Eerste Bedrijf: de Dichter


Meneer Slim, Vlammetje, Bolle & De Dichter


Slim zit op een bankje in het park.Vlammetje komt
aangelopen helemaal verwildert

V: Pfff, Helemaal niets te doen

S: Ah daar ben je!

V: Ben ik…

S: Ik ben blij dat ik je zie, ik dacht dat je voor altijd weg was

V: Ik ook.

S: Eindelijk weer ‘s samen. Dat moeten we vieren. Maar hoe? (denkt)
Sta op zodat ik je kan omhelzen

V: Niet nu, een andere keer.

S: Waar was je de hele tijd?

V: In een sloot

S: Een sloot? Waar?

V: (wijst) Daar

S: En ze hebben je niet in mekaar geslagen

V: Ja natuurlijk wel.

S: Dezelfde luitjes van verleden keer?

V: Dezelfde? Ik zou het niet weten, ze lijken allemaal hetzelfde

S: Komt ineens bij me op – al die jaren – wat moet er van jou
terecht komen? Je zou niets meer zijn dan een skelet, een ouwe
rammelkast van wat botjes, oh ongetwijfeld, als ik er niet was geweest

V: Nou, en wat dan nog?

S: Het is… ach wat, zomaar, je weet wel, een gedachte, plotseling
heb je er 1 en dan gebeurt er iets en ‘t is weer weg. Niks bijzonders.
Ga zitten, man, plekje is nog warm van de zon.

V: Waar?

S: Achter de wolken nu, maar zoeven was ze er nog, zeker een uur lang.

V: Da’s aardig van ‘r. Waar wachten we op?

S: Goofie. Hij zei dat hij zou komen?

V: Wie is Goofie?

S: Dat weet ik niet. Hij zou het vertellen als ie aan zou komen
dus dat horen en zien we straks wel.

Ze kijken wat rond, verveeld.

V: Wanneer?

S: Wanneer wat?

V: Straks – hij zou het vertellen wie ie is, straks als-ie komt.
Is straks zo meteen of vanavond laat of wie weet morgen,
volgende week

S: Moet je ergens heen dan?

V: Nou nee, maar zou fijn zijn te weten wanneer straks

S: Nah we zien wel, hee kijk, wie hebben we daar!

Bolle komt aangelopen. 

V: Hem? Bolle? Da’s een lopende boom. Ik wed dat die
kalende tak daar intelligenter is

S: Ach, hij kan het ook niet helpen. Je moet het doen
met wat je hebt, lichaam en geest. Moge, Bol!

V: Wat zit er in die zak. Je verstand?

B: B…roooodjes.

V: Je hoort het, hij heeft b…roooodjes meegenomen. Hoe
kwam je an die centen dan, snugger?

B: Bakker. Geef Slim ook 1, hij zei (geeft zak aan Slim)

S: Dat is wijs gesproken van die bakker Bol, ik neem er
1 dan (neemt broodje uit zak)

B: Vlam niet, heeft b..akker nie gezegd.

S: Je hoort het Vlam. Je mag toekijken. Smaakt best,
kaas ham, roomboter ook, lekker dik gesmeerd

B: Ouwe k… aaaaaas, heerlijk

S: Flink belegd zeker? dubbeldik?

B: Euh?

S: Ach, laat maar. Ga zitten, we zijn aan het wachten.

V: Er is geen ruimte genoeg op t’ bankie,

S: Bolle, je weet dat we in een toneelstuk zitten?

V: Hoe moet hij dat nu weten? Ik ben gisteren een uur
bezig geweest het uit te leggen.

S: (tegen Vlam) als jij nu die flap s’ probeert stil te houwe
dan kan ik Bol hier even vertellen wat de regels zijn t’
komende uurtje om en nabij. Anders wordt het niets en
dr’ zit een zaal vol wachtende mensen naar ons te kijken

V: Nou, wij schijnen ook te zitten wachten op die Goofie
van jou, laat ze gewoon dan fijn ook maar gaan zitten
wachten.

S: Dat was alleen maar om een beginnetje te maken, we zijn
nu vanavond even toneelspelers zogenaamd en als we het
alledrie nou een beetje leuk doen dan hebben we na afloop
gratis een etentje en de bierpomp helemaal voor ons.
Kop dicht niet zeuren.

