heeft gegeven—of beter: een “eigen geluid” heeft bezorgd. Niet alleen als auteur van tientallen uitstekende Nederlandse liedjes, ook als leverancier van show-nummers (“Het Proces Pietertje Swing“) en als componist van instrumentale stukken is Jack Bulterman in belangrijke mate verantwoordelijk geweest voor het bandbook dat The Ramblers voerden — twaalf jaar lang, tot september 1947.

Tot de jazz-instrumentals die hij in de loop der jaren schreef behoren; “At the Ramblers Ball“, “Jubileum‘, “Music for Mitzi“, “Studio 10“, “Broadway Shuffle“, “Triple-Sec“, “Jitterbug’s Nightmare‘, “Meditation” en “Bouncin’ in Bavaria“. Al vrij spoedig na zijn toetreding tot het orkest kon Jack Bulterman aan de slag als jazz-man: de beroemde Amerikaanse tenorsaxofonist Coleman Hawkins was namelijk in ons land en met hem namen The Ramblers enkele grammofoonplaten op. Hawkins koos o.a. het melodieuze “Meditation” van Bulterman voor opname uit en liet de componist later weten: “I think “Meditation” is one of my best recordings in late years and I think it”s a great number”.

Een jaar later, in 1936, maakte een tweede Amerikaanse stersolist platen met The Ramblers: altsaxofonist-klarinettist-trompettist Benny Carter. Ook de Amerikaanse jazzpianist-zanger Freddy Johnson, die de jaren dertig voor een groot deel in ons land doorbracht, werkte enkele malen in de opnamestudio met The Ramblers samen. Hij legde o.a. Bultermans beroemd geworden compositie “Zuyderzee Blues’ op de plaat vast.

The Ramblers waren inmiddels tot VARA Dansorkest gepromoveerd (oktober 1936). Jack Bulterman: ‘Dat betekende drie maal per week een radio-uitzending en twee maal een avond in het land spelen tijdens een VARA-propagandavoorstelling. Daar we bovendien de drie zomermaanden bezet waren dankzij ons jaarlijks engagement in Hamdorff te Laren, hadden we het hele jaar werk. The Ramblers zaten op rozen!’

Ook de AVRO had zich verzekerd van de medewerking van een dansorkest: The Decibels o.l.v. trompettist Eddy Meenk, spelend in de traditie van het Engelse orkest van Henry Hall. Dit AVRO-orkest, opgericht in de lente van 1935, was overigens geen lang radio-leven beschoren en ook zijn opvolgers, de orkesten van Hans Mossel en Klaas van Beeck konden — hoe uitstekend ook — niet tippen aan de populariteit die The Ramblers genoten.

Afgezien van incidentele uitzendingen deed de radio in de jaren dertig weinig aan jazz. De jazzliefhebbers waren al heel blij met de VARA Jazzweek in 1935, een manifestatie, georganiseerd in samenwerking met De Jazzwereld, waarbij o.a. The Ramblers waren betrokken, The Blue Ramblers o.l.v. Pi Scheffer en The Red, White and Blue Aces o.l.v. pianist Melle Weersma. Wie vóór de Tweede Wereldoorlog in Nederland jazz wilde horen kon hiertoe het beste terecht bij de uit Amerika en Engeland geïmporteerde (78 toeren) grammofoonplaten en bij de in ons land rondtrekkende coloured Amerikaanse orkesten als die van Bobby Martin, Edgar Hayes en Willie Lewis. Ze speelden voornamelijk in de dancings van de grote steden: Tabaris in Den Haag, Mephisto en Pschorr in Rotterdam, Palace in Amsterdam.

Tot de prominente Nederlandse jazzmusici die in de jaren dertig opgang maakten behoorden trompettist Louis de Vries (De Nederlandse Louis Armstrong), zijn bas spelende broer Jack de Vries, de tenorsaxofonisten Piet van Dijk en Johnny Fresco, de pianisten Nico de Rooy, Dick Willebrandts en Ernst van ‘t Hoff en drummer Maurice van Kleef. Laatstgenoemde maakte deel uit van het legendarische trio waarvan Coleman Hawkins en Freddy Johnson de andere leden waren. Een combinatie die ook enkele grammofoonplaten heeft gemaakt. Verder vragen The Moochers om speciale vermelding: een orkest dat in de tweede helft van de jaren dertig een belangrijke rol heeft gespeeld in de Nederlandse jazzhistorie. Uit dit amateur-orkest vonden vele voortreffelijke musici hun weg naar beroepsorkesten.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!