Geschiedenis Muziek

ontdekkingsreisje door de klassieke muziekgeschiedenis met informatie, videos,, flipboekjes & heel veel Spotify muziek

Blog

George Gershwin: Een Zeldzame Bloem

’De man, die zei, dat hij meer melodieën in zijn hoofd had dan hij in honderd jaar zou kunnen schrijven, is heden in Hollywood op 38-jarige leeftijd gestorven. George Gershwin is dood.’

Zo luidde een radiobericht, dat op de avond van 11 juli ’37 werd omgeroepen. Het schokte de Amerikaanse muziekwereld, die niet had verwacht, dat een leven van hard werken en talloze successen die rijkdom betekenden, maar ook van niet te tel­len ’party’s’ en feesten in ’night clubs’ met vrolijke vrienden en schone vrouwen, zó vroegtijdig en zó abrupt zou eindigen.

En als men het verslag leest van Gershwins ziekte (de slotfase van bijna levenslang lijden aan chronische constipatie en neuroses, w.o. de befaamde ’componisten-maag’), dan beseft men eens te meer, dat het noodlot vaak toeslaat daar en wanneer zulks het diepst tragisch is. Juist de hersenen, die zich bewust waren van een ongekend muzikaal vermogen, borgen de ver­raderlijke, onbereikbare tumor, welke een einde maakte aan de hoop van ontelbare vrienden, van een ganse natie, op een toekomst vol nieuwe, ‘nationale’ Amerikaanse muziek.

Zo is George Gershwin (de als ’Jacob’ in de burgerlijke stand ingeschreven tweede zoon van de met zijn vrouw uit Petersburg geïmmigreerde en als ontwerper van schoenversierselen in New York gevestigde Morris Gershowitz, die zijn naam veran­derde in Gershwin) een belofte gebleven, waarvan de omvang is te schatten naar hetgeen hij reeds geschapen had: ongeveer 700 ‘songs’ (die voor een groot deel waren ondergebracht in revue’s, musicals en films), concertante en symfonische orkest­werken en de opera Porgy and Bess (1935).

Het is niet zo verwonderlijk, dat vele ‘serieuze’ musici zich sterk aange­trokken voelen tot zijn beste werken. Hij heeft na een (in de goede zin) ‘populaire’ periode, geprobeerd een synthese te be­werkstelligen van jazz-melodiek en symfonische klank; daar­voor moest hij de ‘song’ en de ‘musical’ verheffen boven het peil van weleer, een compromis zien te vinden tussen ‘jazz’ en symfonische ‘concertmuziek’ en naar een opening zoeken in de Westers georiënteerde muzikale potentie om haar te kunnen verbinden met de rijke en oneindig schone musische kracht der Noordamerikaanse zwarten. En dat is, in een paar zinnen gezegd, iets groots en daarom blijvends.

Zijn eerste pogingen in die richting vielen als vanzelf samen met het bestaan van ensembles als Paul ‘King of Jazz’ Whitemans symfonisch jazzorkest in de jaren na de Eerste Wereld­oorlog. Voor deze wereldberoemde groep schreef hij in 1923 zijn eerste grote successtuk, Rhapsody in Blue, dat op 7 janu­ari ’24 voor 2 piano’s in partituur stond. Het werd door zijn vriend Ferde Grofé (Whitemans ‘arrangeur’) geïnstrumenteerd voor ‘piano en jazzband’ (!) en op 12 februari ’24 tijdens het historische Aolian-Hall-Concert (vanwege Lincolsday ook wel eens ‘de emancipatie-verklaring van de Jazz’ genoemd) door Gershwin zélf aan de piano ten doop gehouden. Daarbij waren tegenwoordig: Sousa, Damrosch, Godowsky, Jascha Heifetz, Fritz Kreisler, John McCormack, Rachmaninow, Leopold Stokowski, Misja Elman, Strawinsky (dus de grootste en beroemdste interpreten en componisten van die tijd), om nog niet eens te spreken van de invloedrijkste critici uit die periode . ..

Geen belangrijke pia­nist acht het beneden zijn waardigheid deze fantasie over blues-motieven te spelen, geen zichzelf respecterende klarinet­tist laat na de moeilijke klarinetsoli te bestuderen en geen diri­gent dirigeert niet met liefde van tijd tot tijd eens het werk dat in zijn soort totnogtoe een volstrekte éénling is gebleven. Gershwin zelf speelde de partituur in 9y2 minuut (!); later heeft hij nadrukkelijk ‘snelle tempi’ verlangd en ‘verbeten‘ jazz-ritmen. De ook door Grofé gemaakte ‘symfonische’ versie is enkele minuten langer en verdoezelt het oorspronkelijke beeld om der commercie wille!

Van de Rhapsody in Blue in première-bezetting werd een grammofoonplaat gemaakt, waarvan in korte tijd één miljoen exemplaren zijn verkocht; het stuk maakte Gershwin wereldberoemd en rijk… Maar ook de an­dere ‘symfonische’ werken hebben hem geen windeieren ge­legd: Pianoconcert in F (1925; boven de schetsen stond: ’New York Concerto’), An American in Paris (1928), Second Rhapso­dy (1931; oorspronkelijke titel: ’Rhapsody in rivets’ = Klinknagel-rhapsodie, naar de eerste maten van de solopiano), Cuban Ouverture (1932; in het begin ’Rhumba’ genoemd), Variations on ”I got rhythm’ (voor piano en orkest; 1934).