V: Ik zeg niks, ik ga gewoon zitten wachten.

S: Goed, Bol, we zitten middenin een toneelstukje jij en ik
en die daar (wijst naar Vlammetje). We hoeven alleen maar
ons zelf te spelen en een beetje rondhangen hier bij dit bankje.
Dat moet toch niet teveel gevraagd zijn, lijkt mij.

B: Okay, toneelstukje.

S: Juist ja en jij speelt jezelf, de Bolle die je altijd bent, zonder
huis of haard, beetje dommig, weinig spraakzaam, affijn gaat
als vanzelf, gewoon zoals altijd wat onbenullig en verdwaasd
bij dit bankje blijven en alles gaat als vanzelf, komt goed
(slaat m op de schouder als beste vriend)

V: Dat… mogen we hopen. Hoe lang gaan we wachten?
Is dat al bekend?

S: We zullen zien, je weet het maar nooit met Goofie

Stilte. Ze wachten.

V: Wie heeft dat eigenlijk bedacht dat wachten? Ik bedoel,
wordt er ook iets verwacht van ons terwijl we wachten dus.

S: Niet dat ik weet, dat moeten we bezien. Ga niet zeggen
dat je nog nooit heb zitten wachten.

V: Ik zeg niks. Laat maar wachten dan.

Stilte weer.

S: Tja..

V: Wat je zegt

Beide kijken naar Bolle.

B: Euh?

S: (tegen Vlammetje) Geen probleem. Hij snapt het.

V: Pfff, toch wel vermoeiend zo wachten. Meer nog als
je niet weet waarop. Wat weet jij wat ik niet weet van
die Goofie?

S: Niet veel meer dan jij al weet. Ik ben al net zo wachtend
als jij, Goofie zal het ons wel vertellen

V: Etentje na afloop?

S: Etent na afloop, restaurant paar straten verderop,
zoveel je wilt.

V: Drank gratis?

S: Zelfbediening van de bierpomp. Zaak is afgehuurd voor de afterparty

V: Okay, daar wil ik wel voor wachten dan.

Alweer wachtende stilte.

S: (part uit Waiting for Godot) als het niet nu is dan is het straks,
en als het niet straks is nou dan zou het nu moeten zijn…

V: Moet ik daarop iets antwoorden of zo?

S: Heb je het script niet gelezen, of zo? Kijk, van Bolle hier
kan ik dat begrijpen maar jij…

V: Ja ja okay, het script. Wat je al niet moet doen bij gewoon wat
wachten. Mijn rol zegt dan …

S: Ik denk dat het niet zon’ success wordt dat wachten op Goofie.
Laten we maar gewoon onszelf zijn, wel of geen Goofie

V: Goofie of niet, ik ben daar al lang overheen al dat wachten

S: Precies. Is niet echt een juiste bestemming, drie zwervers
met een soort van wachten op Goofie op te zadelen.

V: Trouwens…  – ik wist niet dat jij…. van die wijze boeken
las… Als je sowieso ooit wat leest

S: Ik weet niet wat je bedoelt

V: Als het niet nu is dan is het straks, wat je zo net zei. Da’s …

S: Als het niet nu is dan is het straks en als het niet straks is
nou dan zou het nu moeten zijn – bedoel je dat?

V: Ja precies, je weet hopelijk wie dat ook eens gezegd heeft

S: Ik zou het niet weten, opgepikt in de kroeg waarschijnlijk,
klinkt alsof Johan Cruyff het bedacht heeft

V: O dat.. in die trant van: als het niet te laat is dan zijn we op tijd

S: Ach so, and dan als we niet op tijd zijn dan zijn we te laat

V: (denkt na) Nou, nee, kan ook zijn dat we dan te vroeg zijn natuurlijk

S: Dat maakt ons wachten op Goofie wel heel twijfelachtig, Vlam.
Zijn we te laat of te vroeg?

V: Voor wat?

