Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

Arthur Honegger: de mens en zijn muziek

Een van de aardigste boekjes die in de tweede helft van 20e eeuw over muziek is geschreven: het werk van de Franse componist Arthur Honegger (1892-1955). Het boekje is getiteld Je suis compositeur’ (I am a Composer) en verscheen in 1952, enkele jaren voor de dood van de componist.

De titel van Honeggers boekje is even eenvoudig als verwachtingsvol. De weerhoud ervan geeft een indringend beeld van hetgeen Arthur Honegger motiveert en inspireert. Het boekje doet hem kennen als een eerlijk kunstenaar. ‘Je suis compositeur’ bevat een aantal gesprekken die Honegger voor de Parijse radio voerde met de journalist Gavoty met betrekking tot het vak en het werk van de componist, alsmede een aantal hoogst memorabele opmerkingen van Honegger over kunst in het algemeen.

Hij tracht een typering te geven van zijn muzikale denkwereld en beïnvloedingen en komt dan tot hoogst boeiende uitspraken, zoals de volgende:

‘Ik bezit, zoals dat in ambtelijke taal genoemd wordt, een dubbele nationaliteit. Ik ben een mengeling van Frans en Zwitsers bloed. Wat ik aan Zwitserland te danken heb is zonder twijfel de Protestantse traditie en daarmee het onvermogen om mij over de waarde van hetgeen ik schreef me te vergissen (!) Maar ook mijn naïeve zin voor redelijkheid en mijn vertrouwdheid met de Bijbel heb ik aan Zwitserland te danken. Toch zijn dat slecht bij elkaar passende eigenschappen.

Wat ik aan Frankrijk te danken heb, en dan wel speciaal aan Le Havre, zijn mijn kinderjaren en vooral hetgeen dat in mijn leven als een hartstocht is geweest: de zee. Naast de zee moeten mijn lieve- lingssporten niet vergeten worden: voetbal, zwemmen, wandelen en rugby’.

Arthur Honegger behoorde tot de leidende componisten van de ‘Group de Six’, een componistencollectief waarvan ook Poulenc en Milhaud deel uitmaakten. De ‘Groupe des Six’ stelde zich ten doel de Franse muziek te ontdoen van de ‘Teutoonse pathos’ en tot een nieuwe muziekbeschouwing te komen.

Deze zou moeten bestaan uit aktualiteit en algemene verstaanbaarheid en zou gevoed moeten worden door frisheid en robuustheid. In deze proclamatie zou de Franse levensopvatting zich gaan verbinden met een oprechte geest van cosmopolitisme.

Als jong componist heeft Honegger zich aan deze ideeën verbonden en daar door zijn gehele oeuvre heen bewijzen van gegeven. Zijn grote bewondering voor Handel en Bach doet zijn bijzondere belangstelling uitgaan naar het componeren van oratoria.

Zijn dramatisch oratorium ‘Le Roi David’ (1921), geschreven voor solostemmen, koor, orkest en spreekstem, werd tot model voor vele later volgende gelijksoortige werken. Knappe vormgevingen en thematische pragmatie vormen de pijlers van dit werk dat bestaat uit een bonte volgorde van beelden, gezet in een dramatische epiek waarin het filmische effect voor uiterste expressie zorgt. Oorlogsmuziek en bezweringssferen wisselen zich in ‘Le Roi David’ af met tere liedlyriek. Enerzijds bezat ‘Le Roy David’ een geweldige polyfone constructie, anderzijds een optimaal functionerende tonale eenvoud.

Op ‘Le Roi David’ volgen later het bijbelse drama ‘Judith’ (1925), ‘Les Cris du Monde’ (1931) en het beroemde uit 1935 stammende oratorium ‘Jeanne d’Arc au bucher’. Maar ook daarna blijft Honegger nog geobsedeerd door het genre oratorium. Er zullen er nog drie volgen: ‘Danse des Morts (1928), ‘Chant de Liberation’ (1942) en ‘Cantate de Noël’ (1953).

Honeggers wereldfaam begon met het oratorium ‘Le Roi David’. Een internationaal succes werd ook zijn orkestwerk ‘Pacific 231’, gecomponeerd in 1924.

Het stuk geldt in het algemeen als een voorbeeld van moderne ‘machinemuziek’: de voorstelling van een exprestreinlokomotief, vanaf het stampende optrekken, het op volle toeren denderen en het doen terugkomen tot stilstand. Honegger heeft later bekend dat hij dit programma uitsluitend ten gerieve van het publiek geschreven heeft omdat hij vermoedde dat de eigenlijke muzikale inhoud, het experimenteren met verschillende orkestraties en tempi, waarschijnlijk niet als een bijzondere attractie op het publiek zou zijn overgekomen. Zeer succesvol werd ook het Concertino voor piano en orkest uit 1924, een stuk met een uitbundige en muzikanteske speelvreugde waarin jazz-klanken geraffineerd zijn toegepast.

Honeggers samenwerking met Jean Cocteau vond een hoogtepunt in hun gemeenschappelijke arbeid aan de opera ‘Antigone’. Hier is, gelijk kort tevoren in de co-produktie van Strawinsky en Cocteau in ‘Oedipus Rex’, de antieke stof in een koel en gedistantieerd mensbeeld gebracht, in een volstrekt anti-pathetische stijl. ‘Antigone’ werd in 1927 in Brussel ten doop gehouden. Opzien baarde ook Honeggers orkestwerk ‘Rugby’ uit 1928.

Toch moet worden opgemerkt dat, ondanks Honeggers opzienbarende 1.111 in de ‘Groupe des Six’, het wezen van de componist zeker niet typisch 111 mis is. Hij was, als erfenis van twee culturen, zeer filosofisch en melancholiek ingesteld. Naarmate Honegger ouder wordt neemt zijn pessimisme toe.

Honeggers hierboven genoemde niet-Franse eigenschappen krijgen in zijn latere werk steeds meer invloed. De lijn van voortdurende verdieping in inhoudelijkheid is duidelijk in de vijf Symfonieën te constateren. Onder invloed van de Tweede Wereldoorlog ontstond de uit 1946 daterende Derde Symfonie, bijgenaamd de ‘Liturgische’. Het werk bestaat uit de delen ‘Dies 11 .ie’, ‘De Profundis’ en ‘Dona nobis pacem’. De Vijfde Symfonie draagt de bijnaam ‘Di tre re’ door de omstandigheid dat alle drie delen met een d afsluiten.

Merkwaardig is overigens dat Honegger, die getuige het werk ‘Horace vu torieux’ zeker niet afkerig van a-tonaliteit was, van de tendenzen na 1945 i m l s meer moest hebben. Interessant zijn de beweegredenen van Honegger lol deze afkeer:

‘Wanneer men een volstrekt nieuw idioom wil gaan hanteren zal men dit vanaf het begin op de meest onbarmhartige manier uithollen. Er moet altijd een uitgebreide voorgeschiedenis zijn’.

Nu de historie ons steeds verder van Honegger af doet staan kan worden geconstateerd dat de frisheid en het elan van zijn muziek de gunst van het publiek heeft behouden, zij het dan voor het grootste gedeelte in de Franse wereld. Honeggers motto: ‘Het is altijd mijn wens en streven geweest muziek te schrijven die voor een breed publiek begrijpelijk is en ver te zijn van banaliteiten’ heeft zich op voortreffelijke wijze vervuld.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!