Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Avonturen van een wijsje: het Wilhelmus

Nationale hymnes kent de wereld bij tientallen. Op een paar uitzonderingen na zijn het bestelde maakwerkjes van reeds weer vergeten componisten of arrangementen van uit den vreemde overgewaaide melodieën. Tot die uitzonderingen behoren het koninklijke Engelse God save the King, dat in 1745 voor het eerst werd gezongen en daarna door niet minder dan twintig staten is geadopteerd (door wie gecomponeerd? door Buil?, Purcell? of Carey?), èn het keizerlijke Oostenrijkse Gott erhalte Franz den Kaiser, waartoe Haydn in 1797 werd geïnspireerd door een Kroatisch liedje en dat veel later om politieke redenen is verloochend.

(Het Star Spangled Banner werd in 1814 door een Engelsman gecomponeerd en pas een eeuw daarna, onder president Wilson tot Amerikaans volkslied verheven. De Belgische Brabançonne is een bewerking van een lied der Poolse lanciers. De Israëlische hymne was vóór 1948 het lied der Zionisten, dat als twee druppels water lijkt op het hoofdthema van Smetana’s Die Moldau.)

Het Wilhelmus echter, is een eenzaam voorbeeld van ’een’ volkslied dat tot ’het’ volkslied van een natie werd. Twintigste eeuwers die ermee zijn opgegroeid, moet het onbegrijpelijk voorkomen dat het daar langer dan driehonderd jaar over moest doen. De ontdekkingen die knappe musicologen en literatuur-historici hebben gedaan bij hun moeizame speurwerk met de bedoeling het zoekgeraakte ’oude’ ’Wilhelmus’ terug te geven aan het Nederlandse volk, vormen hoofdstukken van een boeiende roman, die ’Lotgevallen van een melodie’ zou kunnen heten. De korte inhoud daarvan geeft deze sterk besnoeide kroniek:

1568 – Op de ’wijse’ die uit een trompetsignaal is gegroeid, wordt een spotliedje gezongen met de woorden: ’O la folle entreprise du Prince de Condé / à Chartres, la jolie il a voulu entrer / c’est a luy grand folie, il n’y entrera pas / les bons soldatz de France ne le souffriront pas.’ (De Hugenoten onder de Prins van Condé belegerden de stad Chartres tevergeefs.)

1571 – Het gedicht ’Willem van Nassov’ wordt ’ghecomponeert ende ghemaeckt’ (beide woorden willen zeggen: geschreven) ’ter eeren’ van Prins Willem I, naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door ’jonckheer Philips van Marnix, heere van Sinte-Aldegonde, excellent poëet’.

1574 – In de bundel ’Deuchedelycke Solutien, gesolueert by vele ingenieuse Componisten’ verschijnt ’Een liedeken op de wijse van Condé met de tekst ’O Godt hoe wonderlijcken’ enz., een inzending op een prijsvraag ten bate van de opbouw van de R.K. St. Jacobs-kerk te Antwerpen. Dit is de oudste bekende in druk verschenen versie van de melodie van het ’Wilhelmus’.

1577 – In documenten wordt vastgelegd dat het ’Wilhelmus’ feestelijk op ’schalmeyen ende cornetten’ is geblazen bij de intocht van Prins Willem in Brussel.

1581 – In ’Een nieu Geusen Lieden Boecxken’ staat de oudste bekend geworden lezing van de tekst van het ’Wilhelmus’: ’Een nieuw christelick liedt gemaect ter eeren des Doorluchtichsten Heeren/Heere Wilhelm Prince van Oraengien/ Grave van Nas- sou/Patris Patriae (…) Na de wijse van Chartres’. De melodie van het ’Wilhelmus’ is dus ouder dan zijn tekst; ’op de wijse van Condé (1574) en ’na de wijse van Chartres’ (1581) herinneren beide aan het Franse spotliedje (1568), terwijl het notenbeeld van 1574 de melodie verraadt van zowel ’O la folie entreprise’ (1568) als ’Willem van Nassov’ (1571).

1607 – Een Duitse uitgave van de vierstemmige bewerking van een lied over de ’Fiksten und Herren Heinrichen Julio, postulir- ten Bisschoffe des Stiffts Halberstadt’ vermeldt ’In der Melodey: Wilhelmus van Nassawen bin ich von Teutschem Blut.

1619 – Een Franse bundel met de fraaie titel ’La pieuse Alouette avec son tirelire’ bevat een Maria-lied Toujour, toute ma vie’, waarvan de melodie, ondanks een reeds ingrijpende variant, toch wordt aangeduid als ontleend aan ’A la folie entreprise / Du Prince de Condé’!