De bekendste musicals met hun deels beroemd geworden songs hebben Gershwin op ’Broadway’ zowel successen en winst als teleurstellingen en verliezen gebracht: La, la Lucille (1919), Scandals of 1922 (Til build a stairway to paradise’); Lady be good (1924; ’Fascinating rhythm’, ’The man I love’, ’Oh, lady be good’), Tip Toes (1925; ’Looking for a boy’, ’That certain feeling’), Oh Kay (1925; ’Do, do, do’), Strike up the band (1927), Funny face (1927; ’S wonderful’), Show Girl (1929; ’Liza’, ’So are you’) Girl crazy (1930; Embraceable you’, ’I got rhythm’, ’Sam and Delilah’), Of thee I sing (1931; ’Who cares’), Let ’em eat cake (1933; ’Mine’). De film Shall we dance en het uit een revue als ensemblenummer gekomen lied Swanee, dat door de zwart gemaakte blanke zanger Al Jolson in Sinbad werd gezon­gen, zijn aparte hoofdstukken van Gershwins wereldroem.

Voor de lokale atmosfeer van zijn rijkgekleurde, expressieve, dramatisch-geladen meesterwerk, de opera Porgy and Bess, met haar prachtige ’spiritual’-koren, vertoefde de compo­nist een tijdlang onder de zwarten van de stad Charleston, South- Carolina, U.S.A., waar het verhaal ervan zich dan ook afspeelt. Aan dit stuk en aan het grootste deel van zijn verdere vocale oeuvre is de naam van George Gershwins broer Ira (eigenlijk Israël; soms ook Isidor genoemd) onverbrekelijk verbonden als schrijver der ’lyrics’. Zij hebben jarenlang als het ware een ’firma’ gevormd op het gebied der showbusiness en Ira Gersh­win was ontroostbaar toen George hem ontviel; naderhand heeft hij echter nog met enorm succes samengewerkt met Kurt Weill voor de muziek van A lady in the dark (’The saga of Jenny’, ’Oh, fabulous one’), met Jerorne Kern voor de film Cover Girl, met Aaron Copland voor North Star en met Harold Arlen voor de films A star is bom en A country girl. De laatste muziek die George Gershwin op een tekst van zijn broer schreef was de song Love is here to stay in de film The Goldwyn Follies (1937).

Luistert men naar Gershwins werken waarin de piano een hoofdrol speelt, waartoe behalve de boven reeds genoemde stukken ook de opmerkelijke 3 Preludes (1926) behoren, dan verbaast men er zich telkens over, hoe ’smoothless’ de aanpas­sing van ogenschijnlijk tegenstrijdige elementen van Ameri­kaanse ’jazz’ aan Europese ’serieuze muziek’ bij hem is ver­lopen; dan ervaart men dat sedert Schumann en Chopin, na een Liszt en naast een Debussy en een Ravel, het beperkte rijtje, door toetsen en hamers in trilling gebrachte snaren la­tente rijkdommen aan kleuren en klankencombinaties bevat, die slechts op een ’nieuwe’ bespeler, een weer ’andere’ fanta­sie wachtten om zich te kunnen manifesteren.

Gershwin was zo een ’andere’, nieuwe geest, die echter te vroeg tot rust is ge­bracht, om het tonenland, dat hij vóór zich zag liggen, geheel te kunnen doorkruisen. Daarom was hetgeen Ravel hem heeft gezegd toen hij in 1928 Europa bezocht (An American in Paris/) om o.a. deze, Poulenc, Milhaud en Strawinsky te ontmoeten en bij één van hen lessen te nemen, heel waar: ’Waarom wilt u een tweederangs Ravel worden, terwijl u toch een eersterangs Gershwin bent? Gaat u maar uw eigen weg! U hebt geen leraar nodig.’ Alleen, de tijd is hem niet gegund, die weg te gaan. En het was bijzonder raak wat de grote dirigent Koussevitsky eens zei: ‘Zoals een zeldzame bloem die slechts zelden bloeit, is Gershwin een originele en weinig voorkomende verschijning.’

Hij is de enige Amerikaan geweest, wie het erelidmaatschap van de Accademia Santa Cecilia van Rome werd verleend, al was hij op dat moment al buiten bewustzijn. .. Hij liet behal­ve een dure inboedel, een kostbare verzameling schilderijen na en bijna 350.000 dollar (na aftrek van de schulden), die, daar er geen testament werd gevonden, door zijn moeder werden geërfd, naar de Newyorkse wet. En dat voor een man die zijn loopbaan op zijn 16e jaar was begonnen als ’song-plugger’ bij de uitgeversfirma Remick en Co in de z.g. Tin Pan Alley, d.w.z. als een der huispianisten, die in een klein kamertje acht tot tien uur per dag nieuw-verschenen deuntjes aan eventuele gegadigden – zangers, dansers, kapelmeesters, theaterdirec- ties – moest vóórspelen. Later vertelde hij eens:

’Onder de zwarten die vaak kwamen, waren er die mij vroegen God send you back to me in zeven toonsoorten te transponeren; koormeisjes bliezen mij hun adem in de hals; menige klant behandelde mij als een stuk oud vuil, maar andere deden bijzonder aardig tegen me.’ Gershwin moet in zijn eerste ’job’ voorbeeldig ge­werkt en heel veel geleerd hebben.

Geschiedenis Muziek, Site by Moonpub NET, The Netherlands © 2021 Frontier Theme
Click to listen highlighted text!