S: Voor Goofie, hij zou komen had-ie gezegd. Maar aangezien er
niemand is zijn we te laat of te vroeg

V: Ik zou het niet weten. Wie zegt niet dat hij het gewoon vergeten
is en zitten we hier voor noppes

S: Noppes. Wachten op Noppes, ja zo had ik het nog niet gezien…

Een ander persoon, een dichter, is onderwijl het podium op
gekomen met
een bijzettafeltje. Schijnbaar is hij bezig met
te schrijven. Keert zich nog steeds zittend naar het publiek
en draagt voor:

DICHTER:
Vroeger was het heel gewoon te rijmen

al datgene dat je vond en dacht
Men zat de zinnen aan elkaar te lijmen
dat gaf een bond, dat werd verwacht
Zo kwam Shakespeare tot zijn spelen

en deed Vondel al zijn schrijven
Maar is het vandaag nog steeds wel aan te bevelen?
ach, waarom kon het niet zo blijven?

S: Ik heb het idee dat we een nieuwe bezoeker hebben Vlam

V: Da’s niks bijzonders. Het is een park Slim, publiekeluk
geopend. iedereen is hier bezoeker, honderden

S: Nee, ik bedoel een regelmatige, zo eentje die je elke dag
weer ziet. Daar, bij dat tafeltje.

V: Ach, die doet gewoon z’n lunchpauze, pleite bij het eerste
regendruppeltje. ‘t is niet Goofie denk je?

S: Nee, ik heb m gister en eergister ook al gezien, een nieuwe
parkbezoeker, lunchpauze waarschijnlijk

V: Wie weet, zit-ie ook op Goofie te wachten. Moeten we niet
even gaan het hem gaan vragen?

S: Ach nee, laat maar. Je moet mensen niet ongewenst lastig
vallen.

Dik Wolkendek zwaar peinsend met pen in zijn mond onderwijl
weer bezig te schrijven. Dit keer staat hij op en draagt weer voor:

DICHTER:
Mijn loonstrookje is deze maand weer zeer bezienswaardig

Ik ben zowaar weer enkele weken een beetje weer aardig kredietwaardig
En bij de winkels in de buurt weer bekend als geld- en achtenswaardig
Dus kom op, het is vrijdag, doe nu niet weer zo vervelend en boosaardig
Ik weet een restaurantje en men zegt die is aanbevelingswaardig
‘t Personeel goedaardig en hulpvaardig en ‘t eten lovenswaardig
Wordt op je bord gezet zo schitterend mooi en kunstvaardig
Kom, ‘t is weekend, wees nu eens aardig en toon je zachtaardig
Vanavond gaan we uit en ik beloof: deze keer wordt ‘t gedenkwaardig
‘t Is vrijdagavond en ‘t loon is gestort, en ‘t leven voor even wat minder
… wreedaardig.

S: Toe maar zeg! Het is dichter, een straatdichter. Zo zie je ze
niet vaak Vlam.

V: Nah dan mag ik toch hopen dat-ie er geen gewoonte van
dat voordragen gaat maken. Ik heb liever niet dat taalgereutel
hier bij het bankje, ook al is het op rijm

S: Cultuurbarbaar die je bent! Maar is waar, als-ie wat centen
er denkt er mee te verdienen dan moet-ie dat voordragen doen
waar het wat drukker is.

V: Schijnt dat wij met op dit bankje zitten de mensen wegjagen.
Heb je je ooit wel ‘s afgevraagd waarom het op dit plekje altijd
zo rustig is, zonder veel voorbijgangers? (kijkt naar Bolle)

S: Nee niet echt. Bevalt me wel dat rustige. Het is ons plekkie, Vlam

V: Komt door hem waarschijnlijk (wijst naar Bolle). Niet echt een
persoon die je wilt tegenkomen ‘s nachts in een verlaten steegje

S: (staat op, strekt zich) Wordt toch ‘s tijd dat jij en Bolle het een
beetje met mekaar gaan vinden, Vlam. Tijd voor tussenpoos lijkt,
even rondje maken, WCeetje doen. Blijf even zitten jij, je weet het
maar nooit met die Goofie. Zo weer terug.

V: Ja laat mij hier maar wegkwijnen met dat wachten.
Dit wordt niet vergeten Slim

S: (komt weer terug) Laat de toneelregisseur een muziekje opzetten.
Zie maar of je Bolle aan het praten krijgt onderwijl. Tien minuten.

Licht uit en muziekje. Einde Eerste Bedrijf.