1626 – Te Haarlem verschijnt de bundel Nederlandtsche Gedenck-Clanck waarin Adriaan Valerius (A. Valéry, notaris te Veere, 1575-1625) zijn bewerking heeft opgenomen van de oude ‘wijse’ met kleine ritmisch-melodische veranderingen en van de oorspronkelijke tekst met enkele wijzigingen en omzettingen. Aan Valerius was het blijkbaar al niet meer bekend, dat de Wilhelmus-melodie van Franse afkomst was, want hij bracht haar onder bij de rubriek ’Nederlandtsche’. Het is deze ’Gedenck-Clanck’-versie die rond 1900 Nederlands nationale hymne zal worden. Met de wijzigingen: ’Blijf ick tot ’s Lants behoef in plaats van ’Blijf ick tot in den doof, ’Ick altyt hebb’ gheëert’ in plaats van ’Heb ick altyt gheëert’, op ’Coninck’ g-f- (niet fis!) -g-a en een tel teveel in de maat vóór het herhalingsteken!.

1650 (±) – In een manuscript afkomstig uit de Academie van Wetenschappen te Leningrad, het z.g. ’Leningrad-handschriff, komt de oudste (anonieme) zetting voor klavier van het ’Wilhelmus’ voor.

1709 – Onder de vermommingen van het echte ’oude’ ’Wilhelmus’ dat in het vergeetboek is geraakt, duikt de oudste voorloper op van de melodie die als Prinsenmarsch populair zal worden: als ’stemme’ van ’Klaaglied, In Ziel-verrukkend Kruis’ voorkomend in Carolus Tuinmans ’Mengelstoffe van veelerlei stichtelijke gezangen’.

1747 – Er wordt op het Wilhelmus gedanst, zegt men, en men bedoelt op een ’nieuw’ Wilhelmus, dat spoedig Prinsenmarsch zal gaan heten.

1766 – De tienjarige Mozart, met vader en zusje in februari te Amsterdam vertoevend, noteert inderhaast zijn zetting van een vrolijk liedje ’Communement dit Willem van Nassau’, als thema voor zijn 7 variaties voor klavier, KV 25 en voor de slotfuga van zijn Galimathias musicum KV 32. Evenmin als de Hollanders om hem heen die het ter ere van de meerderjarigheid van Prins Willem V zongen, floten en bliezen en er op dansten dat het een lieve lust was, wist hij van het bestaan van dat andere, statige, echte ’Wilhelmus’ uit 1571/81.

– Het beginmotief van dat luchtige Hollandse melodietje komt in zijn simpelste gedaante nog eens om de hoek kijken in Mozarts Zauberflöte, op hèt moment dat de brave Papageno zich opgewekt een meisje of een vrouwtje wenst… Is het niet merkwaardig dat Mozart met de eerste zes tonen van het vlotte wijsje onbewust de eerste helft van de oudste Wilhelmus-melodie heeft gecopiëerd? En is het niet wonderlijk hoe louter tempo en voordracht precies dezelfde noten zowel plechtig als boertig kunnen laten klinken?

– Agressief gedragen zich de eerste vijf tonen van het oer-Wilhelmus in … de Marseïllaise, die geniekapitein Rouget (om deftiger te lijken: ’de 1’Isle’) schept in een door champagne en revolutionaire gevoelens gewekte roes; als dichter laat hij zich inspireren door ophitsende woorden van een te Straatsburg aangeplakte proclamatie van ’De Vrienden van de Constitutie’, als componist pleegt hij plagiaat bij . . . neen, niet het Wilhelmus, maar een thema uit Grisons muziek voor Esther van Racine.

1814 – Op last van de Commissaris-Generaal van het Departement van Oorlog tekent J. Rauscher de sterke verbastering van het oude ’Wilhelmus’ (die Mozart 48 jaren tevoren al heeft bezig gehouden) in vereenvoudigde lezing op, als zesde mars ’voor de gezwinde pas’ in de bundel ’Marschen en Signalen voor de Tamboers en Pijpers van de Armée Zijner K.H. den Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden’.

1816 – J. W. Wilms stelt zich veilig tegen verdenking van naschrijven door in zijn melodie van het Wien neerlands bloed de vierde van de eerste vijf tonen van het oudste ’Wilhelmus’ een kléin rukje naar boven te geven, wat tevens een flinke ruk in de richting van de banalisering van het motief betekent (wat overigens met de tekst klopt). Dankbaar zal hier later iemand gebruik van maken (in een andere maatsoort) voor het verwachtingsvolle Sinterklaas-liedje Zie ginds komt de stoomboot-, en een leutige variant siert het Zie de maan schijnt door de bomen – tijdens het heerlijke avondje van de Goede Sint – dat J. J. Viotta heeft bedacht.

Naar gelang het aanvangsmotief van de oude Wilhelmus-wijze wordt versmald tot vier, drie en twee tonen stijgt het aantal melodieën met dezelfde aanhef: de kwartsprong als ’opmaat’ komt zelfs in ontelbare composities voor, van de eenvoudigste marsliedjes tot de grootste symfonieën. Vele 16e en 17e eeuwse melodieën bezitten de kracht van dié aanhef, maar alleen het ’Wilhelmus’ zet zijn muzikale machtsvertoon voort in het direct aansprekende, verhevene vervolg van zijn opmaat. Dat maakt het tot de schoonste en meeslependste aller nationale hymnes!

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!